januari-februari 2022 | nr 1

Inhoud | jaargang 50, nummer 1 |
  • Rapport Amnesty International: de beperkingen van het apartheid-framework (pp. 4-6).
  • Sheikh Jarrah – frontlinie van Israels koloniale project in Palestina (pp. 7-8).
  • De twee staten-oplossing is dood – en valt door ‘progressieve zionisten’ niet te redden (9-12).
  • Joodse kolonisten vallen tijdens olijfoogst Palestijnse boeren met zagen, snoeischaren en schoppen aan (pp. 13-14).
  • Rapport: Israelische troepen ‘medeplichtig’ aan ‘drastische toename’ geweld van joodse kolonisten (pp. 15-17).
  • Leger, joodse kolonisten en ‘joods terrorisme’ – een ijzeren verbond tegen de Palestijnen (pp. 18-20).
  • Zij hadden advocaat moeten worden – nu werken zij in Israel in de bouw (pp. 21-23).
  • Detentie van Palestijnen – sleutel tot Israelische kolonisatie (pp. 24-25).
  • Het gebruik en misbruik van ‘administratieve detentie’ door Israel (pp. 26-27).
  • De effecten van een hongerstaking op het menselijk gestel (p. 28).
  • Gedicht: ‘Uit het leven van een gevangene’ – Marwan Makhoul (p. 29).
  • Hongerstaker Hisham Abu Hawash vestigt de aandacht op de benarde positie van Palestijnse politieke gevangenen (pp. 30-31).
  • De stijging van het aantal gevallen van eenzame opsluiting van kindgevangenen (p. 32).
  • Israel verscherpt toezicht op Palestijnen met gezichtsherkenningsprogramma op Westelijke Jordaanoever (33-35).
  • ‘Het schenden van de privacy van mensen was ons werk’ – hoe het Israelische cyberleger een bedrijfstak werd (36-39).

Redactioneel
Israelische apartheid

Op 1 februari publiceerde Amnesty Internationaal (AI) Israel’s Apartheid Against Palestinians: Cruel System of Domination and Crime Against Humanity – een doorwrocht en lijvig (280 pagina’s) rapport waaraan met steun van externe specialisten enkele jaren is gewerkt.

Het bestaan van Israelische apartheid is niet nieuw. Sinds jaar en dag is het door Palestijnse mensenrechtenorganisaties als Adalah en Al-Haq uitvoerig gedocumenteerd. Sinds 2017 ligt er een baanbrekend rapport over Israelische apartheid van de Amerikaanse jurist Richard Falk en de Amerikaanse politicologe Virginia Tilley, waarvoor zij in opdracht van de UN-ESCWA uitgebreid onderzoek hadden gedaan. Afgelopen jaar brachten ook de Israelische mensenrechtenorganisatie B’Tselem en haar Amerikaanse collega’s van Human Rights Watch (HRW) elk een rapport over Israelische apartheid uit.

In alle genoemde rapporten wordt geconcludeerd dat Israel zich schuldig maakt aan de misdaad van apartheid – geïnstitutionaliseerde discriminatie en raciale overheersing – en wel in heel historisch Palestina – het gebied dat zich uitstrekt van de Middellandse Zee tot aan de rivier de Jordaan.

Toch zijn er onderling verschillen. Zo zien – anders dan Falk/Tilley – zowel B’Tselem, HRW als AI Israelische apartheid los van de zionistische vestigings-koloniale dimensie. Voor de situatie in Palestina’48/Israel formuleert de Australisch-Palestijnse wetenschapper Lana Tatour (zie haar bijdrage elders in dit nummer van Soemoed) het als volgt: ‘Palestijnse staatsburgers van Israel hebben niet alleen te maken met geïnstitutionaliseerde discriminatie en raciale overheersing, zij hebben ook te maken met Israelisch-zionistisch vestigingskolonialisme, waarvan apartheid een afgeleide is.’ Van het hegemoniestreven van het joodse bevolkingsdeel in Palestina zijn de Palestijnse vluchtelingen en ontheemden – de helft van alle 12 miljoen Palestijnen – als eerste het slachtoffer geworden.

Israelische apartheid kan – net zomin als destijds Zuid-Afrikaanse apartheid –niet ‘hervormd’ worden. Pas met de ontmanteling van het zionistische vestigings-koloniale bestel zal Israelische apartheid tot het verleden behoren. Dan ook zal de weg vrijkomen voor volledig rechtsherstel van de Palestijnse vluchtelingen en ontheemden.

Kortom, Israelische apartheid in het gebied dat zich uitstrekt van de Middellandse Zee tot aan de rivier de Jordaan. Dat betekent weg met het valse beeld van Israel als ‘de enige democratie in het Midden-Oosten’ en het even valse beeld – in de ogen van zijn pleitbezorgers – van de veroveringen in 1967 als Israels zondeval. Want hoe kan een democratische staat zich al ruim 70 jaar aan apartheid schuldig maken ?

Het eerder gecreëerde  demografische overwicht – gecreëerd want het gevolg van grootschalige etnische zuivering in 1948 – is met de bezetting in 1967 opnieuw in het nadeel van Israel verschoven.  In het verlengde daarvan is Israelische apartheid in kwantitatieve termen omvangrijker geworden. Vanuit dit perspectief komt het streven naar een ‘twee staten-oplossing’ – waarbij nooit gesproken is over ontmanteling van het zionistische vestigings-koloniale bestel – vooral neer op herstel van het demografische overwicht van het joodse bevolkingsdeel in Israel.

Door de zionistische vestigings-koloniale dimensie van de Kwestie Israel/Palestina  te blijven ontkennen, zal het met Israelische apartheid schipperen blijven.

Dat brengt ons op de grote politieke winst van de recente rapporten: het effect ervan zal zijn dat de discussie meer en meer van 1967 naar 1948 verlegd zal worden: naar het wezen van het zionistische koloniale project in Palestina. Voor de goede orde: die discussie is in eerste instantie door de soemoed van de Palestijnen en het werk van de wereldwijde Palestina-beweging in gang gezet (mogen wij er in dit verband op wijzen dat wij met dit januari/februari-nummer – zonder interruptie – aan de 50e  jaargang van de Nieuwsbrief/Soemoed  begonnen zijn). Het onderstreept dat verschuivingen ten positieve in de slepende Kwestie Israel/Palestina niet van bovenaf komen, maar het gevolg zijn van de gezamenlijke inspanning van onderaf – vanuit de civil society.

De grote vraag is: wat nu ? Kan het zo zijn dat de politiek kennis neemt van de inhoud van de diverse rapporten om vervolgens over te gaan tot de orde van de dag ? Valt er van de journalistiek meer intellectuele moed te verwachten ? Apartheid is toch apartheid. In het geval van Zuid-Afrika heeft men uiteindelijk partij gekozen. Toen sprak men onomwonden over het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. Waarom dan niet nu – gesteund door Adalah, Al-Haq, B’Tselem, HRW en AI – over het Israelische apartheidsregime ? Omdat Israel en zijn pleitbezorgers – bij gebrek aan argumenten – beweren dat de beschuldiging van apartheid op foutieve informatie, dubbele maatstaven, selectieve verontwaardiging, laster en in laatste instantie op antisemitisme terug te voeren is ?

De positie van degenen die blijven wegkijken, zal er niet geloofwaardiger op worden – dat staat in ieder geval vast. Voor de Palestina-beweging betekent dat meer werk aan de winkel.

In dit nummer van Soemoed staan wij behalve bij Israelische apartheid stil bij de verontrustende toename van het geweld op de Westelijke Jordaanoever van joodse kolonisten tegen Palestijnse boeren en andere Palestijnen. Er gaat vrijwel geen dag voorbij zonder een bericht over nieuw geweld. Joodse kolonisten vormen daarbij de stoottroepen in de kruip-door-sluip-door verovering van staatswege van Palestijnse grond. Dat verklaart waarom leger en politie niet tegen hen optreden.

Verder is er aandacht voor de kwestie van de politieke gevangenen die vaak zonder vorm van proces door Israel gevangen gehouden worden. In veel gevallen rest hen niets anders dan het wapen van de hongerstaking om van Israel vrijlating of verbetering van de leefomstandigheden in de gevangenis af te dwingen. Het risico voor hun gezondheid dat zij daarbij lopen, is groot. Ook hier kijken onze politici weg en is de aandacht in de media voor deze rauwe kant van de situatie summier.

Sheikh Jarrah – frontlinie van Israels koloniale project in Palestina

Hamza Ali Shah

Op 19 januari is de Palestijnse Salhiya-familie met geweld de Oost-Jeruzalemse wijk Sheikh Jarrah uitgezet. De verwoesting van hun huis is het meest recente voorbeeld van Israelisch koloniaal geweld.

Afgelopen mei oordeelde de Districtsrechtbank van Jeruzalem dat ten minste zes Palestijnse gezinnen hun huizen in de bezette Oost-Jeruzalemse wijk Sheikh Jarrah moeten ontruimen.

De gedwongen uitzetting van Palestijnse families ten gunste van joodse kolonisten is niet nieuw. Zoals in veel andere gevallen stuit de maatregel steeds weer op heftig verzet. Zo ook in mei van het afgelopen jaar toen er in geannexeerd Oost-Jeruzalem protesten losbraken – mede geleid door de tweelingactivisten en Sheikh Jarrah-bewoners Mohammed en Muna al-Kurd. Daarop zijn de protesten overgeslagen naar andere delen van Oost-Jeruzalem evenals naar ruim 20 andere steden elders op de bezette Westelijke Jordaanoever, in de Strook van Gaza en in Palestina’48/Israel.

De oplopende spanningen bereikten een hoogtepunt met een Israelische militaire aanval op de van de buitenwereld afgesloten Strook van Gaza, die 260 Palestijnen het leven zou kosten – onder wie 66 kinderen. Wereldwijd zijn in ruim 150 steden mensen de straat opgegaan om hun solidariteit met de Palestijnen te betuigen (in Londen alleen al ging het daarbij om naar schatting 200.000 demonstranten).

Met het ingaan van een staakt-het-vuren was de oorzaak van de onrust geenszins weggenomen. Want in augustus moest het Israelische Hooggerechtshof uitsluitsel geven in wat volgens de Israelische autoriteiten niet meer of minder dan een geschil over onroerend goed was.

Het doen van een definitieve uitspraak heeft het Hof vervolgens voor zich uitgeschoven. Wel kwam het alvast met een ‘compromis’: de Palestijnse bewoners zouden een jaarlijkse vergoeding van 1500 shekel (418 euro) moeten betalen aan het bedrijf Nahalat Shimon – een joodse kolonistenorganisatie die lagere rechtbanken tot de rechtmatige eigenaar van de ‘betwiste eigendommen’ hadden verklaard – om als huurders met een ‘beschermde status’ in hun huis te kunnen blijven wonen. Met andere woorden: de Palestijnse bewoners zouden geld betalen aan joodse kolonisten die zich hun grond toe-eigenen.

Maanden later haalde Sheikh Jarrah opnieuw de voorpagina’s met opnieuw een huisuitzetting op last van de Israelische autoriteiten.

En ja, in de vroege morgen van 19 januari bestormden agenten van de zogeheten ‘Grenspolitie’ [volledig toegeruste Israelische militairen; red.] het huis van de Salhiya-familie met het bevel hun eigendom te ontruimen. De familieleden weigerden dit. Enkele mannelijk familieleden hadden zich inmiddels op het dak van het huis verschanst. Sommige media wisten te melden dat Mahmoud Salhiya dreigde, door gasflessen te laten ontploffen, zichzelf en zijn huis in brand te steken wanneer het ontruimingsbevel inderdaad zou worden doorgevoerd. Al sinds 2017 hing de familie huisuitzetting boven het hoofd, nadat de grond waarop hun huis staat door de rechter aan joodse kolonisten was toegewezen voor de bouw van een school.

Als reactie op het verzet plaatsten Israelische troepen metalen hekken op de weg langs het huis van de Salhiya-familie, waardoor de straat werd geblokkeerd. Activisten, journalisten en VN-medewerkers werd de toegang tot het gebied ontzegd en Instagram zou Muna al-Kurd hebben geblokkeerd om de huisuitzetting live aan haar 1,6 miljoen volgers te tonen.

Hoewel agenten van de ‘Grenspolitie’ zich in eerste instantie leken terug te trekken, zou dat slechts uitstel van het onvermijdelijke blijken te zijn. De volgende morgen zetten honderden agenten van de ‘Grenspolitie’ de Salhiya-familie met geweld hun huis uit – in de kou en de regen. Yasmin Salhiya zei dat daarbij enkele gezinsleden door de agenten waren aangevallen, onder wie haar negenjarige zusje. Andere bewoners van Sheikh Jarrah vertelden dat de politie rubberkogels had ingezet en ongeveer 25 personen had gearresteerd, onder wie vijf leden van de Salhiya-familie.

Het huis van de Salhiya-familie is daarop snel met de grond gelijk gemaakt.

voortgaande Nakba

De Nakba – een Arabisch woord dat Catastrofe betekent – wordt veelal in verband gebracht met de oprichting van de Staat Israel in 1948 en het geweld dat in de aanloop daarnaartoe plaatsvond – waarbij 750.000 Palestijnen zijn gevlucht, honderden van hun dorpen zijn verwoest en duizenden Palestijnen zijn gedood.

De gewelddadige onteigening van grond en de vrijwel totale vernietiging van de Palestijnse samenleving is echter niet tot 1948 beperkt gebleven. Het is de modus operandi geweest van opeenvolgende Israelische regeringen en blijft de belangrijkste oorzaak van de voortdurende Palestijnse strijd tegen koloniale overheersing door Israel. Hoewel Sheikh Jarrah een bijzondere brandhaard is geworden, zijn de huisuitzettingen daar slechts één onderdeel van de wreedheden waaraan Palestijnen onverminderd bloot staan bij de doorvoering van het zionistische koloniale project in Palestina.

Terwijl de strijd om Sheikh Jarrah medio januari woedde, protesteerden Palestijnen in de Naqab/Negev-woestijn tegen een bebossingscampagne van het Joods Nationaal Fonds (JNF) in de vruchtbare Naqe al-Sabe-regio, die een directe bedreiging vormt voor het bestaan van de daar sinds mensenheugenis woonachtige bedoeïenengemeenschappen. Sinds december 2021 heeft het JNF Palestijnse landerijen met de grond gelijk gemaakt en bomen gerooid [hoezo bebossingscampagne ?] die aan deze gemeenschappen toebehoren. Volgens de demonstranten gaat het hier om de zoveelste poging van staatswege om hen van hun grond te beroven.

Er zijn tientallen agenten, militaire voertuigen, honden en bereden politie  ingezet om de protesten van de bedoeïenen de kop in te drukken en de arbeiders en de bulldozers van het JNF te beschermen.

Waar de Israelische autoriteiten zelf niet actief betrokken zijn bij het geweld en de landroof, legitimeren zij dit waarmee zij de weg daartoe vrijgeven.

Daarbij is het kolonistengeweld in de sinds 1967 bezette Palestijnse Gebieden de afgelopen twee jaar dramatisch toegenomen: zo zijn er in de eerste helft van 2021 niet minder dan 416 anti-Palestijnse incidenten gemeld – ruim het dubbele van het aantal in de eerste helft van 2020 – en méér dan in heel 2019. In 66 procent van de gevallen waarbij joodse kolonisten Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever aanvielen, waren Israelische troepen in geen velden of wegen te bekennen. Wanneer dat wèl het geval was, kozen zij er vaak voor om niet in te grijpen – ja, zij schaarden zij zich aan de zijde van de joodse kolonisten.

De recente dood van Suleiman al-Hathaleen – ook bekend als Haj Suleiman – is het meest recente voorbeeld van het geweld waaraan de troepen van de Staat zich achteloos schuldig maken. De 75-jarige veteraan – een anti-bezettingsactivist – bezweek aan de verwondingen aan zijn schedel, ruggengraat, ribben en heupen die hij opliep toen hij twee weken eerder door een takelwagen van de Israelische politie werd overreden. Suleiman is in 1981 getuige geweest van de confiscatie van de grond van zijn familie, die vervolgens aan joodse kolonisten is overgedragen.

De moord op Suleiman is geen anomalie – het is het aloude verhaal en uit zijn dood zullen waarschijnlijk geen lessen worden getrokken. Hij is naar verluidt de vijfde Palestijn die sinds het begin van dit jaar door Israelische soldaten of joodse kolonisten is gedood.

Of het nu gaat om de illegale confiscatie van grond of het meedogenloze geweld van joodse kolonisten waarmee Palestijnen voortdurend te maken krijgen, het strategische doel dat de Staat Israel nastreeft, is overduidelijk.

Nu de Salhiya-familie dakloos is geworden en de spanningen in Sheikh Jarrah opnieuw zijn opgelopen, vragen velen zich af wat er nog moet gebeuren voordat de wereld deze aanval op de Palestijnen bij naam noemt: etnische zuivering!

bron: Tribune (Londen), 20 januari 2022

Hamza Ali Shah is een Brits-Palestijnse onderzoeker en publicist te Londen

vertaling: Koen Bos

Leger, joodse kolonisten en ‘joods terrorisme’ – een ijzeren verbond tegen de Palestijnen

Thomas Vescovi

Het aantal aanvallen op Palestijnse burgers in de bezette Palestijnse Gebieden neemt toe. Israelische mensenrechtenorganisaties maken zich daarover grote zorgen.

Het is allemaal niet nieuw, temeer omdat het Israelische leger de meest gewelddadige joodse kolonisten doorgaans ongestraft hun gang laat gaan.

De Israelische NGO Yesh Din (Er is een Wet) registreerde tussen 2005 en 2019 1293 klachten (Data Sheet, December 2019: Law enforcement on Israeli civilians in the West Bank; 30 januari 2020) met betrekking tot daden van joodse kolonisten jegens Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, waaronder openlijke geweldpleging, vernieling van eigendommen van Palestijnse bewoners of pogingen tot grondroof. In 91 procent van de gevallen werden de klachten door de Israelische politie niet-ontvankelijk verklaard.

De Israelische mensenrechtenorganisatie B’Tselem (In het Beeld van God) die de aandacht heeft gevestigd op het apartheidssysteem dat in het hele gebied dat onder Israelische controle staat – van de Middellandse Zee tot de rivier de Jordaan – wordt toegepast, meldt in zijn laatst uitgebrachte rapport (State Business: Israel’s Misappropriation of Land in the West Bank through Settler Violence; november 2021) dat er tussen begin 2020 en september 2021 in totaal 451 aanvallen door joodse kolonisten zijn uitgevoerd, waarbij vijf Palestijnen om het leven zijn gekomen. In 183 gevallen waren Israelische soldaten aanwezig, die de aanvallen toelieten. Ja, er zelfs aan deelnamen door met rubberkogels en traangas op Palestijnen te schieten, die probeerden terug te vechten. Erger nog, in 22 situaties arresteerde het leger de aangevallen Palestijnen en gingen de aanvallers vrijuit.

In een perscommuniqué van 10 november hebben deskundigen van de VN-Mensenrechtenraad eveneens hun verontrusting uitgesproken over ‘het hoogste niveau van geweld door Israelische [joodse] kolonisten in de afgelopen jaren’. Hoewel Palestijnse NGO’s al tijden voor deze ontwikkeling waarschuwen, dwingt de bezorgdheid van Israelische organisaties de internationale gemeenschap – en zelfs de Israelische regering – zich over deze kwestie te buigen. Het blijft daarbij zaak dit verschijnsel te begrijpen zoals het is: niet als geïsoleerde ‘incidenten’, maar als de erfenis van joods terrorisme dat voortvloeit uit de voortgaande zionistische kolonisatie.

‘u bent de bewaker van de joodse nederzettingen’

 In een brochure getiteld ‘On Duty, presenteert de Israelische NGO Breaking the Silence (Doorbreek het Stilzwijgen) 36 getuigenissen van soldaten en officieren die op de eerste rang zaten bij het terugkerende geweld van joodse kolonisten. De organisatie wijst op de praktische en strategische realiteit van deze aanvallen van kolonisten, die erop gericht zijn grondonteigening op te voeren en door intimidatie en geweld te zorgen voor een ‘effectieve overname’ van zoveel mogelijk grond.

Nir Avishai Cohen, voormalig woordvoerder van Breaking the Silence en voormalig lid van een gevechtseenheid van het Israelische leger, wijst het Israelische rechtssysteem aan als het belangrijkste obstakel voor het aan banden leggen van de activiteiten van deze kolonisten. Als Israelische staatsburgers vallen zij onder de civiele rechtspraak – in tegenstelling tot de Palestijnen, die onderworpen zijn aan militaire rechtspraak. Het leger is bij confrontaties of incidenten op de Westelijke Jordaanoever de eerste die ter plaatse verschijnt en kiest systematisch voor het aanpakken van Palestijnen – over wie het concrete zeggenschap heeft – boven kolonisten die weten dat zij bij afwezigheid van de Israelische politie geen enkel risico op arrestatie lopen.

NGO’s hekelen de controversiële rol van de officieren die belast zijn met de coördinatie van de verdediging van de joodse nederzettingen. In elke nederzetting betaalt de Staat ten minste één officier die geacht wordt de bescherming te organiseren, door – met logistieke steun van het leger – vrijwilligers te werven. Dat moedigt de onderlinge verstandhouding tussen joodse kolonisten en soldaten alleen maar aan. Daarnaast zijn er ideologische en menselijke banden, zoals blijkt uit de door Breaking the Silence verzamelde commentaren. Een sergeant die in 2017 in de Yitzhar-regio (nabij Nabloes) opereerde, rapporteert:

U bent de bewaker van de [joodse] nederzettingen en u bent als zodanig de engel die het gebied bewaakt. Vanuit uw perspectief zijn de joden de mensen die u eten brengen en aardig tegen u zijn wanneer u op patrouille bent. Zo van ‘hartelijk dank dat u ons beschermt’. […] Het is niet zo gemakkelijk om anti-oproermiddelen tegen hen in te zetten. Vergeet niet dat zij ‘van ons’ zijn en niet getroffen mogen worden.

uiterst rechts in de kaart gespeeld

In het hart van de kolonisatie van de in 1967 veroverde Palestijnse Gebieden zijn er verscheidene extremistische groeperingen ontstaan, die gemotiveerd zijn door de wens om de inheemse bevolking [de Palestijnen] te terroriseren en elk verlangen naar onafhankelijkheid of zelfs politieke eisen de kop in te drukken. Eén daarvan, de Jewish Underground (Joodse Ondergrondse), werd in 1984 verboden maar was achteraf bezien de voorbode van een grotere beweging, die geïnspireerd was door het gedachtengoed van rabbijn Me’ir Kahane. Het zogeheten kahanisme is een mengsel van joods-religieuze orthodoxie en koloniaal messianisme, dat stelt dat de militaire overwinningen en de veroveringen van Israel het bewijs vormen van goddelijke interventie. Het kahanisme staat model voor een joods suprematisme dat zich vijandig opstelt tegenover het secularisme en tegen het liberale jodendom en belichaamt een fanatiek en gewelddadig rechts-extremisme.

Deze vorm van religieus-zionisme die gedurende de eerste decennia van Israel werd gemarginaliseerd, steekt nu in de joodse nederzettingen opnieuw de kop op: Bij de parlementsverkiezingen van maart 2021 hebben de kolonisten op de Westelijke Jordaanoever duidelijk voor extreemrechts gekozen: 21,6 procent van de stemmen ging naar de kahanisten van Hatziyonut Hadatit (Religieus Zionisme), 19,4 procent naar Likoed, 29 procent naar de ultra-orthodoxe partijen Yahadut Hatorah (Torah Judaïsme) en Shas (orthodoxe Sefardim voor de Torah), plus 13,6 procent naar Yamina (Rechtsaf), de partij van Israels premier Naftali Bennett.

De opkomst van een ‘vredeskamp’ in de jaren tachtig, maar vooral het aantreden van premier Yitzhak Rabin in 1992, heeft sterk tot radicalisering van de kolonistenbeweging bijgedragen. Dat heeft zich gemanifesteerd in een toename van het aantal – ook op basis van de Israelische wet – illegale buitenposten (outposts) in de bezette Palestijnse Gebieden – met actieve steun van nationalistisch-rechts dat fel gekant is tegen onderhandelingen met de Palestijnen over sinds 1967 bezet grondgebied. Tegelijkertijd heeft normalisering van de betrekkingen met PLO-leider Yasser Arafat de opstelling van de kolonistenbeweging ten opzichte van zionistisch-links gewijzigd. Bestond deze laatste tot dan toe in haar ogen uit een verzameling ‘misleide joden’ – die gerespecteerd werden om de in het verleden behaalde militaire overwinningen – hun politieke leider, premier Rabin, werd echter gezien als een verrader die tegen de belangen van het Joodse Volk inging. In de visie van zowel Baruch Goldstein als Yigal Amir – respectievelijk aanstichter van het bloedbad in de Ibrahimi Moskee van Hebron/Al-Khalil in 1994 en de moordenaar van Rabin in 1995 – moet het Volk van Israel zich verenigen om zich veilig te stellen tegenover de ‘Arabische [Palestijnse] dreiging’, en daarom afrekenen met degenen in eigen joodse kring die met de vijand heulen en zo de Staat doelbewust verzwakken.

de strategie van permanente intimidatie

Meer nog dan het Oslo-proces [vanaf 1993] heeft de Tweede Intifada [2000-2003] extremistische tendensen aangewakkerd bij een nieuwe joodse jeugd, die niet langer noodzakelijk uit de joodse nederzettingen afkomstig is. Dit activisme gaat de confrontatie aan met het zogenaamde ‘vredeskamp’ dat nog steeds actief is, maar versnipperd is geraakt over verscheidene gespecialiseerde NGO’s. Zij zijn het die een rechtszaak tegen elke nieuwe joodse buitenpost aanspannen, in de hoop zo de oprichting van een daaruit voortgekomen nieuwe nederzetting te voorkomen. Tussen 2005 en 2012 heeft het Israelische Hooggerechtshof in het verlengde daarvan 27 sloopbevelen [voor illegale buitenposten] uitgevaardigd, zonder dat dit de vastberadenheid van de kolonisten heeft verminderd: steeds meer van hen wonen daar in geprefabriceerde bouwsels die haastig op heuveltoppen worden opgetrokken, niet alleen om Palestijnen eraan te herinneren wie er over het grondgebied ‘de baas’ is, maar ook om de anti-nederzettingen-NGO’s uit te putten, die met elke nieuwe buitenpost alle procedures opnieuw in gang moeten zetten.

Tegen deze achtergrond zijn vanaf 2008 de zogenaamde Tag Mehir (Price Tag; Prijskaartje)-operaties verveelvoudigd – een modus operandi die wordt geclaimd door joodse extremisten die zich richten tegen de Palestijnse bevolking, Israelisch-links en tegen alle geledingen van de Staat die territoriale concessies op de Westelijke Jordaanoever legitimeren of die voor haar rekening nemen. Vernielingen in Palestijnse dorpen, het verbranden of omhakken van olijfbomen die toebehoren aan Palestijnse families, het gooien van stenen naar boeren of olijfplukkers …

Vooral de Noar HaGvaot (Heuveltopjongeren; Hilltop Youth) krijgen de aandacht van de media en van onderzoekers, omdat bijna alle daders van Tag Mehir uit deze hoek afkomstig zijn. De beweging die tot begin 2000 relatief zwak was, is nadien gegroeid, als reactie op de Tweede Intifada en de ontmanteling van de joodse nederzettingen in de Strook van Gaza in 2005. Jongeren in de leeftijdsgroep van 16 tot 25 jaar, met uiteenlopende achtergronden, meten zich daarbij een levensstijl aan die gebaseerd is op gebed, meditatie en zang. Zij zwerven over de Westelijke Jordaanoever, tussen de buitenposten, doorgaans gekleed in een poncho, wandelschoenen en een kleurig geborduurde kippah (hoofdbedekking).

Sommige van hen zijn gehecht aan werken in de landbouw en streven naar een ‘back-to-the-land’-ervaring, geïnspireerd door de pioniers van het zionisme in het begin van de 20e eeuw. Anderen geven uiting aan opstandigheid tegen hun burgerlijke of autoritaire opvoeding en integreren gemakkelijk in deze woonoorden buiten het traditionele kader. Tenslotte zijn er groepen jongeren die elkaar hebben gevonden door het verlies van een broer of een neef bij aanslagen of botsingen met gewapende Palestijnse groepen. In verschillende mate beweren zij kahanisten te zijn – als uitvloeisel van een diepe haat tegen ‘Arabieren’ [Palestijnen], van de wens om heel ‘Judea-Samaria’ [Westelijke Jordaanoever] te veroveren, door de inheemse bevolking [de Palestijnen] daar te verdrijven en van een echte woede tegen het leger dat in hun ogen te passief optreedt, maar ook tegen rabbijnen die met de Israelische autoriteiten samenwerken.

Het aantal ‘heuveltopjongeren’ schommelt tussen de 200 en 300, maar kan tijdens de schoolvakanties oplopen tot ruim 500 en in gespannen situaties zelfs tot duizend. Lange tijd zagen de Israelische autoriteiten in hen geen reële bedreiging voor de veiligheid van het land, gaven zij de voorkeur aan dialoog en probeerden zij de betreffende jongeren – wier waarden in vele opzichten stroken met de belangen van Israelische regeringen van de afgelopen twee decennia – te sturen en te kanaliseren.

actieve netwerken uit religieuze kringen

In hun eerdergenoemde verklaring beschuldigen VN-deskundigen de ‘Israelische regering en haar leger’ ervan veel te weinig te doen om het genoemde geweld in te dammen en Palestijnen te beschermen. In de praktijk hebben noch de uitbreiding van het aantal personeelsleden van de Joodse Divisie van de Shin Bet – Israels binnenlandse inlichtingendienst – die belast is met het doen van onderzoek naar joodse extremisten, noch de oprichting in 2012 van een Speciale Politiemacht, die over weinig middelen beschikt en alleen op de Westelijke Jordaanoever opereert, een eind aan de gewelddadigheden weten te maken.

In 2013 hebben de Israelische autoriteiten de organisaties die zich op daden van Tag Mehir beroepen buiten de wet geplaatst . Daarbij hadden zij verscheidene religieuze scholen in joodse nederzettingen in het vizier, met name de Od Yosef Chai (Josef leeft nog altijd) instelling in Yitzhar. Hoewel die sinds 2011 officieel was gesloten, bleef haar netwerk nadien actief, evenals activisten van een extreemrechtse organisatie als Lehava (Vlam), die berucht is vanwege haar jacht op gemengde joods-Palestijnse echtparen in de straten van Jeruzalem. Veel ‘Heuveltopjongeren’ nemen deel aan trainingen en kampen van Lehava. Deze kan de meest fanatieke elementen onder hen mobiliseren voor operaties op de Westelijke Jordaanoever.

De situatie leek in juli 2015 te veranderen, nadat er een molotovcocktail was gegooid naar een huis in het Palestijnse dorp Douma waarbij een familie in de vlammen omkwam. Slechts één van de kinderen, vier jaar oud, wist aan de vuurzee te ontsnappen, maar raakte zwaar verbrand. De daad krenkte het geweten van joodse Israeli’s en zette een forse streep door het beeld van een onschuldige joodse bevolking die zich gedwongen voelt zich te verdedigen om in veiligheid te kunnen leven. Verscheidene jongeren uit de nederzettingen werden daarop gearresteerd en in ‘administratieve detentie’ geplaatst – een maatregel die voorheen slechts aan Palestijnen was voorbehouden [administratieve detentie is detentie zonder veroordeling door een rechtbank en kan steeds voor een periode van zes maanden worden verlengd; red.]. Belangrijker is dat twee van hen werden beschuldigd van moord, poging tot moord en van lidmaatschap van een ‘terroristische organisatie’.

Verklaringen van Israelische officieren hebben zich nadien opgestapeld. Avi Arieli, voormalig politieofficier en directeur van de Joodse Divisie van de Shin Bet, noemt joods terrorisme een ‘existentiële bedreiging’ voor Israel. Zijn woorden volgen op die van Carmi Gilon, voormalig directeur van de Shin Bet, voor wie de joodse extremisten een ‘grotere bedreiging voor de Joodse wereld’ geworden zijn dan de operaties van het Palestijnse verzet.

stilzwijgende steun en politieke connecties

Feitelijk profiteren de buitenposten in het overgrote deel van de gevallen nog steeds van de stilzwijgende steun van de Israelische bezettingsmacht die hun aansluiting op het water- en elektriciteitsnet vergemakkelijkt. ‘Heuveltopjongeren’ zien zich daarbij als een koloniale voorhoede: het obscene en zichtbare deel van een koloniale verovering dat joodse Israeli’s niet graag zien – ook al is dat het resultaat van de ideologie die aan de basis ligt van de oprichting van hun Staat. Minister van Defensie Benny Gantz beschrijft het geweld van joodse kolonisten als een ‘ernstig verschijnsel’ waaraan hij een einde zegt te willen maken. Tegelijk plaatst hij zes Palestijnse NGO’s die tot de meest actieve verdediging van de mensenrechten en de antikoloniale strijd behoren, op een ‘lijst van terroristische organisaties’, zonder dat het progressieve deel van de joods-Israelische samenleving daartegen zijn stem verheft.

Deze joodse terroristen beschikken over goede politieke connecties, zoals de advocaat en Knesset-lid Itamar Ben-Gvir, lid van de joodse suprematistische partij Otzma Yehudit (Joodse Kracht, gelieerd aan de Likoed). Over de botsingen in Oost-Jeruzalem in het voorjaar van 2021 is door politiechef Kobi Shabtai verslag uitgebracht aan toenmalig premier Benjamin Netanyahoe, waarin deze Ben-Gvir aanmerkte als de aanstichter van zowel de provocaties in Sheikh Jarrah als van de rellen in de ‘gemengde steden’ in Palestina’48/Israel.

Vergis u niet: dit terrorisme is méér dan het resultaat van jaren van straffeloosheid. Het past in de logische evolutie van een zionistische beweging die – niet in staat om een overwegend Joodse Staat in geheel Palestina te vestigen of de Palestijnse aanwezigheid in het gebied uit te wissen – een ongekend geweld doet losbarsten dat geleidelijk aan zijn eigen grondvesten bedreigt. Ongetwijfeld dromen sommige van de extremisten nog steeds van het uitlokken van een nieuwe Nakba.

bron: ORIENT XXI (Parijs), 6 december 2021

Thomas Vescovi – docent en onderzoeker hedendaagse geschiedenis, auteur van La mémoire de la Nakba en Israël (Parijs: l’Harmattan, 2015; 226 pp.) en van L’échec d’une utopie, une histoire des gauches en Israël (Parijs: La Découverte, 2021; 372 pp.)

vertaling: Frans Brons

Hongerstaker Hisham Abu Hawash vestigt de aandacht op de benarde positie van Palestijnse politieke gevangenen

Mustafa Barghouti

Hisham Abu Hawash heeft met zijn 141-dagen durende hongerstaking de aandacht van de wereld op de benarde positie van Palestijnse politieke gevangenen weten te vestigen. Zelf heeft hij daarmee zijn vrijlating uit Israelische gevangenschap kunnen afdwingen.

Wel moest hij letterlijk op de rand van de dood verkeren voordat de Israelische regering zich uiteindelijk gedwongen zag om zijn administratieve detentie te beëindigen. Dit uit vrees voor het uitbreken van een alomvattende opstand in de bezette Palestijnse Gebieden of het uitbreken van een nieuwe oorlog met het Palestijnse gewapende verzet. Dat moest vooral vermeden worden.

Abu Hawash was niet de enige gevangene die met zijn moedige bereidheid om in hongerstaking te gaan, de wil van de bezettingsmacht brak: vrijheid of de dood ! Alleen al dit jaar is hij voorafgegaan door Kayed al-Fosfus en Miqdad al-Qawasma, en vóór hen Maher al-Akhras en Khader Adnan. Door de jaren heen hebben in totaal zestig politieke gevangenen individuele hongerstakingen gehouden om zo administratieve hechtenis te doorbreken, naast enkele massa-hongerstakingen.

Daarbij is de kwestie van de Palestijnse politieke gevangenen tegelijk een heroïsche saga en een menselijke tragedie. Sinds 1967 zijn er door de Israelische bezettingsmacht niet minder dan een miljoen Palestijnen gearresteerd. Alleen al in 2021 waren het er 8000, onder wie 1300 minderjarigen en 184 vrouwen. Begin dit jaar bedroeg het aantal gevangenen in Israelische gevangenissen 4600, onder wie 225 kinderen en 134 vrouwen. Onder hen zijn 134 gevangenen die al 25 jaar vastzitten. Onder die 134 zijn er 13 die al 30 jaar gevangen gehouden worden – dat wil zeggen van vóór de ondertekening van de Oslo-Akkoorden.

Nael al-Barghouti is de langstzittende politieke gevangene ter wereld met in totaal 42 jaar in Israelische gevangenschap achter de rug. Ter vergelijking: Nelson Mandela zat 27 jaar in gevangenissen van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime vast. Daarnaast zijn er Karim en Maher Younis, die beiden 38 jaar in Israelische gevangenschap hebben doorgebracht.

547 Palestijnse gevangenen zijn veroordeeld tot levenslange gevangenisstraffen of zelfs meerdere malen levenslang. Het bekendste geval is dat van de verzetsstrijder Abdullah al-Barghouti, die tot 67 maal levenslange gevangenisstraf is veroordeeld. Volgens de Israelische wet kan een levenslange gevangenisstraf oplopen tot 99 jaar. Dat betekent dat Al-Barghouti theoretisch 6633 jaar in de gevangenis moet doorbrengen – de hoogst bekende straf die ooit in de wereld is opgelegd.

Misschien wel de diepste pijn die de Palestijnen voelen in de kwestie van de politieke gevangenen, zijn de 600 van hen die aan chronische ziekten en lichamelijke gebreken lijden, van wie vier aan kanker en 14 met verschillende tumoren. De meesten van hen zitten opgesloten in de Ramleh-gevangenis [in Palestina’48/Israel], die berucht is vanwege medische nalatigheid met de dood tot gevolg. Ondanks dat Nasser Abu Hamid aan een vergevorderd stadium van kanker lijdt, weigeren de Israelische autoriteiten hem vrij te laten. Hij is de broer van vier andere politieke gevangenen en de broer van een vijfde shahid (martelaar) die werd gedood nadat hij een Israelische spion had omgebracht.

De oudste gevangene is de 81-jarige Fuad al-Shoubaki.

Om nog meer zout in de wonden te wrijven, weigeren de Israelische autoriteiten de lijken van shuhada (martelaren) aan de respectievelijke families over te dragen. Momenteel gaat het om de lijken van acht shuhada, onder wie Anis Dawla, Aziz Owaisat, Faris Baroud, Nassar Taqatqa en Bassam al-Sayeh.

Het aantal Palestijnen dat in gevangenissen bij ondervraging – mede door medische nalatigheid – de marteldood is gestorven, is sinds het begin van de bezetting in 1967 opgelopen tot 227.

Onder de huidige politieke gevangenen zijn acht gekozen vertegenwoordigers en leiders – de meest bekende zijn Marwan Barghouti (FATAH) en Ahmed Sa’adat (PFLP). Onder hen bevinden zich ook ruim 50 parlementsleden die na hun aantreden bij de laatst gehouden (2006) verkiezingen voor de Palestijnse Wetgevende Raad – het parlement van het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) – zijn gearresteerd en gevangen gezet.

Volgens gegevens van mensenrechtenorganisaties en instellingen voor gevangenenzaken houdt Israel momenteel 540 Palestijnen vast in zogeheten administratieve detentie, waarbij wordt teruggevallen op een noodwet uit 1945, ten tijde van het Britse Mandaat in Palestina. Deze wet maakt het Israel mogelijk om Palestijnen zonder aanklacht of veroordeling door een rechtbank voor een periode van zes maanden gevangen te zetten – met de mogelijkheid de detentie een onbeperkt aantal malen met steeds zes maanden te verlengen.

Kortom, op basis van deze wet kan elke Palestijnse man of vrouw zonder rechtsgrondslag, proces of aanklacht worden gearresteerd, wanneer Israelische inlichtingendiensten besluiten tot arrestatie en detentie over te gaan. Zo hangt administratieve detentie als een zwaard boven het hoofd van elke Palestijn en is het een middel om elke vorm van verzet of strijd – ook wanneer deze vreedzaam is – aan te pakken en de vrijheid van meningsuiting en politieke, culturele en sociale activiteiten de kop in te drukken.

Er is geen land in de wereld waar dergelijke onrechtvaardige wetten worden toegepast, anders dan in Israel, waar arrestatie gebaseerd is op geheime dossiers waar de gevangene en zijn advocaten geen toegang toe hebben. Om de omvang van het onrecht dat administratieve detentie betekent te verduidelijken, moet worden gewezen op het geval van de Palestijn die op basis van administratieve detentie acht jaar in de gevangenis heeft doorgebracht, evenals op het gegeven dat de bezettingsmacht sinds 1967 aan 50.000 Palestijnen in de bezette Palestijnse Gebieden 50.000 maal administratieve detentie heeft opgelegd – waarvan 24.000 gevallen sinds 2000.

Het spreekt voor zich dat de rechtbanken waar Palestijnen aan worden voorgeleid – met inbegrip van degenen die in de door de PNA gecontroleerde gebieden wonen – militaire rechtbanken zijn die zich baseren op Israelische wetten en op de talrijke Militaire Orders die na 1967 zijn afgekondigd. Daarnaast valt Israel – als het zo uitkomt – terug op Turks-Ottomaanse, Britse, Jordaanse wetten om de Palestijnen onder controle te kunnen houden.

Elke Palestijn die uit administratieve detentie wil breken, ziet zich in de praktijk genoodzaakt om in hongerstaking te gaan – zolang, tot hij of zij als gevolg daarvan op het randje van de dood balanceert, zoals in het geval van de eerdergenoemde Abu Hawash. Dit alles gebeurt voor de ogen van regeringen en van de vele maatschappelijke krachten die zeggen democratie en mensenrechten te steunen – maar dan wel wanneer een individu in Hongkong, Rusland of Iran wordt gearresteerd. Wanneer het aankomt op de Palestijnen die onder Israelische overheersing  leven, wordt het: bekijken maar niet gezien worden, gehoord maar niet beluisterd worden, gelezen maar niet begrepen worden. Verder blijft het doodstil wanneer er een standpuntbepaling wordt verlangd of geëist – uit angst voor het intellectuele terrorisme dat door de machthebbers van Israel wordt gepraktiseerd. Zo is onlangs de Britse actrice Emma Watson van ‘antisemitisme’ beschuldigd, eenvoudigweg voor het posten van een foto uit solidariteit met de Palestijnen!

bron: Middle East Monitor (Londen), 12 januari 2022

Mustafa Barghouti is een Palestijnse arts en politicus te Ramallah

vertaling: Jochem van Oosten

Wilt u een abonnement op Soemoed nemen?