maart-april 2022 | nr 2

Inhoud | jaargang 51, nummer 2 |
  • Waarom Oekraïne ? (pp. 4-5).
  • Het Midden-Oosten & de oorlog in Oekraïne (pp. 6-8).
  • AI-rapport Israelische apartheid: de muren die Israel beschermen beginnen eindelijk af te brokkelen (pp. 9-11).
  • Opiniepeiling: 94 procent van de Palestijnen in Palestina’48/Israel staat bloot aan racisme en discriminatie (p. 11).
  • Waarom ‘progressieve’ zionistische organisaties ‘Israelische apartheid’ niet bij naam willen noemen (pp. 12-14).
  • De Ben-Goerion-mythe ontmaskerd (pp. 15-18).
  • Voorbij apartheid: genocide (pp. 19-21).
  • Technische storing in Staatsarchief bevestigt opnieuw Israels genocidale opzet (pp. 22-23).
  • Vincent Lemire: ‘De herinnering aan de Mughrabi-wijk in Jeruzalem is noch voor de winnaars noch voor de verliezers van nut’ (pp. 24-26).
  • De verwoesting van de Mughrabi-wijk (1967) (p. 27).
  • Hoogvlakte van Golan – Thomas Vescovi: ‘Met voldongen feiten versterkt Israel zijn greep op het gebied’ (pp. 28-29).
  • Tunnelvisie – over de multidimensionale oorlogsvoering van Israel (pp. 30-34).
  • De Palestijnse roman na het tijdperk van de massale opstand (pp. 36-38).
  • Een gedicht van Marwan Makhoul: ‘Leve ons land’ (p. 39).

Redactioneel
Palestina & ‘Oekraïne’

De recente verwoestende aanval van Rusland op Oekraïne dient krachtig veroordeeld te worden. Oekraïners komen in grote aantallen om, worden op de vlucht gedreven en zien hun materiele bezittingen verwoest worden. Een grof schandaal – net als de dood en het verderf dat Israel periodiek in de Strook van Gaza zaait, maar waarvoor velen in het Westen weg blijven kijken.

Eerst en vooral is de Russische autocraat Vladimir Poetin verantwoordelijk voor de catastrofe. Als een van de weinige Westerse intellectuelen wijst de prominente Amerikaanse politicoloog John Mearsheimer er echter op dat het Westen medeverantwoordelijk is voor de escalatie. Een belangwekkend dissident geluid in tijden van sterk eenzijdige berichtgeving in de Westerse media over de achtergronden van het conflict.

Mearsheimer analyseert ‘Ukraine’ vanuit een geopolitiek analyse-model gekenmerkt door een balance of power-politiek tussen grootmachten. Volgens hem hebben kleine staten serieus rekening te houden met de regels van het spel tussen de grootmachten – anders dreigt verwoesting, zoals het geval van Oekraïne aantoont. Het Westen heeft die balance of power-politiek ondergraven door na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 voormalige Oostbloklanden via toetreding tot NAVO en EU in zijn invloedsfeer te trekken – en zo die van Rusland (verder) te verzwakken. Men hoeft geen adept van het ‘realistische’ geopolitieke analyse-model van Mearsheimer te zijn om de juistheid van wat hij inzake ‘Oekraïne’ stelt, te onderschrijven. Het rechtvaardigt de verwoestende aanval van Rusland op Oekraïne nog altijd geenszins.

Vanwege de grote impact van ‘Oekraine’ op de verhoudingen in de wereld – en dus ook op die in het Midden-Oosten – staan wij in dit nummer van Soemoed met twee bijdragen – van Richard Falk en van As’ad AbuKhalil – bij de kwestie stil.

Veel Palestijnen zijn van slag geraakt vanwege de dubbele maatstaven die het Westen ten aanzien van Rusland en Israel hanteert. Nog geen jaar geleden is de Strook van Gaza voor de zoveelste keer door Israelisch militair geweld platgebombardeerd: de beelden van grootschalige verwoestingen door de Russische Strijdkrachten in Charkov, Mariupol en elders doen daarbij niet onder voor die van de Israelische Strijdkrachten in de Strook van Gaza (met dien verstande dat de inwoners van Gaza het oorlogsgeweld niet konden ontvluchten vanwege de algehele Israelisch-Egyptische blokkade). In het geval van de Palestijnse slachtoffers bleven van de kant van het Westen protesten uit – laat staan maatregelen om de vestigings-koloniale apartheidsstaat Israel voor zijn onderdrukking en systematische onteigening van de Palestijnen aan te pakken. Er waren zelfs geen steunbetuigingen met de slachtoffers. Dat stemt Palestijnen bitter.

Het werd er allemaal niet beter op door de uitspraken die de Oekraïense president Volodymyr Zelensky de achterliggende weken via de media over Israel heeft gedaan. Dat een president in het nauw gedreven zoveel mogelijk internationale steun probeert te verwerven en daarbij niet altijd even zorgvuldig opereert, kan hem nauwelijks aangerekend worden. Maar diens blinde identificatie met de vestigings-koloniale apartheidsstaat Israel wèl en dit roept veel vragen op. Vrijheid voor zichzelf maar niet voor de ander ? Zelensky is duidelijk niet van het politiek-inhoudelijke kaliber van Nelson Mandela.

Lang voordat het conflict met Rusland escaleerde, heeft Zelensky Israel herhaaldelijk geprezen als een model voor zijn land. Dat ging zover, dat met actieve steun van de president Oekraïne het lidmaatschap van het VN-Commissie inzake de Uitoefening van de Onvervreemdbare Rechten van het Palestijnse Volk introk.

Toen Israel in mei 2021 Palestijnen op grote schaal in de Strook van Gaza bombardeerde en Palestijnen doodde, schilderde Zelensky Israel af als slachtoffer van Palestijnen en niet als de roofzuchtige vestigings-koloniale apartheidsstaat – die Oekraïens-joods-zionistische kolonisten overigens mee hebben helpen oprichten (oud-premier Golda Me’ir was een van de bekendste van hen).

Op 20 maart jl. sprak Zelensky per videoconferentie vanuit Kiev de leden van de Knesset toe. Hij begon zijn toespraak met erop te wijzen dat het lot en de geschiedenis van Oekraïne en Israel ‘met elkaar verweven’ waren. ‘Ik hoef u er niet van te overtuigen hoezeer onze verhalen met elkaar verweven zijn. Verhalen van Oekraïners en Joden. In het verleden, en nu, in deze verschrikkelijke tijd [tijdens de nazi-bezetting is de omvangrijke joodse bevolkingsgroep van Oekraïne grotendeels uitgemoord; red.]. Wij leven in verschillende landen en in totaal verschillende omstandigheden. Maar de dreiging is dezelfde: voor ons en voor u – de totale vernietiging van het volk, de staat, de cultuur. En zelfs van de namen: Oekraïne, Israel,’ aldus Zelensky [is de ‘totale vernietiging’ van Israel aanstaande ?; wat een nonsens; red.]

Tegenover verslaggevers wees hij er bij een andere gelegenheid op dat de Oekraïense samenleving ook na de beëindiging van het conflict met Rusland zich onverminderd in een staat van beleg zal bevinden. In eenzelfde situatie als Israel: twee landen met verschrikkelijke buren die ‘ons dood willen zien’.

Het naoorlogs Oekraïne moet daarom een ‘groot Israel’ worden, zij het met een eigen gezicht. ‘Wij zullen niet vreemd opkijken wanneer [net als in Israel] militairen of leden van de Nationale Garde in bioscopen en supermarkten de boel in de gaten houden en dat burgers zich bewapenen. Ik ben ervan overtuigd dat veiligheid de komende tien jaar ook voor ons de belangrijkste kwestie zal zijn,’ aldus Zelensky.

Bij dit alles onttrekt de onderdrukking en de voortgaande onteigening door Israel van de Palestijnen zich kennelijk geheel aan Zelensky’s blikveld. Voor Palestijnen een reden voor meer bitterheid wanneer het om ‘Oekraïne’ gaat.

Amnesty apartheidsrapport: de muren die Israel beschermen brokkelen eindelijk af

Jonathan Cook

Met de publicatie van het nieuwe rapport van Amnesty International over Israelische apartheid rest de pleitbezorgers van Israel nog maar één tactiek: critici beschuldigen van antisemitisme.

De muren die Israel beschermen, brokkelen eindelijk af. Een jaar geleden stond Israels meest prominente mensenrechtenorganisatie, B’Tselem, net als maanden later de staf van het in New York gevestigde Human Rights Watch, doorlopend in contact met het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Nu is het Amnesty International – een organisatie die breed wordt gezien als de meest gezaghebbende beschermer van mensenrechtenschendingen – dat van zich laat horen. Het afgelopen jaar hebben alle drie organisaties dezelfde conclusie getrokken: Israel is een apartheidsstaat. Volgens Amnesty’s nieuwe rapport, dat op 1 februari is gepubliceerd, is ‘Israels systeem van geïnstitutionaliseerde segregatie en discriminatie van Palestijnen, als een raciale groep, in alle gebieden die onder zijn controle staan, een apartheidssysteem’.

Daarbij gaat het niet slechts over de sinds 1967 door Israel bezette Palestijnse Gebieden. De drie groepen wijzen er al tientallen jaren op dat Israel het internationaal recht op flagrante wijze schendt en waarschijnlijk oorlogsmisdaden pleegt in de bezette Palestijnse Gebieden.

Maar Israel heeft zich hiervan steeds weinig aangetrokken, zolang het publieke debat beperkt bleef tot de bezetting. De voorstanders van deze staat leerden al snel dat zij zich altijd konden beroepen op de veiligheid van Israel, door elke Palestijnse verzetsdaad als een vorm van terrorisme te bestempelen.

Inmiddels is de consensus aan het verschuiven naar een geheel nieuw terrein – het slagveld van opinies waar Israel over minder effectieve wapens beschikt om zich mee te verdedigen. De grootste mensenrechtenwaakhonden zijn het erover eens, dat alles aan Israels heerschappij over de Palestijnen met elkaar samenhangt – van de militaire onderdrukking van de bevolking van de bezette Palestijnse Gebieden tot het civiele rechtssysteem in Israel/Palestina’48 zelf, dat structureel minder rechten toekent aan de grote minderheid van Palestijnse ‘staatsburgers’ van het land.

Met andere woorden, Israels apartheidsstructuren kunnen niet worden losgekoppeld door de bezette Palestijnse Gebieden los te zien van ‘het eigenlijke Israel’. Alles maakt deel uit van een en hetzelfde systeem van heerschappij door één etnisch-nationale groep – de joden – met als doel een andere etnisch-nationale groep – de Palestijnen – te onderdrukken en te marginaliseren.

De voorvechters van de mensenrechten hebben pas laat ingezien dat de scheidslijnen tussen Israel en de bezette Palestijnse Gebieden slechts cosmetisch zijn. Zij dienden niets anders dan een public relations-doel om Israels werkelijke doel – het onteigenen van Palestijnen overal waar zij zich onder Israelisch bestuur bevinden – te verhullen.

niet volmaakt

Van cruciaal belang is dat alle belangrijke mensenrechtenorganisaties het kunstmatige onderscheid waarop Israel alle nadruk legt, nu hebben laten vallen. Israels redenatie was dat het bij zijn 1,8 miljoen Palestijnse ‘staatsburgers’ – een vijfde van de bevolking in Israel – om informele en onderbewuste discriminatie ging , zoals ook bij minderheden in westerse democratieën als de Verenigde Staten en Groot-Brittannië.

De boodschap was bedoeld om gerust te stellen: de behandeling door Israel van zijn Palestijnse burgers was niet volmaakt, maar deze was niet slechter dan in andere liberaal-democratische staten. Daarmee rationaliseerde het zijn wrede, repressieve behandeling van Palestijnen onder bezetting. De militaire bezetting was zogenaamd een anomalie, waartoe Israel gedwongen was om zijn burgers en democratische structuren te beschermen tegen voortdurend, niet-uitgelokt Palestijns geweld en terrorisme.

De Israelische minister van Buitenlandse Zaken, Ya’ir Lapid, hanteerde dit argument in een preventieve aanval op Amnesty. Kort voordat het rapport uitkwam, zei hij al: ‘Israel is niet volmaakt, maar wij zijn een democratie die zich verbindt aan het internationaal recht en openstaat voor kritiek, met een vrije pers en een sterk en onafhankelijk rechtssysteem.’ Hij beschuldigde Amnesty van het gebruiken van ‘dezelfde leugens als die van terroristische organisaties’.

In Groot-Brittannië nam de Board of Deputies of British Jews een soortgelijke houding aan: ‘Israel is een levendige democratie en een staat voor al zijn burgers, zoals zijn divers samengestelde regering en robuuste civiele samenleving aantonen.’

Maar de werkelijkheid is dat elke mainstream Israelische politicus het idee dat Israel ooit een ‘staat van al zijn burgers’ zou kunnen zijn, heftig verwerpt. Dit was bijvoorbeeld de uitdrukkelijke mening van voormalig premier Benjamin Netanyahoe. En vier jaar geleden namen wetgevers zelfs de opmerkelijke stap om de behandeling van een wetsvoorstel in het Israelische parlement te verbieden, omdat dit ‘Israel als een staat van al zijn burgers’ bevorderde.

In feite gaat het hier om de slogan van Palestijnse leiders in Israel die hun aanhangers hebben gemobiliseerd in een campagne voor ingrijpende veranderingen die een einde moet maken aan de huidige status van Israel als een racistische Joodse Staat. De aloude afleidingsmanoeuvres van Israel en zijn pleitbezorgers verliezen daarbij steeds meer aan kracht.

Amnesty heeft zich geschaard aan de zijde van B’Tselem en Human Rights Watch en verwerpt net als zij dit verhaal als zijnde een rookgordijn. Allen erkennen nu dat Israels Palestijnse minderheid te maken heeft met systematische, structurele en kwaadaardige discriminatie – en hebben die discriminatie gelijkgesteld met de onderdrukking van zwarte en ‘gekleurde’ bevolkingsgroepen ten tijde van het apartheidsregime in Zuid-Afrika.

Kortom, het racisme van Israel is geen bijkomstigheid of iets tijdelijks. Het zit ingebakken in het idee zelf van een Joodse Staat.

ramkoers

De implicatie van al deze apartheidsrapporten is dat Israel, zoals het momenteel in elkaar zit, niet kan worden hervormd. Net als bij het Apartheidsregime in Zuid-Afrika moet er een fundamentele herverdeling van macht plaatsvinden. Die moet verregaand en alomvattend zijn. Net als in het geval van Zuid-Afrika zal dit niet gebeuren zonder dat er internationaal sterke druk wordt uitgeoefend.

Daarom heeft Amnesty de VN-Veiligheidsraad opgeroepen ‘gerichte sancties, zoals het bevriezen van tegoeden, op te leggen aan Israelische functionarissen die het meest betrokken zijn bij de misdaad van de apartheid en een alomvattend wapenembargo tegen Israel in te stellen’.

In de coulissen wacht het Internationaal Strafhof (ICC), dat in Den Haag is gevestigd en dat schendingen van het internationaal recht, zoals begaan door Israel, onderzoekt. Amnesty heeft het ICC opgeroepen zijn beraadslagingen inzake oorlogsmisdaden uit te breiden – want er loopt al een onderzoek naar Israelische oorlogsmisdaden in Gaza – en na te gaan of het land zich ook aan apartheid schuldig maakt.

Het zal – naar het zich laat aanzien – voor Israel een beslissend moment worden. Het Israelische verhaal en dat van de mensenrechtengemeenschap liggen op ramkoers.

Zodra Israels veiligheidsargument voor de onderdrukking van de Palestijnen is verworpen – zoals Amnesty en anderen hebben gedaan door Israel te classificeren als een apartheidsstaat, ook binnen zijn erkende grenzen – dan rest deze staat maar één verdedigingspositie: zijn critici voor antisemieten uitmaken.

Dit is natuurlijk precies wat Israel en zijn aanhangers hebben gedaan. Zo gaf het ministerie van Buitenlandse Zaken van Lapid een persverklaring uit waarin het rapport werd bestempeld als ‘vals, bevooroordeeld en antisemitisch’. Pro-Israel lobbygroepen beschreven de opstelling van Amnesty ten opzichte van Israel als ‘belasterend’ en ‘demoniserend’. De Board of Deputies of British Jews beschuldigde Amnesty van ‘kwade trouw’.

structureel racisme

B’Tselem, Human Rights Watch en Amnesty wisten dat zij zelf met een gecoördineerde lastercampagne te maken zouden krijgen, wanneer zij het waagden Israel in een meer waarheidsgetrouw daglicht te stellen. Dat is wellicht ook de reden waarom zij zo lang aan het rapport hebben gewerkt en met de publicatie ervan zolang hebben gewacht.

Israel is tenslotte niet pas een jaar geleden een apartheidsstaat geworden. Het is er een vanaf 1948, toen het expliciet werd opgericht als een Joodse Staat, die gevestigd werd op de massale verdrijving van Palestijnen uit hun thuisland. Het was tot voor kort gewoon te explosief voor de mensenrechtengemeenschap om het apartheidskarakter van Israel als zodanig te benoemen.

Jarenlang heeft de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Adalah, die opkomt voor de Palestijnse minderheid in Israel, een online database bijgehouden van Israelische wetten die expliciet discrimineren op basis van de vraag of een burger joods of Palestijns is. Het gegevensbestand omvat inmiddels ruim 65 wetten.

Het keerpunt is in 2018 gekomen met het besluit van Netanyahoe’s ultranationalistische regering om te doen wat haar voorgangers steeds zorgvuldig hadden vermeden: de systematische discriminatie die de Palestijnse burgers van Israel ondergaan, in één enkele, grondwettelijk soort wetgeving vast te leggen – de zogeheten Wet op de Joodse Natie-Staat.

Dat deed de dam breken. Door Israel uit te roepen tot het nationale thuisland van uitsluitend joden, was de stroom van apartheidsrapporten niet meer te stuiten. Het was een grotendeels door eigen toedoen veroorzaakte wond.

volledige implicaties

Maar Amnesty en de bredere mensenrechtengemeenschap blijven zich terughoudend opstellen wanneer het gaat om het verduidelijken van de volledige implicaties van Israels apartheidskarakter, zoals door de Wet op de Joodse Natie-Staat benadrukt. Deze stelt dat het recht op ‘nationale zelfbeschikking in de Staat Israel alleen het Joodse volk toebehoort’.

Dit recht is niet alleen voorbehouden aan de joden die in Israel wonen, maar aan joden waar ook ter wereld. Zij allen – of zij de Staat Israel steunen of niet, of zij ooit in de regio hebben gewoond of niet – hebben meer rechten op het historische grondgebied van de Palestijnen dan om het even welke Palestijn – zelfs in het geval van een Palestijnse ‘staatsburger’ van Israel.

Militante pro-Israel joodse organisaties in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië die momenteel Israel tegen de beschuldiging van apartheid verdedigen, weten heel goed dat het systeem dat zij proberen te beschermen expliciet is ontworpen om hen te bevoordelen boven Palestijnen, wier families al generaties lang in de regio wonen.

Deze groepen hebben actief meegewerkt aan Israels misleidingscampagne, een campagne die bedoeld is om een apartheidssysteem aan controle te onttrekken. De volgende grens in deze strijd – een grens die de mensenrechtengemeenschap dringend en moedig zal moeten nemen – is het ontmaskeren van deze misleidingscampagne en het aan de kaak stellen van degenen die eraan deelnemen.

Zionistisch-joodse organisaties berokkenen de Palestijnen leed door Israels apartheidssysteem te vergoelijken en te ondersteunen – en zij doen dit ten onrechte, net als Israel, in naam van alle joden.

Zij zien zichzelf in oorlog met Israels critici, waaronder groepen als Amnesty. De mensenrechtengemeenschap moet deze strijd frontaal aangaan – niet uit de weg gaan. De strijd gaat niet alleen om het beëindigen van Israels catastrofale misleidingen, maar ook die van zijn apologeten.

bron: Middle East Eye (Londen), 2 februari, 2022

Jonathan Cook is journalist en auteur van drie boeken over de kwestie Israel/Palestina; eerder ontving hij de prestigieuze Martha Gellhorn Prize for Journalism

vertaling: Aleid Sevenster-Blink

Waarom ook ‘progressieve’ zionistische organisaties ‘Israelische apartheid’ niet bij naam willen noemen

Mari Cohen & Alex Kane

Onder druk gezet over het gebruik van de term ‘apartheid’ vragen leiders van verscheidene prominente joodse organisaties zich af of het gebruik ervan hun achterban van hen zal vervreemden.

In een belangrijk rapport dat vorige week werd vrijgegeven, beschuldigt Amnesty International Israel formeel van het begaan van ‘de misdaad van apartheid’ in zijn behandeling van Palestijnen. Joodse groeperingen wachtten geen moment om het rapport van de mensenrechtenorganisatie in felle bewoordingen aan de kaak te stellen. Zes van de invloedrijkste joods-zionistische organisaties in het land – waaronder de Anti-Defamation League (AIPAC) en de Jewish Federation of North-America – kwamen samen voor een uitzonderlijke, gezamenlijke verklaring om te betogen dat het rapport ‘bevooroordeeld’ was, ‘Israel demoniseerde’, en ‘antisemitisme aanwakkerde’.

Voor joodse groepen die zich als liberaal-zionistisch zien [liberal hier in de betekenis van progressief – lees ‘progressief’; red.], bleek het echter ingewikkelder om op het rapport te reageren. Deze groepen beschouwen zich als felle critici van de bezetting en zij zijn het eens met veel van Amnesty’s bevindingen – maar ze zijn nog niet geneigd om het woord ‘apartheid’ te gebruiken om de situatie in Israel/Palestina te beschrijven. De formele verklaringen van de organisaties over het rapport verschillen in hun accenten: groepen als T’ruah, [T’ruah: The Rabbinic Call for Human Rights], J Street, en Americans for Peace Now (APN), die zich voornamelijk richten op de schendingen van de mensenrechten die kenmerkend zijn voor Israels militaire bezetting, maken van het Amnesty-rapport gebruik om het Israelische bestuur over de Palestijnen in de sinds 1967 bezette Palestijnse Gebieden aan de kaak te stellen en waarschuwen ervoor dat een meningsverschil over terminologie de aandacht niet van de inhoud van het rapport mag afleiden. Andere, zoals de New York Jewish Agenda (NYJA) en de Union for Reform Judaism (URJ), besteden het grootste deel van hun verklaring aan het aan de kaak stellen van het Amnesty-rapport als een poging om Israel te delegitimeren, terwijl zij tegelijk oproepen tot het beëindigen van de bezetting.

De diverse verklaringen laten zien dat liberaal-zionistische organisaties naar buiten toe op gespannen voet staan met een groeiend aantal prominente mensenrechtenorganisaties – waaronder Israelische mensenrechtengroeperingen als Yesh Din en B’Tselem – over het gebruik van de term ‘apartheid’. Om zowel inhoudelijke als strategische redenen proberen zij op vertrouwd terrein te blijven: oproepen tot beëindiging van de bezetting. Maar toen de leiders van verschillende progressieve of liberaal-zionistische organisaties in interviews werd gevraagd naar hun specifieke bezwaren tegen het gebruik van de term ‘apartheid’, leken zij niet bereid of in staat om redenen te noemen waarom de term feitelijk onjuist zou zijn en richtten zij zich in plaats daarvan op de kwestie dat de toepassing ervan vervreemdend zou kunnen zijn voor hun achterban.

In plaats van de details van het Amnesty-rapport te weerleggen, reserveren APN, T’ruah en J Street hun scherpste kritiek voor joodse collega-organisaties die, naar hun zeggen, de aandacht afleiden door Amnesty als antisemitisch te bestempelen. Zo schrijft APN in haar verklaring dat Amerikaans-joodse groepen hun aandacht zouden moeten richten op het slopen van Palestijnse huizen en het geweld van joodse kolonisten in plaats van te debatteren over het gebruik van de term ‘apartheid’.

T’ruah schrijft dat ‘zij die werkelijk toegewijd zijn aan een rechtvaardige oplossing van het conflict minder moeite moeten besteden aan verontwaardiging in de media over mensenrechtenrapporten en meer tijd moeten besteden aan het beëindigen van de bezetting,’ terwijl J Street zijn woede richt op ‘pleitbezorgers van Israel die tijd, energie en middelen steken in het aanvallen van anti-bezettingsactivisten en mensenrechtenorganisaties,’ die, zo zeggen zij, er niet in slagen ‘de zeer reële dreiging voor de toekomst van Israel aan te pakken die van de nimmer eindigende bezetting uitgaat.’

Maar zelfs deze bescheiden verdediging van Amnesty plaatst deze groepen in een lastige positie, omdat geen van hen het gebruik van de term apartheid heeft goedgekeurd of onderschreven. Hadar Susskind, de voorzitter van APN, zegt dat het niet de taak van zijn organisatie is om te procederen over de vraag of Israel schuldig is aan de misdaad van apartheid. ‘Americans for Peace Now is geen juridische organisatie. Wij hebben geen experts op het gebied van mensenrechten en het internationaal recht. Het zou voor ons, eerlijk gezegd, zinloos zijn om te zeggen dat het hier om apartheid gaat,’ zegt Susskind in een interview. Maar, uiting gevend aan een sentiment dat wordt herhaald in een aantal interviews met leiders van liberaal-zionistische organisaties, vraagt ook hij zich af of het gebruik van het woord apartheid wel strategisch is. ‘Ik denk niet dat het, in het algemeen, erg effectief is,’ zegt Susskind. ‘Ik denk dat het meer mensen uit het gesprek duwt.’ Rabbijn Jill Jacobs, de CEO van T’ruah, uit soortgelijke zorgen. ‘Wij zijn gewoon erg gericht op de mensenrechtensituatie daar,’ zegt zij. ‘Er is geen reden om te gaan discussiëren over de woorden die wij gebruiken. Wij zijn meer geïnteresseerd in het daadwerkelijk ten goede veranderen van de situatie.’ (in dit verband van belang om te weten: Jacobs zit in de Adviesraad van Jewish Currents).

Evenzo erkent J Street in haar verklaring dat het rapport ‘opnieuw een helder licht werpt op de onrechtvaardigheid van de Israelische bezetting en de onwettigheid van de toenemende feitelijke annexatie van het gebied dat Israel sinds 1967 bezet houdt’ – maar de verklaring bevat het voorbehoud dat de organisatie de ‘bevindingen of aanbevelingen van het rapport’ niet onderschrijft en evenmin de term ‘apartheid’ gebruikt om de situatie in Israel/Palestina te beschrijven. Gevraagd naar details over de bezwaren tegen het rapport en de term, zegt een woordvoerder van J Street dat de verklaring voor zichzelf moet spreken. Tegelijk suggereert hij dat de afwijzing van de term ‘apartheid’ gebaseerd is op de strategie om niet getrokken te worden in een controversieel debat over het gebruik ervan.

Deze keuze leidde tot discussie onder de leden van J Street. Joy Hill, een lid van J Street’s National Leadership Circle, een groep donateurs, vertelde Jewish Currents dat zij na het lezen van de verklaring, een brief schreef om J Street te bekritiseren voor het wishy-washy zijn. Haar e-mail leidde tot een levendige discussie, zei ze. Zij is het niet eens met de strategische aanpak van J Street. ‘Ik denk dat J Street zich bekommert om wat het in het huidige politieke klimaat kan bereiken. Het huidige politieke klimaat is dat veel mensen een voorspelbare reactie hebben op het woord ‘apartheid’,’ zei zij. ‘Maar hoe meer ‘gematigde’, ‘legitieme’ bronnen het woord gebruiken, hoe makkelijker het zal zijn om de regering tot verantwoording te brengen. Ik werk al zo lang met J Street om me te herinneren dat het woord bezetting niet cool was om te gebruiken als je macht wilde opbouwen in kringen van gematigden.’

Sommige liberaal-zionistische groeperingen zijn het niet eens met een aantal inhoudelijke beweringen in het rapport. In het bijzonder bekritiseren verschillende van hen Amnesty voor het opnemen in het rapport van de gebeurtenissen in 1948, toen er naar schatting 750.000 Palestijnen uit hun huizen vluchtten of door zionistische milities werden verdreven en, na de stichting van de Staat Israel in 1948, door het Israelische leger. Deze Palestijnen mochten niet terugkeren omdat zij niet joods waren. In zijn verklaring zegt T’ruah dat het ‘het niet eens is met de bewering van het rapport dat Israel sinds zijn oprichting een systeem van apartheid heeft doorgevoerd, noch zijn wij het ermee eens dat Israel volledig verantwoordelijk is voor de bloedige gebeurtenissen van 1948 of voor het welzijn van Palestijnse vluchtelingen die in andere landen wonen.’ Rabbijn Josh Weinberg, de vice-voorzitter van de URJ for Israel and Reform Zionism, zegt in een interview dat hij zich als zionist ‘aangevallen’ voelt door dit onderdeel van het rapport. ‘Dit is niet gewoon, “Israel heeft checkpoints opgericht”, waarmee ik denk dat zionisten het niet oneens zouden zijn,’ zei hij. ‘Hier gaat het over hoe een Joodse etnische natiestaat, opgericht in 1948, de definitie is van apartheid en illegaal is.’

In een interview benadrukt Paul O’Brien, uitvoerend directeur van Amnesty USA, dat Amnesty geen politieke standpunten inneemt over de legitimiteit of illegitimiteit van welke staat dan ook, en dat het rapport niet beweert dat Israel vanaf 1948 een apartheidsstaat was [?] – vooral omdat het woord apartheid pas in 1965 deel ging uitmaken van het internationaal recht. Maar, zegt hij, de organisatie is van mening dat terugverwijzen naar 1948 nodig is om een cruciale context in het rapport aan te geven. Het ‘beleid en de praktijken’ die Israel in 1948 uitvoerde om ‘het vermogen van het Joodse volk om een staat te hebben’ te beschermen, creëerden omstandigheden die zich later ontwikkelden tot aspecten van Israels apartheid, zegt hij.

Tenminste twee joodse groepen die zich als liberaal-zionistisch zien, bekritiseren het rapport in meer overkoepelende termen. Een daarvan is de URJ, die de grootste – en ook meest progressieve – van de grote joodse denominaties in de Verenigde Staten vertegenwoordigt. Deze veroordeelt Amnesty International krachtig. De groep noemt Amnesty’s rapport ‘vol onjuiste en onnauwkeurige beschuldigingen,’ zegt dat de beschuldiging van apartheid ‘onjuist’ is, en dat de mensenrechtengroep de ‘geschiedenis, context en nuance van de situatie’ niet begrijpt.

Weinberg vertelde Jewish Currents dat een van zijn grootste zorgen over het gebruik van de term apartheid is dat hij gelooft dat het misschien niet gepast is om de Palestijnen te beschrijven als een ‘raciale groep’ die discriminatie ondervindt, een aspect van de internationale definitie van de term. ‘Ik ben er niet zeker van dat de bezetting, hoe verschrikkelijk die ook is, gebaseerd is op definities van ras en etniciteit. Ik denk dat het nationaal en politiek is,’ zei hij. (In het rapport erkent Amnesty dat het definiëren van een raciale groep een uitdaging is, vooral gezien de subjectieve aard van de categorie, maar het stelt dat ‘de wetten van Israel de Palestijnen zien en behandelen als een aparte en inferieure groep,’ en dat ‘deze status wordt behandeld als een onveranderlijk kenmerk,’ waarmee wordt voldaan aan de definitie van een raciale groep volgens het internationaal recht).

De NYJA, die zich op de politiek van New York City en de deelstaat concentreert, heeft het rapport eveneens scherp bekritiseerd. In haar verklaring staat dat het rapport ‘Israel bestempelt als een apartheidsstaat op een manier die het bestaan van Israel ondermijnt als de democratische natiestaat van het Joodse volk met gelijke rechten voor al zijn burgers’. De verklaring voegt eraan toe dat NYJA het oneens is met Amnesty’s toepassing van het woord ‘apartheid’ op zowel de situatie in de bezette Palestijnse Gebieden als de situatie binnen Israels grondgebied van vóór 1967 – een kenmerk dat het rapport onderscheidt van het Human Rights Watch-rapport dat in 2021 werd uitgebracht, dat zegt dat de aanduiding ‘apartheid’ alleen van toepassing is op de bezette Palestijnse Gebieden. ‘Door de term “apartheid” te gebruiken om de hele staat Israel zelf te beschrijven, ondermijnt Amnesty International zijn geloofwaardigheid en geeft het een verkeerd beeld van de rechten, participatie en vrijheden die de Israelische Onafhankelijkheidsverklaring verleent aan de Palestijnen en andere minderheden die in Israel wonen’, aldus NYJA. (O’Brien sluit zich aan bij de bevindingen van het rapport dat de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, de Strook van Gaza en het gebied binnen Israels grenzen van 1948 ‘allemaal deel uitmaken van een samenhangend systeem van onderdrukking en overheersing,’ ook al verschillen de precieze wettelijke rechten en vormen van discriminatie die de Palestijnen in elk gebied ondervinden).

In een interview geeft Matt Nosanchuk, voorzitter van de NYJA, toe dat de beschrijving in het rapport van de omstandigheden waaronder Palestijnen leven ‘niet onnauwkeurig’ is, waarbij hij benadrukt dat zijn organisatie vooral problemen heeft met de term ‘apartheid’. Nosanchuk heeft ook strategische bedenkingen bij het gebruik van de term om het Israelische bewind [regime] te beschrijven. ‘Het is heel moeilijk voor veel Amerikaanse joden om te luisteren wanneer het algemene kader hun overtuigingen en hun betrokkenheid in hun kern in twijfel trekt,’ zegt hij. ‘Als wij een stap willen zetten in de richting van het beëindigen van de bezetting, moeten de mensen zich afvragen of er bij het beschrijven van de omstandigheden manieren zijn om dat te doen die anderen in staat stellen om te luisteren, of [verdiept dit] de kloof?’

De Palestijns-Amerikaanse analist Yousef Munayyer weerlegt die bezorgdheid en zegt dat het belangrijk is om de realiteit op de grond in Israel/Palestina accuraat te karakteriseren – of een term nu verdeeldheid zaait of niet. ‘Er is iets fundamenteel onstrategisch aan om oneerlijkheid over de situatie en de politiek van een bepaalde gemeenschap of coalitie te laten bepalen hoe duidelijk we zijn in het weergeven van de realiteit op de grond, in plaats van de feiten voor zich te laten spreken,’ zegt hij.

Amnesty van haar kant blijft benadrukken dat haar vaststelling van apartheid geen politieke verklaring is, maar veeleer het resultaat van een op feiten gebaseerd proces waarin de organisatie het bewijsmateriaal ter plaatse analyseerde in het licht van de internationale mensenrechtennormen. ‘Aan de internationale juridische norm voor apartheid is voldaan,’ zegt O’Brien. ‘Wij erkennen dat het woord emotionele connotaties heeft, maar dat is niet het perspectief dat Amnesty gebruikt om te bepalen of wij wel of niet naar de internationale norm kijken. Dat is wat het is, hoe het moet heten. Het bewijs van alle elementen van het misdrijf ligt er.’ 

bron: Jewish Currents (Verenigde Staten), 10 februari, 2022

Mari Cohen is adjunct-redacteur bij Jewish Currents; Alex Kane is senior verslaggever voor Jewish Currents

vertaling: José Mooren

Het grote plein vóór de Klaagmuur & de verwoesting van de Mughrabi-wijk (1967)

Opvallend – zo’n grote lege plek in het centrum van een middeleeuwse stad – aan de voet van de Klaagmuur. Doorgaans is dat het gevolg van een grote brand, van oorlogvoering of van een aardbeving. Niet in het geval van Jeruzalem.

In de Juni-Oorlog van 1967 veroverde Israel de Westelijke Jordaanoever, inclusief de Oude Stad van Jeruzalem.

Aan het woord Palestina-specialist Joost Hiltermann:

Op zaterdagavond 10 juni 1967 informeerden de Israelische bezettingsautoriteiten de ruim 100 gezinnen in de Mughrabi-wijk (Marokkaanse-wijk) van de Oude Stad van Jeruzalem aan de voet van de Klaagmuur, dat zij drie uur de tijd hadden om hun huizen te verlaten. Sommige families woonden daar al vele generaties. Teddy Kollek, sinds 1965 burgemeester van het westelijke (Israelische) deel van de stad, schreef daarover later in zijn autobiografie:

Er moest iets gebeuren met de kleine huizen, met de sloppenwijk die zich tot aan de Westelijke Muur [de Klaagmuur] uitstrekte – de Mughrabi-wijk. Een deel van de stad dat ruim en licht had moeten zijn, was nauw en donker …. Nadat wij hadden besloten om voor het eerst in 19 jaar [dat wil zeggen sinds 1948; red.] [vóór de Muur] het houden van een gebedsdienst toe te staan ​​… verwachtten wij dat honderdduizenden mensen daaraan zouden gaan deelnemen … Maar hoe zouden die honderdduizenden – via gevaarlijke, nauwe steegjes – de Muur kunnen bereiken ? Het antwoord op die ontkennende vraag was om de Mughrabi-wijk met de grond gelijk te maken …. Het overweldigende gevoel in mij was: Doe het nu; later zal het wellicht onmogelijk zijn, en het moet gebeuren … Vervolgens begaven archeologen en andere deskundigen zich naar de Muur en tekenden een kaart waarop zij aangaven wat zou moeten worden afgebroken.

Bulldozers gingen die hele nacht en de daarop volgende aan de slag, door schijnwerper bijgelicht. Tegen de ochtend van 12 juni was een plein van 4000 m² vóór de Klaagmuur vrijgemaakt. Behalve voor religieuze gebedsdiensten is dit een plaats geworden waar sindsdien patriottische ceremonies hebben plaatsgevonden, zoals de fakkelverlichte uitreiking van diploma’s aan rekruten van elite-eenheden van de Israelische Strijdkrachten.

In die dagen nam Kollek eveneens deel aan het besluit om met geweld alle Palestijnse inwoners van de Joodse wijk van de Oude Stad te verdrijven. Velen van hen waren eerder uit delen van de stad gevlucht, die door zionistische strijdgroepen waren overgenomen. De burgemeester gaf naar buiten toe een heel rozig beeld van deze operatie: de autoriteiten waren er slechts op uit om voor de ‘Arabische krakers’ van de wijk ‘alternatieve huisvesting’ te vinden. ‘Er waren maar een paar Arabische [Palestijnse] families die een generatie of twee of soms langer in de wijk hadden gewoond,’ schreef Kollek in zijn autobiografie ‘en sommigen van hen waren terughoudend om te vertrekken. Afgezien van deze uitzonderingen waren alle Arabieren in de Joodse wijk maar al te blij dat zij ruimschoots gecompenseerd werden en zich buiten de Oude Stad konden vestigen. Zij hadden geen speciale band met deze plek.’

De suggestie van Kollek dat de inheemse Palestijnse inwoners van Jeruzalem geen historische of culturele banden met hun stad hadden en zij het daarom gewoonweg niet waard waren om daar te wonen, heeft de toon gezet voor de onteigening en verdrijving van Palestijnse bewoners, die nadien op verschillende manieren is doorgevoerd. Het maakte daarbij niet uit dat het overgrote deel van de gebouwen in de Joodse wijk ten tijde van de oorlog van 1948, die de stad in tweeën zou verdelen, in bezit was van Palestijnen. Laat staan ​​dat Palestijnen – moslims en christenen – en joden – vele generaties lang in de Oude Stad met elkaar hadden samengewoond.  Op 29 juni 1967 – nog geen maand na beëindiging van de oorlogshandelingen – verlegde de Israel formeel de gemeentegrens van Jeruzalem. Daardoor kwam rond 110 km² grondgebied van de Westelijke Jordaanoever binnen Groot-Jeruzalem te vallen. Dit was een eerste belangrijke stap in de politiek van de facto annexatie van het oostelijk deel van de stad. Het gemeentebestuur trachtte onder leiding van Kollek vervolgens de claims en de identiteit van de daar aanwezige Palestijnen weg te drukken, door een niet-aflatend bouwbeleid alleen-voor-joden, voornamelijk gerealiseerd op onteigende Palestijnse grond. In de loop der jaren zou dit de bevolkingsbalans in Oost-Jeruzalem ten nadele van de Palestijnen drastisch wijzigen en incorporatie-door-omsingeling van het oostelijk deel van de stad door Israel tot een onomkeerbaar proces maken.

bewerkt tekstfragment uit: Joost Hiltermann, ‘Teddy Kollek and the Native Question’; in: Middle East Report – MERIP (Washington), nummer 193 (mei-juni 1993)

Wilt u een abonnement op Soemoed nemen?