september-oktober 2019 | nr 5

Inhoud | jaargang 47, nummer 5 |
  • Maxime Rodinson en de Kwestie Palestina (pp. 4-6).
  • Christelijk zionisme bestrijden in het tijdperk-Trump (pp. 7-10).
  • Pro-zionisme en antisemitisme zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden – en dat is altijd al zo geweest (pp. 11-14).
  • De systematische verdrijving in 1967 van Syriërs van de Hoogvlakte van Golan (pp. 15-17).
  • De Hoogvlakte van Golan – basisgegevens (p. 18).
  • Dayans postuum gepubliceerde uitspraken over de verovering van de Golan: het einde van een mythe ? (p. 19).
  • Quineitra – de dood van een stad (een brief uit 1974 + foto’s) (pp. 20-21).
  • VN-Algemene Vergadering – Resolutie 3240 (1974) – veroordeling verwoesting Quneitra (p. 20).
  • Wat beweegt Israel om de Hoogvlakte van Golan op te eisen: water ! (pp. 22-23).
  • VN-Veiligheidsraadresolutie 497 (1981) – veroordeling annexatie Golan (p. 24).
  • Druzen op de Golan, houd vol ! (pp. 25-27).
  • Trump: Verklaring inzake de Erkenning van de Hoogvlakte van Golan als Deel van het Grondgebied van de Staat Israel (2019) (p. 27).
  • Israelische academici die na 1967 Palestijnen ertoe moesten bewegen Palestina voorgoed te verlaten (pp. 28-30).
  • Hoe Israel Palestijnen uit Gaza probeert te verdrijven (pp. 31-32).
  • Verdrijven van Palestijnen is altijd het beleid van Israel geweest (pp. 33-34).
  • Israels behandeling van de bedoeïenen is een ‘afschuwelijke misdaad’, zegt Palestijns Knesset-lid Sa’id al-Harumi (pp. 35-36).
  • Israels enige kerncentrale lekt terwijl een nucleaire waakhond erachter komt dat Israel over 100 kernwapens beschikt (pp. 37-38).
  • Uitslag algemene verkiezingen in Israel van 17 september 2019 (p. 39).
Redactioneel
de vergeten Golan

Na Mexico, Venezuela en Noord-Korea heeft nu ook Iran te maken gekregen met de stijl van politiek bedrijven van de Amerikaanse president Donald Trump, waarvan grove intimidatie het kenmerk is.

Nadat de Verenigde Staten afgelopen jaar het moeizaam overeengekomen nucleair akkoord uit 2015 tussen de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad plus Duitsland enerzijds, en Iran anderzijds, eenzijdig had opgezegd, gevolgd door het opvoeren van het economische sanctieregime tegen Teheran, is het de afgelopen weken in de Perzische/Arabische Golf tot schermutselingen gekomen (aanslagen op olietankers, het neerhalen van een Amerikaanse drone enzovoort).

Grote aanjagers van de escalatie met Iran zijn Israel en Saoedi-Arabië (met in zijn kielzog enkele andere Golfstaten). Van meet af aan hebben deze zich krachtig uitgesproken tegen het eerdergenoemde nucleair akkoord met Iran. Bij de regering-Trump hebben zij een gewillig oor gevonden.

Waardoor is de opstelling van Israel, Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten ingegeven ?

Israel probeert de wereld al jarenlang aan te praten dat een nucleair Iran voor dat land een ‘existentiële bedreiging’ vormt. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het nucleair programma van Iran toewerkt naar de productie van atoomwapens. Bewijzen daarvoor zijn echter nooit geleverd. Zelfs de diverse Amerikaanse inlichtingendiensten spreken het tegen.

Maar zelfs wanneer Iran over kernwapens zou gaan beschikken, dan nog kunnen deze nooit offensief ingezet worden – omringd en omsingeld als Iran is door atoommachten, waaronder Israel en de Verenigde Staten. Want een nucleaire aanval van Iran op de atoommacht Israel zal het einde van Iran betekenen (Israel beschikt over onderzeeërs die met  atoomwapens zijn uitgerust en die zich ver buiten Israels territoriale wateren bevinden; kortom in geval van een nucleaire aanval zal het een zogeheten second strike kunnen uitdelen).

Voor Israel dient de ‘existentiële dreiging’ die van een nucleair Iran zou uitgaan dan ook een heel ander doel: zij leidt de aandacht van de wereld af van de grove onderdrukking van de Palestijnen en de stelselmatige verwoesting van hun leefgebied; in het aangrenzende Libanon zet zij Hizbullah onder druk – een nauwe bondgenoot van Iran en de enige militaire macht in de regio waarmee Israel bij zijn militaire avonturen over de grens rekening te houden heeft; en in de praktijk biedt zij het perspectief van normalisering van de betrekkingen met de Golfstaten ten nadele van de positie van de Palestijnen.

Saoedi-Arabië en enkele andere Golfstaten hebben met Iran als nabijgelegen regionale grootmacht te maken, maar dat kan op zich niet de verklaring voor de huidige escalatie zijn. Wat eerder speelt, is dat het soennitische Saoedi-Arabische koningshuis dat zich van oudsher opwerp als de leider van de islamitische wereld (‘Bewaker van de Heilige Plaatsen Mekka en Medina’), sinds de Islamitische Revolutie van 1979 in het shi’itische Iran die positie betwist heeft gezien door de opkomst en de groeiende invloed van shi’itische politieke en militaire krachten in de regio – met Iran voorop. Ook een aantal westerse grootmachten zijn Iran als een bedreiging gaan zien. In zijn belegerde positie heeft Iran de achterliggende decennia door middel van politieke en militaire interventies zijn positie buiten de grenzen proberen te versterken. Daarin is het in belangrijke mate geslaagd – in onder meer Libanon, Irak en Syrië. Andere politieke spelers in de regio voelen zich daardoor bedreigd.

Hoewel de Verenigde Staten en Iran de afgelopen jaren in Irak en Syrië in de strijd tegen Islamitische Staat (IS) indirect met elkaar hebben samengewerkt, zijn met de nederlaag van IS de verhoudingen anders komen te liggen. Washington is daarbij op verzoeken van de Golfstaten ingegaan om actief de groeiende invloed van Iran in de regio een halt toe te roepen. Trump denkt dit – zoals gezegd – met grove intimidatie en verscherpte economische sancties te kunnen bereiken.

In deze context plaatsen diverse Golfstaten mega-orders bij de Amerikaanse wapenindustrie. Ook zijn zij bereid om in het kader van Trumps zogeheten Deal of the Century over Israel/Palestina hun partijtje mee te blazen. Dat de inhoud daarvan haaks staat op hun eerder gepresenteerde ‘Arabische Vredesinitiatief’, lijkt er niet toe te doen.

De Palestijnse wetenschapper Ibrahim Freihat wijst er in dit nummer van Soemoed echter op, dat het bestrijden van ‘de Iraanse dreiging’ voor zowel de Verenigde Staten als Israel zo zijn grenzen kent. Want met het volledig wegnemen van die ‘dreiging’ is in Amerikaanse en Israelische ogen geen belang gediend: de Amerikaanse wapenindustrie zal mega-orders uit Golfstaten wel kunnen vergeten; de kapitaalkrachtige maar zwakke Golfstaten zullen door Washington en Israel minder gemakkelijk te manipuleren zijn; en Israel zelf zal het lastiger krijgen om geavanceerde militaire technologie (en financiële steun) van Washington los te krijgen, die vanouds bedoeld is om Israels militaire hegemonie in de regio in stand te houden.

Op zijn beurt kan Iran zich een escalerend conflict met de Verenigde Staten niet permitteren. Als gevolg van de economische sancties zit de economie van het land inmiddels zwaar in het slob. Dat neemt niet weg dat Iran zich tot het uiterste zal verdedigen – met conventionele, maar vooral met niet-conventionele strijdmethoden. Trump heeft herhaaldelijk aangegeven dat de Verenigde Staten zich uit slepende militaire confrontaties moeten terugtrekken – laat staan daarin verwikkeld te raken.

Komt bij dat Teheran voor de regering-Trump niet de grootste uitdaging vormt. Eerder is dat de praktische doorvoering van haar ‘America First’-politiek en de aanzwellende confrontatie met de economische grootmacht China.

Dit nummer van Soemoed bevat onder meer een dossier over de Hoogvlakte van Golan – door Israel in 1967 veroverd Syrisch grondgebied.

Groot zijn de overeenkomsten tussen wat zich daar in dat jaar en 19 jaar eerder – tijdens Al-Nakba (de Catastrofe) van 1948 – elders in de regio heeft voltrokken. Met het verschil dat het bij de Golan voor velen om een vergeten drama gaat.

In de Juni-Oorlog van 1967 wist Israel binnen enkele dagen twee derde van het grondgebied van de Golan op Syrië te veroveren (plus de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, de Strook van Gaza en de Sinaï op respectievelijk Jordanië en Egypte).

Op de Golan ontrolde zich vervolgens het draaiboek dat wij uit 1948 al kenden: massale verdrijving van de autochtone bevolking, weigering om eerder voor het oorlogsgeweld gevluchte bewoners te laten terugkeren. Daarbij ging het om rond 143.000 van de 150.000 bewoners, ofwel om 95 procent ! Alleen een deel van de druzische gemeenschap – rond 7000 personen – is ongemoeid gelaten.

Om hun terugkeer te bemoeilijken zijn hun woonoorden daarop systematisch verwoest. Dan hebben wij het over rond 275 gehuchten, dorpen en stadjes – in een later stadium nog gevolgd door de provinciehoofdstad Quneitra met vóór het uitbreken van de oorlog 20.000 inwoners. Kortom oorlogsmisdaden – onder meer etnische zuivering – waarvoor Israel door de internationale gemeenschap nooit ter verantwoording is geroepen.

Alle met succes in het Westen aan de man gebrachte argumenten dat de politiek van Israel inzake de Golan destijds door louter defensieve overwegingen ingegeven zou zijn, zijn inmiddels onderuit gehaald. Zo is er het postuum gepubliceerde interview met oud-generaal Moshe Dayan (waarvan fragmenten elders in dit nummer van Soemoed zijn afgedrukt). Daarin gaf deze toe dat Israel, voorafgaande aan de oorlog, Syrië stelselmatig tot een gewapend treffen heeft geprobeerd te provoceren, om in het verlengde daarvan greep op de Golan te kunnen krijgen. Tot die provocaties is de toenmalige premier Levi Eshkol aangezet door mensen in zijn omgeving die hun oog op de vruchtbare grond van de Golan hadden laten vallen. De Juni-Oorlog heeft daartoe een ‘historische kans’ geboden.

Behalve vruchtbare grond is er op de Golan veel water. Een groot deel daarvan stroomt uit in het Meer van Tiberias, dat deels aan Israel grenst en voor dat land vanouds het belangrijkste zoetwaterbekken vormt. Ook de strategische ligging van de Golan – een hoogvlakte op slechts 60 km van de Syrische hoofdstad Damascus – speelde een grote rol. Op de Golan is na 1967 dan ook een geavanceerd afluisterstation gebouwd, waarmee Syrische communicatie wordt onderschept.

Grond, water en een strategische ligging: na 1967 is door geen enkele Israelische regering overwogen om de Golan in het kader van een regeling met Syrië te ontruimen – alle vredesschijnbewegingen ten spijt. Met de vestiging van joodse kolonisten – inmiddels rond 20.000 verspreid over 34 joodse nederzettingen – werd het annexatiestreven onderbouwd. Net als dat sinds 1967 op de Westelijke Jordaanoever het geval is.

De laatste keer dat het overleg tussen Israel en Syrië vastliep, was ten tijde van het presidentschap van Bill Clinton. Syrië eiste – in ruil voor normalisering van de onderlinge betrekkingen – volledige teruggave van de Golan – net als Egypte dat destijds in het geval van de Sinaï had geëist en had gekregen. Dat wilde zeggen: terug naar de bestandslijn van 1949 die sinds dat jaar internationaal gold als de grens tussen beide landen. Israel weigerde op deze eis in te gaan. Tel Aviv wilde onder meer een strook grond langs de Syrische oever van het Meer van Tiberias blijven controleren, om te verhinderen dat Syrië als oeverstaat eveneens aanspraak op een deel van het water van het Meer van Tiberias zou kunnen maken.

In 2011 brak in Syrië een opstand tegen het regime van Bashar al-Assad uit. Die is zoals bekend uitgedraaid op een zeer bloedige en verwoestende burgeroorlog, mede omdat een reeks regionale en mondiale machten zich erin zijn gaan mengen – waaronder Israel. Inmiddels lijkt het Assad-regime met steun van buitenaf de diepe crisis overleefd te hebben. Maar daarmee is dan ook wel alles gezegd. Voorlopig zal het regime niet in de positie zijn om de Golan-kwestie opnieuw op te pakken. Deze is daarmee verder dan ooit naar de achtergrond verschoven.

Wie heeft het tegenwoordig nog over de Golan ? Ja, premier Benjamin Netanyahoe en president Donald Trump. Eerder dit jaar ondertekende deze laatste een besluit van de Amerikaanse regering om de Golan voortaan te rekenen tot het grondgebied van de Staat Israel. Een grove schending van het internationaal recht, die breed is veroordeeld (zonder daaraan, zoals gebruikelijk, consequenties te verbinden). Als dank voor deze Amerikaanse ‘geste’ verleende Netanyahoe – altijd goed voor een mediastunt – aan een nieuwe joodse nederzetting op de Golan (dat zal dan nummer 35 zijn) de naam Ramat Trump (de Hoogte van Trump).

Na Oost-Jeruzalem en de Golan, staat nu de Jordaanvallei bovenaan Israels annexatie-agenda.

In het voorafgaande is gewezen op de politiek van verdrijving van Palestijnen (en Syriërs) door Israel – in 1948, in 1967 … tot op de dag van vandaag. In enkele bijdragen wordt in dit nummer van Soemoed aandacht besteed aan verdrijving als uitgangspunt van Israelisch beleid, volgens het aloude zionistische adagium: zoveel mogelijk van de grond van Palestina in bezit nemen met daarop zo weinig mogelijk Palestijnse bewoners.

Pro-zionisme en antisemitisme zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden – en dat is altijd al zo geweest

Joseph Massad

 

 

Pro-zionisme is tegenwoordig de enige respectabele vorm van antisemitisme – eentje die in de armen wordt gesloten door zowel de Israelische regering als pro-zionistische witte nationalisten alom.

 

In het licht van het toegenomen succes van de beweging Boycot, Desinvesteren & Sancties (BDS) is de afgelopen jaren door pro-Israelische stemmen grote bezorgdheid geuit over de ‘antisemitische’ motieven van alle bewegingen die zich verzetten tegen het joodse nederzettingenbeleid, het staatsracisme en de militaire bezetting.

Pleitbezorgers van de Staat Israel willen de feiten zoals deze zijn gedocumenteerd, corrigeren. Zij beweren dat antisemitisme tegenwoordig niet langer een rechtse ideologie is, maar vaker een linkse herkomst heeft.

Dit is geen nieuwe strategie, maar een oud, van staatswege ondersteund plan om Palestijnen aan te vallen en critici van Israel in de Verenigde Staten en in links-Europa, die na 1967 van zich lieten horen, zwart te maken.

onderdrukking van Palestijnen

In de twee decennia tussen de oprichting van de Staat Israel – de Israelische kolonie – en de invallen in 1967 in Jordanië, Egypte en Syrië, waren wit-Amerika en links-Europa bijzonder ingenomen met die staat en verdedigden zij deze telkens opnieuw tegen de aanklachten van de verdreven en onderdrukte inheemse Palestijnen van wie Israel zich inmiddels de grond en middelen van bestaan ​​had toegeëigend.

Na de invasies van 1967, de opkomst van de Amerikaanse burgerrechten- en bevrijdingsbewegingen en studentenopstanden in Frankrijk en elders, begon er echter verandering te komen in die situatie. Een minderheid van wit-links in de Verenigde Staten en West-Europa uitte voor het eerst kritiek op Israel. Het Israelische leiderschap en pro-zionistische kringen in de Verenigde Staten en West-Europa maakten zich hier ernstig zorgen over.

Hoewel de Israelische regering inmiddels enorme bedragen heeft besteed aan het verzet tegen dergelijke kritiek – waaronder 72 miljoen dollar om BDS te bestrijden – was haar reactie in 1972 minder ingrijpend, zo niet minder effectief. Tijdens een jaarconferentie in Israel, gesponsord door het American Jewish Congress, zette de voormalige Israelische minister van Buitenlandse Zaken Abba Eban de nieuwe strategie uiteen: ‘Laat hierover geen misverstand bestaan: Nieuw-Links is de grondlegger van het nieuwe antisemitisme … het onderscheid tussen antisemitisme en antizionisme is helemaal geen onderscheid. Antizionisme is niets anders dan het nieuwe antisemitisme.’

Terwijl niet-joodse critici als antisemieten werden weggezet, beschreef Eban twee joods-Amerikaanse critici (hoogleraar Noam Chomsky en de journalist I.F. Stone) als lijdend aan een complex van ‘schuldgevoelens over de joodse overleving’. Hun waarden en ideologie – waarmee antikolonialisme en antiracisme werden bedoeld – ‘zijn in conflict en botsen met onze eigen wereld van joodse waarden’.

Ebans vereenzelviging van het Israelische koloniale en racistische beleid met de joodse traditie was een essentieel onderdeel van het zionisme, in het kader waarvan alle joden medeplichtig zijn aan de acties en idealen van Israel.

een klassiek bondgenootschap

De strategie om antizionisme gelijk te stellen aan antisemitisme is in feite een strategie om het zeer reële, klassieke antisemitisme – dat sinds circa 1890 verbonden is geweest met de zionistische beweging en dat nog altijd van kracht is – te maskeren en de aandacht ervan af ​​te leiden.

In zijn pamflet Der Judenstaat (De Joodse Staat) uit 1896 zet de grondlegger van het zionisme, Theodor Herzl, uiteen dat het zionistische project met antisemieten de wens gemeen heeft om Europa van zijn joden te ontdoen en hen naar een koloniaal gebied buiten Europa te sturen.

Volgens hem zouden ‘de regeringen van alle landen die geteisterd worden door antisemitisme, popelen om ons te helpen bij het verkrijgen van de door ons gewenste soevereiniteit’ en zouden ‘niet alleen arme joden’ bereid zijn bij te dragen aan een immigratiefonds voor Europese joden, maar ook christenen die van hen af wilden.

In zijn dagboeken voegde hij hieraan toe: ‘De antisemieten zullen onze meest betrouwbare vrienden worden, de antisemitische landen onze bondgenoten.’

Toen in het begin van de 20e eeuw in Groot-Brittannië een golf van antisemitisme ontstond naar aanleiding van de kwestie van het al of niet toelaten van joodse vluchtelingen die probeerden te ontkomen aan de Russische pogroms, was het Herzl die Britse antisemitische ambtenaren adviseerde, dat als zij het zionistisch kolonialisme in Palestina zouden steunen, zij geen joodse vluchtelingen in Groot-Brittannië hoefden toe te laten.

Een Britse bondgenoot van Herzl was destijds de voormalige koloniale secretaris, Joseph Chamberlain, die geloofde dat ‘joods’ geld zou bijdragen aan het Britse imperialisme wanneer Groot-Brittannië het zionistische project zou goedkeuren.

Toen de voormalige Britse premier lord Arthur Balfour de Vreemdelingenwet van 1905 om de Oost-Europese joodse immigratie naar het Brits imperium stop te zetten aan het Lagerhuis voorlegde, wilde hij het land redden van het ‘absolute kwaad’ van joodse immigratie.

Evenals Chamberlain had Balfour een andere koloniale bestemming voor joodse immigranten voor ogen. Het is niet zo dat Balfour eerst een antisemiet was en vervolgens pro-joods werd toen hij de zogeheten Balfour Declaration van 1917 afgaf, maar eerder dat zijn pro-zionistische opvattingen werden geactiveerd door zijn antisemitisme.

Churchills koppeling

Winston Churchill wordt ook door zionisten beschouwd als een van de helden van het ‘Joodse Volk’, terwijl het antisemitisme van Churchill legendarisch was. Hij beschouwde het communisme als een joodse samenzwering om de wereld te veroveren en steunde het zionisme, dat een koloniale oplossing bood voor ‘het Joodse probleem’, waardoor het communisme zou worden ondermijnd.

Men zou kunnen beweren dat, afgezien van Herzls eigen ideologische uitspraken en opportunisme, de vroege zionisten zwak en wanhopig waren, en dus helaas een pact met de duivel moesten sluiten om hun project te kunnen realiseren. Daarom stelden zij zich vergevingsgezind op ten aanzien van het antisemitisme van hun bondgenoten.

Maar dit is moeilijk staande te houden, niet alleen omdat het huidige Israelische leiderschap en zijn pro-zionistische bondgenoten in Europa en de Verenigde Staten politici als Chamberlain, Balfour en Churchill blijven eren, maar ook – en dat is van groter belang – omdat de leiders van Israel, net als het zionistische leiderschap voorafgaand aan de vorming van de Staat, sinds de oprichting daarvan in 1948 consequent bondgenootschappen zijn blijven vormen met antisemieten en witte kolonisten.

Sterker nog, de leiders van het land – net als voorheen de zionisten – bleven antisemitisme negeren als het afkomstig was van pro-zionistische krachten, of in ieder geval van krachten die geen antizionisten waren. Geen woord van de kant van Israel, bijvoorbeeld, over het antisemitische McCarthyisme in de Verenigde Staten rond 1950, gericht tegen joden als communisten en communisten als joden, te vergelijken met Churchills koppeling. En dit is nog maar één voorbeeld.

De zionistische beweging koos ervoor om haar koloniale staat ‘Israel’ te noemen. Dat is de naam die de Thora aan Jacob gaf, waar de kinderen van Israel het ‘Joodse Volk’ worden. Deze keuze was niet willekeurig. Door zijn staat zo te noemen, koppelde de zionistische beweging haar koloniale project aan alle joden, ondanks het feit dat de meerderheid van het wereldjodendom de beweging niet steunde en heden ten dage nog altijd weigert in Israel te wonen.

de voortzetting van Herzls erfenis

Als het zionisme een ander woord zou zijn voor het jodendom en de joden, en als Israel het joodse volk is – en niet alleen de vermeende staat van de joden – zouden alle pro-zionisten per definitie niet antisemitisch zijn. En als klassiek antisemitisme daadwerkelijk staat voor racisme tegen joden in de diaspora, dan hoeft de zionistische beweging zich geen zorgen te maken, aangezien het haar doel was en is om de joodse diaspora te beëindigen.

Dit is de reden dat pro-zionistische antisemieten door Israel en zijn aanhangers als pro-joods worden beschouwd. Degenen die tegen het zionisme zijn en kritiek hebben op de staat Israel, en die zich ook verzetten tegen het klassieke antisemitisme dat zich richt op de diaspora-joden, worden beschouwd als ware ‘antisemieten’.

Wat in verontrustende mate heeft ontbroken aan de recente officiële Amerikaanse, Europese en Britse instemming met de gelijkstelling door de Israelische regering van antizionisme met antisemitisme, is een verwijzing naar het endemische antisemitisme van pro-Israelische kringen – vóór en na 1967.

Ebans zorgen over het ‘nieuwe antisemitisme’ werden, voorspelbaar genoeg, nooit geuit in contacten met antisemieten die pro-Israel en pro-zionisme zijn.

Israel stond ook achter de Paraguayaanse dictator Alfredo Stroessner, die antisemitische campagnes op touw zette tegen Paraguayaanse joden die hem bestreden, maar Israel, dat hem van wapens voorzag, steunde.
Bovendien was Israel eind jaren zeventig en tachtig bondgenoot van de Argentijnse coupplegers en verleende hen militaire steun, terwijl zij joodse dissidenten martelden, vermoordden of lieten verdwijnen.

een ‘verbale aanval’

Dit was ook het standpunt van de Israelische regering tegenover Amerikaanse evangelisten. Jerry Falwell, oprichter van de Moral Majority – een rechts-fundamentalistische christelijke organisatie die de meest fervente rechts-christelijke voorstander van Israel zou worden – beweerde dat de antichrist een jood was. Desalniettemin loofden Israelische leiders en de hoofden van de belangrijkste pro-Israelische joods-Amerikaanse organisaties bij zijn dood in 2007 Falwells steun aan Israel, ‘ondanks’ enkele ‘verschillen van mening’ die zij met hem hadden gehad.

Eban maakte zich in 1972 zorgen over alle niet-joodse critici en een paar joodse intellectuelen met kritiek op Israel. Maar de pro-zionistische bezorgdheid werd rond 2007 nog eens geïntensiveerd door het veel grotere aantal Amerikaanse joodse critici van Israel.

David Harris, uitvoerend directeur van het American Jewish Committee, publiceerde een essay waarin hij verklaarde: ‘Misschien wel het meest verrassende – en verontrustende – kenmerk van deze nieuwe trend is de zeer openbare deelname van sommige joden aan de verbale aanval tegen het zionisme en de joodse staat.’ Hij voegde daaraan toe dat degenen die zich verzetten tegen het bestaansrecht van de Staat Israel, ‘jood en niet-jood, hierop moeten worden aangesproken’.

Sindsdien hebben de leiders van Israel zich niet alleen kritiekloos opgesteld tegenover rechtse, witte supremacistische Europese en Amerikaanse bewegingen waarmee het land een bondgenootschap heeft, maar bleven zij ook het antisemitisme van dergelijke bewegingen negeren. Dit wordt hen kennelijk vergeven in ruil voor hun steun aan Israel en het zionisme.

Het verhaal heeft zich onlangs herhaald in de vorm van Israels steun voor Oekraïense antisemieten, Hongaarse en Poolse antisemieten en zelfs Duitse en Oostenrijkse antisemieten. Dit was van belang voor de recente Israelische druk om kritiek op Israel in de Europese Unie en de Verenigde Staten strafbaar te stellen.

bewapening van neonazistische milities

Het begon met de goedkeuring door de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) van een werkdefinitie van antisemitisme in 2016, waaronder ‘manifestaties … gericht tegen de Staat Israel, als instrument van joodse collectiviteit’. Toen de EU in december 2018 een maatregel aannam waarin antizionistische standpunten en standpunten waarin kritiek werd geuit op Israel werden omschreven als antisemitisme, was het de rechtse Oostenrijkse regering, waartoe ook een neonazistische partij behoort, die aandrong op goedkeuring.

In Hongarije ging premier Benjamin Netanyahoe zo ver, dat hij de Israelische ambassadeur in Boedapest berispte voor een verklaring waarin deze milde bezorgdheid had geuit over het anti-joodse racisme van Orban. Op bevel van Netanyahoe trok het Israelische Ministerie van Buitenlandse Zaken de verklaring in.

In Oekraïne bewapent Israel neonazistische milities, met name het Azovbataljon. Azov-leider Andriy Biletsky verklaarde in 2014 dat ‘het de historische missie van onze natie … is om de blanke rassen van de wereld te leiden in een ultieme kruistocht om te overleven. Een kruistocht tegen de door semieten geleide Untermenschen. ‘

De Duitse partij Alternative für Deutschland (AfD) is een extreemrechtse organisatie die in september 2019 bijna 100 zetels won in de parlementsverkiezingen in Duitsland, tot consternatie van de joodse gemeenschap in het land. Volgens critici draagt de partij neonazistische ideeën uit. Ook de AfD steunt Israel: vicevoorzitter Beatrix von Storch, kleindochter van de laatste minister van Financiën van Hitler, verklaarde tegenover het nieuwsmagazine The Jerusalem Report: ‘Israel kan een rolmodel zijn voor Duitsland, als land dat inspanningen levert om zijn unieke cultuur en tradities te behouden.’

Dit sluit aan bij de redenering van de Amerikaanse neonazistische demagoog Richard Spencer, die naar zijn missie verwees als een ‘soort wit zionisme’. Israel, voegde hij daaraan toe, is ‘de belangrijkste en misschien wel de meest revolutionaire etnostaat, en speelt voor mij een gidsrol’. Israel en zijn leiders hebben niet gereageerd op zijn verklaringen.

aanvallen op synagogen

Toen president Donald Trump Amerikaanse joden op een feest in het Witte Huis in december 2018 vertelde dat zijn vicepresident veel genegenheid had voor ‘jullie land’, maakte Israel geen bezwaar – noch had het er bezwaar tegen dat Trump tegenover een groep Amerikaanse joden een paar weken geleden refereerde aan Netanyahoe als ‘jullie premier’.

De steun voor Israel onder witte supremacistische Amerikaanse groepen gaat samen met hun antisemitische propaganda, zoals bijvoorbeeld in Charlottesville, maar ook in oktober 2018 in Pittsburgh, toen een witte supremacist in een synagoge elf joodse gelovigen afslachtte, of in april 2019 in San Diego, met de zoveelste aanval op een synagoge, die één dode en een aantal gewonden tot gevolg had.

Pro-zionistisch rechts antisemitisme blijft joodse levens in de Verenigde Staten en Europa bedreigen. Progressieve Amerikaanse en Europese joden, christenen, moslims en mensen van alle geloofsovertuigingen hebben zich aangesloten bij antizionistische bewegingen en bewegingen die zich verzetten tegen het Israelische racistische en koloniale beleid, en zich inzetten voor de bestrijding van antisemitisme. Ondertussen maken pro-Israelische joden en niet-joden deel uit van pro-zionistische bewegingen die het fysieke bestaan ​​van Amerikaanse en Europese joden bedreigen met hun antisemitisme.

Het is de hoogste tijd dat pro-zionistische Amerikaanse en Europese joodse organisaties zich in hun rapporten specifiek gaan bezighouden met pro-zionistisch antisemitisme, zoals zij dat ook doen wanneer zij zich richten tegen antizionisten.

Antisemitisme en antizionisme zijn niet hetzelfde, zoals Eban, de Israelische regering en hun aanhangers ons willen doen geloven. Wel is het zo dat antisemitisme, pro-zionisme, racisme en pro-kolonialisme onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.

lof voor oorlogsmisdaden

Tegenwoordig is pro-zionisme eigenlijk de enige respectabele vorm van antisemitisme – zowel de Israelische regering als pro-zionisten over de hele wereld vinden het een goede zaak en zien het als een zegen voor de staat Israel.

Wanneer pro-zionisten Israelische invasies en oorlogsmisdaden beschouwen als joodse prestaties, wordt dat toegejuicht door Israel en zijn aanhangers – maar wanneer anti-zionisten Israelische misdaden en invasies veroordelen als strafbare feiten die zijn begaan door de Israelische regering en zeer zeker niet door het joodse volk, noemen Israel en zijn pro-zionistische aanhangers hen antisemieten.

Israel definieert zichzelf als ‘Joodse Staat’ en houdt vol dat het stelen van het thuisland van het Palestijnse volk, het koloniseren van hun grond, en hen verdrijven en bombarderen, allemaal worden uitgevoerd in de naam van het ‘Joodse Volk’. Beweerd wordt dat wat Israel doet, wordt gemandateerd door zijn ‘Joodse’ ethiek en dat degenen die Israel veroordelen, joden veroordelen.

Het is eigenlijk ironisch dat de meeste critici van Israel het Israelische standpunt verwerpen dat Israel alle joden vertegenwoordigt. Daarbij stellen zij dat Israels racistische wetten en koloniaal beleid voor rekening zijn van opeenvolgende Israelische regeringen – niet van het joodse volk.

Wanneer Palestijnen zich tegen het Israelische kolonialisme en racisme verzetten, dan verzetten zij zich niet tegen het ‘joodse’ karakter van Israel, maar tegen de racistische en koloniale aard van instellingen, wetten en gebruiken.

De pro-zionistische koppeling van antizionisme met antisemitisme is niet alleen een bedrieglijke vergelijking om critici van Israel mee te bestrijden, het is in de eerste plaats de rechtvaardiging van pro-zionistisch en pro-Israelisch antisemitisme. Degenen die begaan zijn met de levens en de veiligheid van diaspora-joden en het Palestijnse volk, moeten op deze propagandacampagne reageren door met klem te verklaren dat pro-zionisme antisemitisme is, en dat er geen onderscheid tussen de twee moet worden gemaakt.

bron: Middle East Eye (Londen), 9 mei 2019

Joseph Massad is hoogleraar Moderne Arabische politiek en Intellectuele Geschiedenis aan Columbia University in New York; hij is de auteur van onder meer Colonial Effects: The Making of National Identity in Jordan (New York: Columbia University Press,  2001; 411 pp.); Desiring Arabs (Chicago: University of Chicago Press, 2008; 453 pp.); The Persistence of the Palestinian Question: Essays on Zionism and the Palestinians (Londen: Routledge, 2006; 230 pp.) en Islam in Liberalism (Chicago: University of Chicago Press, 2016; 404 pp.)

vertaling: Carl Stellweg

 

de systematische verdrijving in 1967 van Syriërs van de Hoogvlakte van Golan

Init Gal

 

Op papier heeft de Juni-Oorlog van 1967 slechts zes dagen geduurd. Nadien is deze echter met andere middelen voortgezet.

Syriërs die Hoogvlakte van Golan – hierna ‘de Golan’ – bewoonden, zagen zich in die oorlog gedwongen hun woonoorden te verlaten en naar elders in Syrië uit te wijken. De afgelopen jaren hebben velen van hen zich helaas opnieuw gedwongen gezien hun biezen te pakken en naar elders te vertrekken – ditmaal vanwege binnenlands oorlogsgeweld.

Anders dan in het geval van de Palestijnse vluchtelingen van de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza van 1948 en later, is het lot van deze Syrische vluchtelingen niet in het collectieve Israelische geheugen opgeslagen. Alsof hun vlucht nooit heeft plaatsgevonden.

De Juni-Oorlog is op 5 juni 1967 uitgebroken. In de daaraan voorafgaande maanden speelden zich aan het Noordelijke Front in de gedemilitariseerde zone tussen Israel en Syrië herhaaldelijk – door Tel Aviv uitgelokte – schermutselingen tussen het Israelische en het Syrische leger af.

Op die bewuste dag voerde de Israelische luchtmacht op grote schaal bombardementen uit op Syrische luchtmachtbases. Het Syrische leger is daarop – vreemd genoeg – niet tot actie overgegaan. Aan het tegelijk door Israel geopende Zuidelijke Front met Egypte (de Sinaï) en het Oostelijke Front met Jordanië (de geannexeerde Westelijke Jordaanoever) is daarentegen wel militair verzet geboden.

Op Dag Vier van de oorlog is de Golan voor tweederde in handen van het Israelische leger gekomen. Daarmee kreeg Israel belangrijke militaire, strategische en economische troeven in handen. De grenzen van het sinds 1948 door Israel gecontroleerde grondgebied waren zo aanzienlijk naar het noorden, oosten en zuiden verlegd.

Aan de vooravond van de Israelische bezetting woonden er op de Golan rond 150.000 Syriërs – een kwart tot een derde daarvan in de provinciehoofdstad Quneitra. De overige driekwart leefde verspreid over zo’n 275 stadjes, dorpen en gehuchten. Daarnaast waren er op de Golan Syrische militairen van elders met hun gezinnen gehuisvest.

Zoals dat in oorlogssituaties het geval is, vluchtten in juni 1967 de bewoners vóór het oprukkende leger uit, naar elders op de Golan of naar aangrenzende gebieden in Syrië. Daar wachtten zij de gelegenheid af om naar hun woonoorden terug te keren. Degenen die in die dagen aan de andere kant van de Syrisch-Israelische bestandslijn van 1949 terecht zijn gekomen, is nadien door Israel de terugkeer echter geweigerd. Zo herhaalde zich in 1967 de geschiedenis van 1948.

Niettemin hebben vluchtelingen geprobeerd alsnog naar hun woonoorden terug te keren. Sommigen zijn daarbij door Israelische soldaten als ‘illegale infiltranten’ gearresteerd en opnieuw over de grens gezet, anderen door Israelisch vuur gedood – ter afschrikking.

systematische verdrijving

Nadat de kruitdampen van de oorlog waren opgetrokken, bleek dat nog slechts de helft van de 150.000 Syrische bewoners op de Golan was achtergebleven. De andere helft – ofwel rond 75.000 personen – bleek gevlucht. Voor het overgrote deel waren zij soennitische moslims, de overige christenen. En dan waren er voorts nog ongeveer 7000 Palestijnse vluchtelingen uit de oorlog van 1948. Een groot aantal van hen is toen alsnog door de Israelische bezettingsmacht verdreven en aan de andere kant van de Syrisch-Israelische bestandslijn terecht gekomen. Daarmee liep het totaal aantal vluchtelingen op tot rond 95 procent van autochtone bevolking van de Golan – ofwel 143.000 personen.

Bewoners van nabij gelegen moshavim en de kibboetsim (coöperatieve dorpsgemeenschappen van joodse kolonisten) zijn er getuige van geweest dat Israelische soldaten van achter hun bureau bewoners van de Golan dwongen een document te tekenen, waarin zij verklaarden vrijwillig hun huis te verlaten om naar Syrisch grondgebied elders te vertrekken. Deze documenten – getuigenissen van de stille deportatie van de burgerbevolking – zullen tot de dag van vandaag als ‘defensiegeheim’ diep in militaire archieven in Israel weggestopt zijn. De deportatie is op een systematische, geïnstitutionaliseerde en voor de buitenwereld zo onopvallend mogelijk wijze uitgevoerd.

In Quneitra zijn Israelische militaire voertuigen in konvooi door de straten getrokken om de inwoners op te roepen hun huis te verlaten, op straffe van represailles. Dat gold eveneens voor de bewoners van de omringende dorpen. Ook zij zijn over de Syrisch-Israelische bestandslijn gezet.

Na de verdrijving zijn de huizen, winkels, ziekenhuizen, scholen, speeltuinen, bioscopen, moskeeën, kerken en begraafplaatsen stelselmatig door het Israelische leger opgeblazen. Een week later zijn in een snel doorgevoerde operatie bulldozers en tractoren van nabijgelegen kibboetsim en joodse dorpen in de Jordaanvallei gearriveerd, die één voor één alle restanten van bouwwerken met de grond gelijk hebben gemaakt. De enkele gebouwen die men overeind liet staan, waren bestemd voor militaire training door het Israelische leger. Nogmaals, in 1967 herhaalde zich de geschiedenis van 1948.

Zo was er binnen enkele dagen niets meer over van de leefomgeving van de Syrische bevolkingsgroep op de Golan. Boeren, zakenlieden, ambtenaren, onderwijskrachten – allen hadden have en goed verloren. Slechts één oude vrouw bleef tot haar dood enkele jaren later in een van de dorpen achter.

In de Israelische plannen zouden rond 7000 druzen van de Golan kunnen blijven (het gaat om vijf dorpen aan de noordkant van de Golan). Daarbij ging men ervan uit – hetgeen een misvatting zou blijken te zijn – dat zij zich net als druzen in Israel loyaal ten opzichte van de Staat Israel zouden opstellen [in het kader van een verdeel-en-heers-politiek heeft Israel van meet af aan de druzen meer ruimte gelaten dan andere Palestijnen; druzen in Israel dienden en dienen in het Israelische leger; red.].

Niettemin is een deel van de druzische gemeenschap van de Golan verdreven. Bij die operatie bleken druzische officieren uit het Israelische leger een dubieuze rol te hebben gespeeld. Door het opperbevel zijn zij naar druzische dorpen gestuurd, waar zij de bewoners opriepen om zich in de buurt van de Syrisch-Israelische bestandslijn te verzamelen. Er zou hen niets overkomen. Maar nadat zij zich daar hadden verzameld, zijn zij door het Israelische leger onder dwang over de bestandslijn gezet, naar elders in Syrië. De bewoners van slechts vier druzische dorpen is dat lot bespaard gebleven.

Syrische vluchtelingen in Syrië

De vluchtelingen die al hun bezittingen verloren hadden, zijn daarop in Syrië over enkele vluchtelingenkampen verspreid, met name in de provincies Damascus en Deraa. De toenmalige Syrische president Hafez al-Assad voelde zich niet geroepen om voor hun problemen een duurzame oplossing te zoeken, aangezien hij ervan overtuigd was dat Israel de Golan onder internationale druk uiteindelijk aan Syrië zou moeten teruggeven, waarmee de vluchtelingen zouden kunnen terugkeren.

Terugkeren – maar in elk geval niet naar Quneitra. Die stad is door Israel in de Oktober-Oorlog van 1973 opnieuw bezet en ditmaal geheel met de grond gelijk gemaakt. Na ondertekening in 1974 van een troepenterugtrekkingsakkoord tussen Israel en Syrië is het volledig verwoeste Quneitra opnieuw in Syrische handen gekomen. Nadien heeft een VN-onderzoekscommissie Israel verantwoordelijk gesteld voor het doelbewust verwoesten van de stad. President Assad besloot een monument op te richten dat de herinnering aan deze catastrofe levend moet houden.

De Syrische vluchtelingen die in 1967 van de Golan zijn verdreven, zijn elders in hun vaderland terecht gekomen. Daarmee behielden zij ten minste hun nationaliteit. Op dit punt waren zij er dan ook beter aan toe dan de Palestijnse vluchtelingen van 1948 in Syrië, maar die sindsdien  staatloos zijn.

Israelische leiders hebben naar buiten toe steeds gesteld dat Israel de Golan in het kader van een vredesregeling aan Syrië zou teruggeven. Maar al een maand na het beëindiging van de oorlogshandelingen is daar de eerste joodse nederzetting – Kibboets Golan, later hernoemd tot Merom Golan – gesticht. De bewoners daarvan hebben zich niet alleen de grond toegeëigend, maar ook vee en landbouwwerktuigen. Twee jaar later kondigde de Israelische regering een annexatieplan voor de Golan aan en is daar meer joodse nederzettingen gaan bouwen. In 1981 ratificeerde de Knesset (parlement) een wet die de unilaterale annexatie door Israel formaliseerde. De internationale gemeenschap heeft de annexatie nooit erkend [tot recentelijk de regering van Donald Trump; red.]. Inmiddels 50 jaar later wordt de Golan bewoond door rond 22.000 joodse kolonisten, verspreid over 34 (volkenrechtelijk illegale) joodse nederzettingen.

Het merendeel van de druzen van de Golan – inmiddels is hun aantal door natuurlijke aanwas gestegen naar rond 22.000 (op een totaal van 26.000 autochtone inwoners) – heeft na 1967 zijn band met Syrië behouden – het vaderland waarvan zij tegen hun wil zijn afgesneden. Door de jaren heen zijn jongeren naar Damascus gegaan om daar hun studie voort te zetten en zijn er huwelijken gesloten tussen personen die aan weerszijde van de bestandslijn wonen.

Na de unilaterale annexatie van de Golan in 1981 heeft Israel geprobeerd druzen het Israelische staatsburgerschap op te dringen, maar dat is door het overgrote deel van hen resoluut afgewezen. Van de 22.000 druzen hebben tot heden slechts 1700 het Israelische staatsburgerschap aanvaard.

In plaats daarvan beschikken zij – in eigen land ! – over een permanente verblijfsvergunning – met alle restricties inzake onder meer bewegingsvrijheid van dien. Bij een geschil met de Israelische bezettingsmacht kan (en wordt) die verblijfsvergunning ingetrokken.

Hoewel Israel heeft geprobeerd druzen het Israelische staatsburgerschap op te dringen, is dat door het overgrote deel van hen resoluut afgewezen. Van de 22.000 druzen hebben slechts 1700 het Israelische staatsburgerschap aanvaard.

Inmiddels leven de druzen van de Golan al een halve eeuw onder Israelische bezetting. Elke nationalistische uiting wordt door Israel als verraad aangemerkt en bestraft – inclusief administratieve detentie – detentie zonder een formele aanklacht of een veroordeling door een rechtbank. Druzen zijn voorts beschuldigd van spionage voor Syrië, op grond daarvan gearresteerd en tot jarenlange gevangenisstraffen veroordeeld.

niet de Israelische geschiedenisboeken

Dat er tot 1967 Syriërs op de Golan hebben gewoond, is in Israelische geschiedenisboeken niet terug te vinden. Israelische historici en Midden-Oosten-specialisten hebben de officiële lezing van de geschiedenis geaccepteerd, dat ten tijde van de verovering alleen Syrische militairen en druzen de Golan bewoonden. In de loop der jaren is zo een leugen een ‘waarheid’ geworden. Pas de afgelopen tien jaar begint het bij joodse Israel’s te dagen dat de Golan vóór het uitbreken van de Juni-Oorlog van 1967 door Syriërs werd bewoond. Inmiddels zijn daarover in Israel enkele academische studies gepubliceerd. Toch blijft de Israelische lezing van de geschiedenis, waarbij wordt gesteld dat de bewoners van de Golan destijds uit eigen beweging zijn vertrokken, breed onder de joodse Israeli’s leven.

Voordat internet er was, hadden bewoners van het druzische stadje Majdal Shams – gelegen aan de voet van de Berg Hermon – de gewoonte om een heuvel dicht langs de Syrische-Israelische bestandslijn te beklimmen – de zogeheten ‘Heuvel van het Roepen’ – om vandaar, al dan niet versterkt door een megafoon, met hun verwanten aan Syrische zijde te communiceren. De van elkaar gescheiden families, vrienden, buren konden zo berichten en nieuwtjes uitwisselen.

Sinds het begin van de burgeroorlog in Syrië, is het roepen vanaf de heuvel opnieuw te horen. Bewoners van de druzische dorpen van de Golan zien daar de hunnen vluchten voor, door de strijdende partijen gepleegde massamoorden, zonder dat zij hun de hand kunnen reiken of hulp kunnen bieden. De Syrisch-Israelische bestandslijn van 1949 houdt hen onverminderd gescheiden. Het aantal Syrische vluchtelingen van de Golan en hun nakomelingen is sinds 1967 toegenomen tot rond 500.000.

bron: Orient XXI (Parijs), 2 juni 2017 (bewerkt en aangevuld)

Irit Gal is een Israelische documentairemaakster, onder meer van Sdakim BeAfnei HaBazalt (Scheuren in de Rots van Basalt) uit 1996 – de eerste joods-Israelische getuigenis van de systematische verdrijving door Israel van de bevolking van de Hoogvlakte van Golan, waarvan na de Juni-Oorlog van 1967 sprake is geweest

vertaling: Aleid Sevenster-Blink

 

de Hoogvlakte van Golan – basisgegevens

De Hoogvlakte van Golan – hierna ‘de Golan’ – is 12-25 kilometer breed en 67 kilometer lang. De totale oppervlakte bedraagt 1860 km². De hoogvlakte ligt op ongeveer 2000 meter boven de zeespiegel. De Berg Hermon is met 2814 meter de hoogste bergtop. In de lager gelegen delen is de grond zeer vruchtbaar. In combinatie met overvloedige neerslag is deze uitstekend geschikt voor landbouw. Sinds enkele jaren wordt er op de Golan naar olie en gas geboord.

De Golan is het enige contactpunt tussen Israel en Syrië en zij biedt uitzicht over het Israelische deel van de Jordaanvallei in het westen en over het plateau van Damascus in het oosten. In het noorden grenst de Golan aan Zuid-Libanon en in het zuiden aan Jordanië. Daarmee heeft zij een zeer strategische positie in een conflictgebied. Op de Berg Hermon – op 60 kilometer afstand van de Syrische hoofdstad Damascus – is door Israel een groot afluisterstation geïnstalleerd.

De Golan heeft een lange kustlijn met het Meer van Tiberias – het grootste zoetwaterbekken in de regio – dat gevoed wordt door rivieren die hun oorsprong in Zuid-Libanon en op de Golan hebben. Per jaar onttrekt  Israel 250 miljoen m³ zoet water aan het meer, dat via een pijplijn tot diep in het zuiden van Israel wordt getransporteerd.

De Golan maakt deel uit van het grondgebied van de Arabische Republiek Syrië die in 1946 onafhankelijk werd van Franse overheersing.

In de Juni-Oorlog van 1967 is twee derde (1230 km²) van het grondgebied van de Golan – samen met de Sinaï (Egypte), de Strook van Gaza (bestuurd door Egypte) en de Westelijke Jordaanoever (eerder geannexeerd door Jordanië) – door Israel veroverd. Het resterende, oostelijke deel bleef in handen van Syrië.

Aan de vooravond van de Juni-Oorlog telde de Golan rond 150.000 inwoners – 80 procent Arabieren. Zij waren overwegend soennitische moslims, Grieks-orthodoxe, maronitische en Armeense christenen en daarnaast druzen (verwant aan de Shi’a-Islam). De overige 20 procent was Circassiër, Turkmeen of Armeniër.

In de Juni-Oorlog is rond 95 procent van de autochtone bevolking voor het oorlogsgeweld naar andere delen van Syrië weggevlucht of nadien door de Israelische bezettingsmacht daarheen gedeporteerd. Daarbij ging het in totaal om rond 143.000 van de 150.000 bewoners. Alleen een deel van de druzische gemeenschap – rond 7000 personen – is ongemoeid gelaten.

Om de terugkeer van degenen die gevlucht of gedeporteerd zijn extra te bemoeilijken, zijn hun dorpen en steden vervolgens door de Israelische bezettingsmacht met de grond gelijk gemaakt. In 1973 zou uiteindelijk ook de reeds zwaar beschadigde provinciehoofdstad Quneitra dat lot treffen (Aan de vooravond van de Juni-Oorlog had de stad rond 20.000 inwoners). Inmiddels is het aantal vluchtelingen en gedeporteerden door natuurlijke aanwas gegroeid tot 500.000 personen.

In de Oktober-Oorlog van 1973 is door Syrië tevergeefs een poging gedaan om het in 1967 verloren grondgebied terug te veroveren. Sinds 1974 ziet in een Gedemilitariseerde Zone de United Nations Disengagement Observer Force (UNDOF), met rond 1000 personeelsleden, toe op naleving van de wapenstilstandsovereenkomst tussen Syrië en Israel.

Al een maand na de beëindiging van de oorlogshandelingen is door Israel de eerste joodse nederzetting op de Golan gesticht. 50 jaar later wordt de Golan bewoond door rond 22.000 joodse kolonisten, verspreid over 34 (volkenrechtelijk illegale) joodse nederzettingen. Tegen de achtergrond van deze kolonisatie-agenda is het niet verwonderlijk dat diverse ‘vredesschijnbewegingen’ van Israel richting Damascus door de jaren heen op niets zijn uitgelopen. De autochtone bevolking van de Golan – hoofdzakelijk druzen – die inmiddels al ruim 50 jaar onder Israelische bezetting leeft, omvat anno 2019 rond 26.000 personen. Zij hebben slechts 5 procent van de grond van de Golan in bezit.

Op 14 december 1981 nam de Knesset (Israelische parlement) de zogeheten Hoogvlakte van Golan-wet aan, op grond waarvan Israelische ‘wetten, jurisdictie en administratie’ op het gebied van toepassing werden verklaard. Deze unilaterale stap die neerkomt op annexatie door Israel is vervolgens unaniem door de VN-Veiligheidsraadresolutie 497 van 17 december 1981 veroordeeld en als ‘nietig en zonder internationale rechtsgevolgen’ bestempeld. In de resolutie werd voorts geëist dat Israel de wet zou intrekken – wat niet is gebeurd.

Israel is sindsdien doorgegaan met het aanscherpen van de voorwaarden voor de terugtrekking uit de Golan, onder meer inzake de volledige zeggenschap over het water van het Meer van Tiberias. Daarnaast zijn er in de Knesset obstakels opgeworpen inzake teruggave van de Golan. Indien dit ter sprake komt, moet de Israelische regering, op grond van een Knesset-besluit uit 1999, bij een referendum minimaal 65 procent van de 120 Knesset-zetels (ofwel 78 zetels) achter een wetsvoorstel daartoe weten te krijgen.

Op 25 maart 2019 is de internationale consensus over het illegale karakter van de Israelische annexatie van de Golan ondergraven door het besluit van de regering van Donald Trump, op grond waarvan Washington de Golan erkent als onderdeel van het grondgebied van de Staat Israel. Ook die stap is internationaal breed veroordeeld.

Jochem van Oosten

 

Wilt u een abonnement op Soemoed nemen?