september-oktober ’17 | nr 5

Inhoud | jaargang 45, nummer 5 |

  • Hoe antisemitisme Israel heeft helpen creëren (pp. 4-6).
  • De Balfour Declaration (p. 5).
  • 100 jaar kolonisatie van Palestina – de cijfers (p. 7).
  • Van Balfour tot Obama (en Trump) (pp. 8-9).
  • Manifesto written on the anniversary of the infamous Balfour Declaration (pp. 10-11).
  • Dankbaar gebruikmaken van de woede (p. 11).
  • Palestina – een kwestie van rechtvaardigheid (pp. 12-14).
  • Tivall: toeval ? (p. 15).
  • Trends in de Kwestie Palestina sinds de Juni-Oorlog van 1967 – een terugblik en een vooruitblik (pp. 16-18).
  • Israel: ‘Palestijnen, Al-Aqsa is niet langer van jullie !’ (pp. 19-21)
  • Hoe 10 jaar Israelische blokkade Gaza aan de rand van de afgrond heeft gebracht (pp. 22-24).
  • De vrouwen van Gaza ingeklemd tussen bezetting en sociale controle – geboortebeperking, anticonceptie en abortus (pp. 25-27).
  • Nieuw HAMAS-handvest – Document van Algemene Beginselen en Beleid (de integrale tekst) (pp. 28-31).
  • Een Palestijnse staat gebaseerd op de grenzen van 1967 – gaat HAMAS op Hajj terwijl iedereen naar huis gaat ? (pp. 32-34)
  • Hoe Israel aansprakelijk te stellen voor de misdaad van apartheid ? (pp.   35-36).
  • Israel versus de Verenigde Naties – de Nikki Haley-doctrine (pp. 37-38).
  • BDS Movement Turns 12, Marks Anniversary With List of 12 Wins in 2017 (p. 39).
Redactioneel
oorlog & vrede

Nog geen jaar na haar aantreden, heeft de regering-Trump met haar optreden de gure wind in het Midden-Oosten verder doen aanwakkeren. Zo is Washington partij geworden in de groeiende polarisatie tussen de soennitische en shi’itische werelden, door zich nadrukkelijk in het Saoedische kamp te plaatsen. De aanjagers van die polarisatie zijn Saoedi-Arabië en enkele andere Golfstaten. Hun doelwit is (het shi’itische) Iran en met dat land verbonden strijdgroepen van Iraakse schi’ieten, de Libanese Hizbullah, Jemenitische Houthi’s en anderen.

Over de hoofden van de burgerbevolking heen, is de onderlinge strijd de achterliggende jaren vooral op het Syrische slagveld uitgevochten. Daar hebben Saoedi-Arabië en zijn bondgenoten inmiddels een nederlaag moeten incasseren: want door hen gesteunde radicaal-salafistische strijdgroepen zijn er niet in geslaagd het Assad-regime uit het zadel te stoten. Dat is uitkomst geweest zowel van de strijd op de grond als de grootschalige interventie van de Russische luchtmacht ten gunste van het Assad/Iran-kamp. De tegenstellingen zijn door die nederlaag eerder vergroot dan afgezwakt.

Israel hoopt garen te spinnen bij de soennitisch-shi’itische polarisatie. Daarbij blijken Saoedi-Arabië en andere Golfstaten meer dan ooit open te staan voor het aanhalen van de banden met Israel (achter de schermen was daarvan al jaren sprake). Tel Aviv lijkt voorts in Trump een bondgenoot gevonden te hebben in een hernieuwde confrontatie met Iran – waarbij opnieuw Irans nucleaire programma van stal wordt gehaald. Dit laatste is sinds 2015 op basis van een akkoord met de vijf permante leden van de VN-Veiligheidsraad (plus Duitsland) grotendeels ontmanteld, dan wel stilgelegd. Maar dat gegeven doet hier niet ter zake. Van meet af aan is Irans nucleaire programma voor Israel slechts de stok geweest om de hond te slaan. Waar het werkelijk om draait, is dat Iran samen met zijn bondgenoten weerstand biedt aan Amerikaans-Israelische hegemonie in de regio. De ‘existentiële dreiging’ die van Iran zou uitgaan, leidt de aandacht af van de voortgaande kolonisatie van Palestijns grondgebied, die in de wereld op groeiende kritiek stuit.

In de hernieuwde confrontatie met Iran past een militair offensief van Israel tegen Hizbullah in Libanon. Onlangs hielden de Israelische strijdkrachten met het oog daarop een grootschalige oefening. Mocht het inderdaad zover komen, dan zou het de zoveelste daad van agressie van Israel op rij zijn.

Tot zover over oorlog.

Door FATAH en HAMAS wordt met bemiddeling van Egypte sinds enkele maanden aan vrede gewerkt. Na een decennium van scherpe onderlinge confrontatie, dwingt een aantal factoren de partijen inmiddels tot toenadering. Zo staat de door HAMAS gecontroleerde Strook van Gaza op instorten als gevolg van de verstikkende Israelisch/Egyptische blokkade en na drie verwoestende militaire offensieven van Israel in vijf jaar tijd. Tot zijn grote schande heeft het Palestijns Nationaal gezag (PNA) sinds maart van dit jaar daar nog een schep bovenop gedaan door onder meer de uitbetaling van de salarissen van ambtenaren te staken, de medicijnentoevoer af te knijpen en aan Israel de elektriciteitsrekening niet langer te voldoen (met als gevolg nog maar twee uur stroom per dag). HAMAS kon geen kant meer op.

Omgekeerd hoopt FATAH door hernieuwd zeggenschap over de Strook van Gaza te krijgen, de politiek ambitieuze Mohammed Dahlan de pas af te snijden in de op handen zijnde wisseling van de wacht binnen de PNA (PNA-leider Mahmoud Abbas is oud en ziek). De uit Khan Younis (Gaza) afkomstige Dahlan was in 2007 een sleutelfiguur in de mislukte staatsgreep van FATAH en anderen tegen de wettig gekozen HAMAS-regering. Nadat hij ook met de PNA/Abbas in conflict was geraakt, zag hij zich gedwongen de wijk naar elders te nemen – naar de Verenigd Arabische Emiraten (VAE). Daar heeft hij zich ontpopt als een handlanger van zijn VAE-broodheren en geprobeerd met veel VAE-geld op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza (maar ook in Palestijnse vluchtelingenkampen in Libanon) een achterban op te bouwen – vooral onder Palestijnse jongeren.

Zal het – na eerdere mislukte pogingen – ditmaal iets tussen FATAH en HAMAS worden? De voortekenen zijn niet gunstig: onder druk van FATAH heeft het HAMAS-bestuur in Gaza zichzelf ontbonden en de bevoegdheden aan de PNA overgedragen. Maar HAMAS is niet in de PNA – en daarmee niet langer in het bestuur – vertegenwoordigd. Snelle algemene verkiezingen kunnen op dit punt uitkomst bieden. FATAH is daar echter niet erg happig op: volgens waarnemers is kans groot dat HAMAS dan opnieuw als winnaar uit de bus zal komen.

Voorts eist FATAH ontbinding van de Izzadin al-Qassam Brigades – de gewapende arm van HAMAS. Een onzinnige eis, gegeven de staat van oorlog met Israel. HAMAS zal deze dan ook niet inwilligen. Zou FATAH desondanks samenwerking met HAMAS doorzetten, dan zet deze daarmee de relatie met zijn westerse broodheren op het spel. Niet erg waarschijnlijk.

Hoe antisemitisme Israel heeft helpen creëren

Jonathan Schneer

Op een dieptepunt in de Eerste Wereldoorlog heeft de Britse elite zich gewend tot wat zij zag als de monolithische, almachtige krachten van ‘het internationale jodendom’, in de hoop zo het conflict tot een goed einde te kunnen brengen. In ruil daarvoor zegde zij zionistische joden Palestina toe.

Op 2 november 1917 sprak Lord Arthur Balfour namens het Britse kabinet in een schriftelijke verklaring aan een prominente leider van de Zionistische Beweging, Ha’im Weitzman, zijn steun uit voor ‘de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk’. De zogeheten Balfour Declaration wordt algemeen beschouwd als de eerste steen in het fundament van wat uiteindelijk de Staat Israel is geworden. De standpunten en de drijfveren van Britse politici om aan deze verklaring hun goedkeuring te geven, waren niet eenduidig en allerminst zuiver van aard.

Waar Britse leiders in november 1917 meer dan ooit op gespitst waren, was om de oorlog te winnen – alle andere doeleinden waren daaraan ondergeschikt. De overwinning leek echter verder weg dan ooit. Na drie-en-een-half jaar van verschrikkelijk oorlog voeren, bevonden de bondgenoten van Groot-Brittannië zich in een hachelijke positie: de Franse legers waren gedecimeerd, de Italiaanse hadden zware nederlagen moeten incasseren en het Russische leger stond aan de rand van de totale ineenstorting. Hoewel de Verenigde Staten zich in juni van het jaar daarvóór – eindelijk – ten gunste van Groot-Brittannië en zijn bondgenoten in het conflict hadden gemengd, waren de Amerikaanse soldaten in nog onvoldoende aantallen in Europa aangekomen om aan het front een verschil te kunnen maken. Ondertussen bereidde Duitsland een nieuw groot offensief op het Westelijke Front voor.

In die situatie hebben de Britse leiders zich aan elke strohalm vastgeklampt. Zo dachten zij Duitslands bondgenoot Turkije zover te kunnen krijgen dat hij zich uit de oorlog terugtrok. Daarbij zijn geld en grondgebied in het vooruitzicht gesteld. Turkije leek geïnteresseerd maar zou uiteindelijk, na veel geheim overleg in Zwitserland en elders, niet toehappen.

De Britten hoopten vervolgens een grote kracht – zoals zij ten onrechte meenden – die aan de zijlijn was blijven staan en die zij met ‘het internationale jodendom’ aanduidden, voor zich te winnen. In de aanloop naar de Balfour Declaration zijn dan ook de nodige inspanningen gedaan om de steun van zionistische joden te verwerven. In de vorm van de Declaration hebben zij hen zogezegd de verlovingsring aangeboden.

Britse leiders gingen daarbij uit van twee antisemitische vooronderstellingen: dat joden het Amerikaanse financiële systeem in handen hadden en voorts dat zij greep hadden op het Russische pacifisme. Met andere woorden: zij geloofden dat Amerikaanse joden de Verenigde Staten de oorlog in zouden kunnen leiden en omgekeerd dat Russische joden zouden kunnen verhinderen dat hun land zich daaruit zou terugtrekken. Zij geloofden voorts dat joods kapitaal kon helpen om de oorlogsinspanning te financieren. Bij dit alles gingen zij ervan uit dat alle joden zionisten waren – wat destijds zeer zeker niet het geval was. Daarom ook heeft de omkoping de vorm van de Balfour Declaration gekregen.

Een van de meest invloedrijke, ware gelovigen van dergelijke antisemitische misvattingen was Gerald Henry Fitzmaurice. Deze had vóór de oorlog als tolk in Britse overheidsdienst gewerkt. Daarbij was het zijn taak om voor zijn meerderen op het consulaat in wat toen nog werd aangeduid met Constantinopel [maar toen al enkele eeuwen Istanboel heette] de Turks-Ottomaanse belangen te duiden.

Fitzmaurice koesterde de opvatting dat joden en dönmes – ‘crypto-joden’, van wie de voorouders formeel tot het christendom waren overgegaan, maar die het joodse geloof in het geheim waren blijven uitoefenen – de Turkse regering in hun greep hadden. Hun grote doel was, zo meende hij, Palestina aan de zionisten over te dragen. Terwijl de oorlog in volle gang was, ging – verrassend – ook Fitzmaurice het idee onderschrijven, dat Groot-Brittannië zonder omhaal Palestina aan de joden moest toezeggen. In ruil daarvoor zouden, aldus Fitzmaurice, de dönmes hun steun aan de Turkse regering intrekken, waardoor deze gedoemd was te vallen.

Fitzmaurice – inmiddels verbonden aan de Inlichtingendienst van de Britse Admiraliteit – ging vervolgens met dit idee bij de ervaren en gerespecteerde Britse diplomaat Hugh James O’Bierne lobbyen. Deze reageerde positief. Op 28 februari 1916 stelde hij voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken een memorandum op, waarin voor het eerst het lot van Palestina met zowel de belangen van de zionistische joden, als met de Britse kansen op een overwinning in de oorlog werd verbonden.

‘Aan mij is geadviseerd,’ zo schreef hij aan zijn collegae, ‘dat wanneer wij de joden een regeling inzake Palestina kunnen bieden die hun sterk aanspreekt, wij wellicht met hen een regeling kunnen treffen om hun steun in te trekken aan de regering van de Jong-Turken, die als gevolg daarvan zal vallen’. Kortom, O’Beirne onderschreef kennelijk dit belachelijke idee.

Op het moment dat O’Beirne dit memorandum opstelde, bleek een andere functionaris van het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken met dezelfde kwestie in de weer te zijn geweest. Zojuist hadden Sir Mark Sykes en de Franse diplomaat François Georges-Picot hun onderhandelingen daarover afgerond. Op basis van de zogeheten Sykes-Picot-Overeenkomst zouden Groot-Brittannië en Frankrijk het grondgebied van het Turks-Ottomaanse Rijk onder elkaar verdelen (detail: de Turken waren op dat moment nog altijd niet verslagen). Palestina, zo zij spraken zij af, zou bestuurd moeten worden door een consortium van internationale machten – met uitzondering van het noordelijke deel dat onder Franse controle zou komen te staan. In maart 1916 bezochten Sykes en Georges-Picot hun oostelijke bondgenoot Rusland, om hoge ambtenaren daar van de inhoud van hun onderlinge overeenkomst op de hoogte te stellen.

Georges-Picot zag zijn missie inmiddels wel gecompliceerd door O’Beirne’s suggestie dat Groot-Brittannië bezit van Palestina aan de zionistische joden zou moeten toezeggen. Het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken had de Russen al laten weten dat Londen voor deze aanbeveling openstond. Op hun beurt hadden de Russen weinig moeite met het nieuwe voorstel. Zolang zij Constantinopel als oorlogsbuit toegewezen kregen, waren zij tevreden. Maar Georges-Picot die voor Frankrijk sprak, had grote problemen met het voorstel. Zijn land had van oudsher belangen aan de oostkust van de Middellandse Zee. Parijs vreesde dat deze zouden worden bedreigd door een overeenkomst waarbij Frankrijk geen directe controle over delen van Palestina zou krijgen.

Sykes was echter van positie veranderd. Na lezing van O’Beirne’s memorandum en andere stukken concludeerde hij dat de zionistische joden een troef in handen hadden, die de sleutel vormde tot de overwinning in de oorlog. ‘Met het “Grote Jodendom” tegen ons,’ zo waarschuwde hij, zat een overwinning er niet in. De reden was dat het zionisme een krachtige, zij het ondergrondse kracht in de wereld vormde – in zijn woorden was het ‘atmosferisch, internationaal, kosmopolitisch, onderbewust en ongeschreven, vaak onuitgesproken’.

Sykes schilderde vervolgens een somber beeld van wat de bondgenoten te wachten stond in geval zij geen steun gaven aan het plan voor een nationaal tehuis voor joden in Palestina. Het betekende dat ‘er optimisme in Berlijn zal zijn, neerslachtigheid in Londen, gevoelens van ongemak in Parijs, weerstand in C’ople [Constantinopel], onenigheid in Caïro, Arabieren die met elkaar overhoop liggen,’ zo schreef hij.

Sykes gaf daarmee overigens uiting aan wat binnen het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken breed werd gedacht. Terug in Londen schreef Robert Cecil, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken – tevens zoon van oud-premier Lord Salisbury en neef van de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken, Balfour – aan zijn collegae: ‘Ik denk niet dat de internationale macht van de joden snel overdreven kan worden.’

Binnen de Britse regering, was er sprake van een mengeling van filo- en antisemitisme in de hoofden van zijn leden, met name bij premier David Lloyd George en bij de minister van Buitenlandse Zaken, Balfour. Lloyd George, die onder gelovige Welshmen was opgegroeid, heeft ooit tijdens de oorlog opgemerkt, dat hij meer bekend was met de aardrijkskunde van Palestina dan met die van Schotland en dat de gevechten hem daar veel meer interesseerden dan die in Frankrijk en België. Niettemin heeft deze christelijke zionist, zoals sommige deskundigen hem hebben aangeduid, ooit zijn collega Herbert Samuel beschreven als ‘een hebzuchtige, ambitieuze en inhalige jood met de allerslechtste kenmerken van zijn ras’.

Balfour hield er soortgelijke tegenstrijdige stereotypen met betrekking tot joden op na. Zo was hij tot tranen geroerd door de verhalen van de eerder genoemde Weizmann over het kwaad dat joden was aangedaan. Niettemin liet hij hem weten dat hij de ‘antisemitische postulaten’ onderschreef van de virulente Cosima Wagner, die een van de eerste beschermers van Adolf Hitler zou worden. Balfour geloofde kennelijk niet dat joden in de niet-joodse Britse samenleving konden opgaan.

Opmerkelijk gegeven: het enige joodse lid van de regering van Lloyd George, Edwin Montagu, was fel gekant tegen de Balfour Decalaration, omdat hij meende dat deze antisemieten wereldwijd zou aanmoedigen om joden uit hun respectievelijke samenlevingen te verdrijven. ‘Palestina zal het getto van de wereld worden,’ zo waarschuwde hij.

Zionisten hebben dit argument niet serieus genomen. Zij sterkten de Britse politieke elite in haar overtuiging dat joodse invloed een wereldwijde kracht vormde. Op 10 juni 1917 waarschuwde Weizmann het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat ook Nazi-Duitsland een ‘Balfour Declaration’ zou gaan uitgeven. Voor de zionisten rees daarmee in toenemende mate de vraag ‘of zij hun doelstellingen via Duitsland en Turkije of via Groot-Brittannië zouden kunnen realiseren,’ zo schreef hij. Terwijl Weizmann verklaarde dat hij ‘absoluut loyaal’ was aan Groot-Brittannië, gaf hij indirect te kennen, dat andere joden zich in deze kwestie wellicht niet zo betrouwbaar zouden opstellen.

In oktober en november 1917, terwijl er binnen het Britse kabinet over de Declaration werd gedebatteerd, spraken ministers deze vrees eveneens uit. Daarom besloten zij als eerste met een verklaring te komen waarin steun voor een nationaal tehuis voor joden werd uitgesproken. ‘Velen [niet-joden] hechten nog altijd geloof aan de macht van en de eenheid onder joden,’ merkte een van Weizmanns volgelingen vele jaren later op. ‘Wij lijden daaronder, maar het biedt ons ook de nodige voordelen …; dit delicaat en fatsoenlijk weten te exploiteren, behoort tot de kunst van de joodse diplomaat.’ Weinigen beheersten dit beter dan Weizmann.

Natuurlijk hadden Britse ambtenaren andere belangrijke redenen om de Balfour Declaration te steunen. Zo meenden zij dat Groot-Brittannië Palestina moest controleren vanwege zijn nabijheid tot het Suez-Kanaal – de economische slagader van Groot-Brittannië. Zij dachten voorts dat Britse controle over Palestina de aanleg van een spoorlijn mogelijk zou maken, die van de noordelijke stad Acca, via Irak, naar de Perzische Golf zou lopen, waardoor de handel met India zou worden vergemakkelijkt. Om die reden kwam een autonoom Palestina binnen het Britse Rijk – net als in het geval van Zuid-Afrika of Canada – deze politici zeer goed uit. Zij waren zich ook bewust van de kennis en de vaardigheden die joodse immigranten [lees: joodse kolonisten] in de regio konden brengen, en stonden sympathiek tegenover de aanspraken van zionistische joden op Palestina.

Hun gedachten werden echter in grotere mate gedomineerd door antisemitische vooroordelen en stereotypen. Paradoxaal genoeg hebben deze gevoelens hen er sterker toe aangezet om de Balfour Declaration te omarmen. Hun opstelling heeft een cruciaal element gevormd in het tot stand komen van Britse steun voor de oprichting van een joodse staat in Palestina. De geschiedenis is nooit meer dezelfde geweest.

bron: Foreign Policy (Washington), 8 september 2010

Jonathan Schneer is de auteur van The Balfour Declaration: The Origins of the Arab-Israeli Conflict; Londen: Random House, 2012; 480 pp.

vertaling: Rudi Cornelissen

Balfour Declaration

Foreign Office, November 2nd. 1917

Dear Lord Rothschild,

I have much pleasure in conveying to you, on behalf of His Majesty’s Government, the following declaration of sympathy with Jewish Zionist aspirations which has been submitted to, and approved by, the Cabinet:

‘His Majesty’s Government view with favour the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people, and will use their best endeavours to facilitate the achievement of this object, it being clearly understood that nothing shall be done which may prejudice the civil and religious rights of existing non-Jewish communities in Palestine, or the rights and politi­cal status enjoyed by Jews in any other country.’

I should be grateful if you would bring this declaration to the knowledge of the Zionist Federation.

Yours sincerely,

Arthur James Balfour

[Foreign Secretary]
Van Balfour tot Obama (en Trump)

Lamis Andoni

De Balfour Declaration belichaamde het imperialisme en antisemitisme van zijn tijd. De dominante imperiale macht mag dan zijn ingeruild voor een andere, de behandeling van de Palestijnen is hetzelfde gebleven.

Op 2 november 1917 gaf Lord Arthur Balfour, de toenmalige Britse minister van Buitenlandse Zaken, in een schriftelijke verklaring aan Lord Rothschild te kennen dat de Britse regering ‘… welwillend stond tegenover de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk …’. Deze zogeheten Balfour Declaration wordt beschouwd als de eerste grote stap naar de vestiging van de Staat Israel in 1948.

Destijds viel Palestina nog onder Turks-Ottomaans bestuur. Groot-Brittannië en zijn bondgenoten maakten echter aanstalten het kwijnende Turks-Ottomaanse Rijk op het slagveld van de Eerste Wereldoorlog te verslaan. Nadat Palestina een maand later inderdaad onder Britse controle was gekomen, nam de betekenis van het document sterk toe. De Balfour Declaration werd gelijkgesteld met een landakte, die aan de plannen van de internationale Zionistische Beweging legitimiteit verschafte.

Balfour was zich zeer bewust van de aanwezigheid van de inheemse Arabische bevolking. In het tijdperk dat voorafging aan het opstellen van internationale rechtsregels, het Handvest van de Verenigde Naties en de Vierde Conventie van Genève, had een imperiale macht er echter geen moeite mee om grondgebied weg te geven waarop het zelf geen claim had.

De Balfour Declaration bevat de bepaling dat ‘…er niets zal worden gedaan dat inbreuk doet op de burgerrechten of de godsdienstige rechten van de aanwezige niet-joodse gemeenschappen [sic] in Palestina’ – een clausule die door de oprichters en de machthebbers van Israel niet bepaald is nageleefd. Weinig méér viel te verwachten, aangezien de Balfour Declaration de Arabische bewoners van Palestina [de Palestijnen] van hun recht op grondgebied en zelfbeschikking had beroofd.

‘joodse probleem’
Balfour stond bekend als een antisemiet. Als premier had hij de zogeheten Aliens Act (Vreemdelingenwet) van 1905 door het parlement geloodst, op grond waarvan Oost-Europese – met name joodse – immigratie naar Groot-Brittannië drastisch werd ingeperkt.

In de loop der jaren was hij ervan overtuigd geraakt dat het [politieke] zionisme – de beweging die toewerkte naar de oprichting van een Joodse Staat in Palestina – een gunstige oplossing voor het ‘joodse probleem’ bood. Net als andere antisemieten meende hij dat joden niet in Europa thuis hoorden, dat zij een apart ras met een aparte religie vormden en dat zij niet in harmonie konden leven in de samenlevingen waarbinnen zij leefden.

Balfour heeft zijn opvattingen op dit punt duidelijk uiteengezet in de inleiding van een boek van Nahum Sokolow, getiteld History of Zionism [twee delen; diverse herdrukken; 560 pp.; red.]. Hij riep daarin de Europeanen op om het zionisme te steunen. Hij schreef: ‘Want zoals ik de betekenis ervan lees, is het [zionisme] onder meer een serieuze poging om de eeuwige misère te verlichten die de aanwezigheid in haar midden van een lichaam, dat zij te lang al als vreemd en zelfs vijandig ziet, maar dat zij ook niet in staat was te verdrijven of te absorberen, voor de westerse beschaving heeft gecreëerd. Zeker, alleen al om die reden verdient het [zionisme] onze steun.’

Terwijl veel joden in die jaren assimilatie nastreefden, trachtte de Zionistische Beweging van de Oostenrijkse journalist Theodore Herzl een aparte staatkundige entiteit voor de joden tot stand te brengen. Deze zag de problemen van joden niet als een gevolg van segregatie en discriminatie – die door middel van strijd voor universele rechten bestreden konden worden – maar zocht een radicalere oplossing: joden uit Europa weghalen.

oppositie van joden
Maar lang niet alle joden waren ervan overtuigd dat dit laatste de juiste aanpak van segregatie en discriminatie was. Er bestond dan ook aanzienlijk verzet tegen het zionisme, onder meer van de kant van Britse joden. Belangrijkste criticus in Groot-Brittannië was de prominente politicus Edwin Montagu, die in krachtige bewoordingen stelde dat de Balfour Declaration voor joden die ervoor kozen om in Europa te blijven, een stap terug zou kunnen betekenen. ‘Ik wil mijn opvatting vastgelegd zien, dat het beleid van Zijne Majesteits regering antisemitisme tot gevolg zal hebben en dat er een wervingskracht van zal uitgaan richting antisemieten waar ook ter wereld’ [omdat het hen zal aanmoedigen om joden uit hun respectievelijke samenlevingen te verdrijven en Palestina het getto van de wereld zal worden; red.], schreef hij in een officieel memorandum.

Historici denken dat Montagus kritiek aanleiding heeft gegeven tot een belangrijke aanpassing van het oorspronkelijke ontwerp van de tekst van de Balfour Declaration – waarbij de toezegging om van Palestina een ‘Joods thuisland’ te maken, is gewijzigd in ‘de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk’. [zionistische leiders hebben aan een dergelijke accentverschuiving nooit enige boodschap gehad; op hun agenda stond de omvorming van Palestina in een Joodse Staat; red.]

In de definitieve tekst werd voorts gestipuleerd, dat er niets zou worden ondernomen dat de politieke status van joden in welk land dan ook zou mogen schaden – in een poging de angst weg te nemen dat van de oprichting van een Joods thuisland een bedreiging zou kunnen uitgaan naar joden in Europa, doordat daarmee mogelijk het beeld bevestigd werd bevestigd dat joden een ‘vreemde groep’ vormen.

Zo werd een formule gevonden die tegemoet kwam aan zowel antisemieten als aan joden die de voorkeur gaven aan assimilatie in de samenlevingen waarin zij leefden.

De Palestijnen zijn in dit alles niet geraadpleegd, niet serieus genomen. Het was destijds niet zoveel anders als vandaag de dag – zij het dat Amerikaanse imperiale macht Britse imperiale macht inmiddels heeft vervangen.

Balfour was een echte vertegenwoordiger van de imperiale waarden van zijn tijd – een antisemitische politicus die een oplossing probeerde te vinden voor wat destijds werd gezien als het ‘joodse probleem’ van Europa, waarmee de basis is gelegd voor de oprichting van een prowesterse entiteit in de Arabische Wereld. De naar hem vernoemde Declaration belichaamde zowel imperialisme als antisemitisme. De gevolgen ervan worden nog steeds gevoeld – op duizenden kilometers afstand van de plaats waar dit beleidsdocument is opgesteld.

bron: Al-Jazeera (Doha), 6 november 2010

Lamis Andoni is een Palestijns-Amerikaanse free lance journalist die over  de Midden-Oosterse politiek en in het bijzonder over Palestijnse zaken publiceert

vertaling: Koen Bos

Trends in de Kwestie Palestina sinds de Juni-Oorlog van 1967 – een terugblik en een vooruitblik

Nadia Hijab & Mouin Rabbani

In bepaalde opzichten is de Kwestie Palestina weer terug bij waar zij zich aan de vooravond van de Juni-Oorlog van 1967 bevond. Het loont de moeite dit traject opnieuw af te leggen, om te begrijpen hoe wij in de huidige situatie zijn beland en om hieraan inzichten te ontlenen hoe verder te gaan.

terugblik
Aan de vooravond van de Juni-Oorlog (5-10 juni 1967) leefden de Palestijnen verspreid over Israel, op de door Jordanië geannexeerde Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem), in de door Egypte militair bestuurde Strook van Gaza en in vluchtelingengemeenschappen in Jordanië, Syrië, Libanon (en verder weggelegen gebieden). Hun streven naar rechtsherstel en zelfbeschikking was opgehangen aan beloftes van Arabische leiders – met name van de charismatische Egyptische leider Gamal Abdel Nasser – om ‘Palestina te bevrijden’. Dat sloeg destijds op dat deel van het voormalige Mandaatgebied Palestina, dat in 1948 Israel was gaan omvatten.

De Juni-Oorlog die uitdraaide op de bezetting door Israel van de Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem), de Strook van Gaza, de Syrische Hoogvlakte van Golan en het Egyptische schiereiland Sinaï, bracht dramatische wijzigingen in de geografie van het conflict met zich mee. Het bracht voorts een fundamentele ommekeer in de Palestijnse politieke verhoudingen teweeg. In een scherpe breuk met de voorafgaande decennia namen Palestijnen het heft in eigen handen in plaats van toeschouwer te zijn bij regionale en internationale besluiten die hun bestaan aangingen en hun lot bepaalden.

De Palestijnse Bevrijdingsbeweging (PLO) die in 1964 onder auspiciën van de Arabische Liga was geroepen, werd in 1968-1969 politiek ingehaald door de Palestijnse guerrillaorganisaties, die sinds de jaren vijftig ondergronds waren geformeerd, met FATAH aan het hoofd.

De Arabische nederlaag van 1967 schiep een vacuüm waarin Palestijnen in staat waren om zeggenschap inzake de Kwestie Palestina weer in handen te nemen, de verspreide delen van de Palestijnse bevolking om te smeden tot een herenigd volk dat in staat was tot politiek handelen, en de Kwestie Palestina in het middelpunt van het Arabisch-Israelisch conflict te plaatsen.

Dit is wellicht de grootste prestatie van de PLO geweest. Zij heeft de geest van het Palestijnse strijd voor zelfbeschikking in stand gehouden, ondanks de vele wonden die Israel en enkele Arabische staten haar hebben toegebracht – nog afgezien van zelf toegebrachte wonden. De tegenslagen die de PLO moest incasseren zijn talloos geweest, ook toen zij erin slaagde om de Kwestie Palestina hoog op de internationale agenda geplaatst te krijgen. Het is van belang om zowel de successen als de nederlagen van de PLO langs te lopen, om zo te begrijpen hoe de Palestijnse nationale beweging het punt heeft bereikt waarop zij zich thans bevindt

De eerste PLO-overwinning zaaide tegelijk het zaad voor een nederlaag. De slag om Karameh in de Jordaanvallei van 1968, waarbij de fedayeen (guerrillastrijders) en het Jordaanse leger een veruit superieure Israelisch commando-eenheid terugdreven, won veel Palestijnse en Arabische sympathisanten voor de beweging – vanuit het gehele politieke spectrum.

Tegelijkertijd ging van deze overwinning impliciete dreiging uit naar de aan de macht zijnde Hasjemitische monarchie in Jordanië. De betrekkingen van de Palestijnen met de Jordaanse machthebbers zouden geleidelijk verslechteren, om uiteindelijk uit te draaien op de gewelddadige verdrijving in 1970 van de PLO uit Jordanië gedurende de zogeheten Zwarte September. Dit betekende dat de PLO niet langer een geloofwaardige militaire optie tegen Israel had, afgezien van de vraag of daarvan überhaupt ooit sprake is geweest. Hoewel de Palestijnen tot 1982 in Libanon een omvangrijke militaire aanwezigheid in stand wisten te houden, was deze feitelijk een pover substituut voor de langste Arabische grens – die van Jordanië – met historisch Palestina.

Gedurende de Oktober-Oorlog van 1973 bereikten Egypte en Syrië deeloverwinningen op Israel, waarmee aangetoond werd dat ook de Arabische staten slechts over beperkte militaire opties tegenover Israel beschikten.

Tezelfdertijd bereikte de Palestijnse nationale beweging haar internationale hoogtepunt in de vorm van de toespraak van PLO-leider Yassir Arafat voor de Algemene Vergadering van de VN in 1974, nadat de PLO inmiddels door de Arabische staten erkend was als ‘de enige wettige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk’. Dat jaar is de PLO de grondslagen gaan leggen voor een twee staten-regeling, waarbij de Palestijnse Nationale Raad – het parlement van de PLO – een 10-punten-plan aanvaardde om een ‘nationale autoriteit’ te vestigen in elk bevrijd deel van Palestina.

Het proces verliep pijnlijk traag. Dat kon ook niet anders, aangezien de meerderheid van Palestijnen onder ogen moest zien dat een eventuele Palestijnse staat niet langer de totale oppervlakte van het voormalige Britse Mandaatgebied zou kunnen beslaan. Vanaf 1974 werd de acceptatie van de staat Israel als een realiteit enerzijds, en de vestiging van een Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en de Strook van Gaza anderzijds, geleidelijk aan het doel van de Palestijnse nationale beweging.

Het bezoek van Egyptes president Anwar al-Sadat aan Jeruzalem in 1977, dat culmineerde in de Camp David-Akkoorden van 1979 tussen Israel en Egypte, gevolgd door de Israelische terugtrekking uit het schiereiland Sinai die in april 1982 werd voltooid, vormde de opmaat voor de verwoestende Israelische invasie van Libanon in datzelfde jaar.

Het voornaamste doel van Israel was om de PLO uit Libanon te verjagen en de permanente bezetting van in 1967 veroverd Palestijns grondgebied te consolideren. Nu de machtigste Arabische staat uit het conflict verwijderd was, was het vermogen van de PLO om een twee staten-regeling te bereiken in ernstige mate ingeperkt en ging het Arabisch-Israelische conflict geleidelijk over in een Israelisch-Palestijns conflict, waarbij Israel ontegenzeggelijk in de sterkste positie was.

Terwijl de uit Libanon verjaagde PLO probeerde zich in Tunesië en andere Arabische landen te hergroeperen, barstte in december 1967 de Eerste Intifada (volksopstand) los – één van de grootste uitdagingen waarvoor Israel zich gesteld zag. Deze werd door lokaal leiderschap gestuurd en  blies nieuw leven in de optie om Israel met succes te confronteren op basis van geweldloze massamobilisatie op een schaal die sedert de late jaren dertig niet meer was vertoond.

Niettemin bleek de PLO niet in staat om politieke munt te slaan uit het lokale en wereldwijde succes van de Eerste Intifada. Uiteindelijk plaatste de PLO-leiding in ballingschap het eigenbelang – te weten zijn ambitie om Westerse, maar vooral Amerikaanse steun te verwerven – boven de nationale rechten van het Palestijnse volk, zoals tot uitdrukking gebracht in de Onafhankelijkheidsverklaring van 1988 die – een jaar na het uitbreken van de Intifada – in Algiers was aangenomen.

De tegenstellingen werden in 1992-1993 ondubbelzinnig duidelijk, toen het Palestijnse leiderschap gedwongen was te kiezen tussen enerzijds de onderhandelingspositie van de Palestijnse delegatie in Washington die er op stond om een alomvattend moratorium aan de bouw van joodse nederzettingen op te leggen als voorwaarde voor overgangsregelingen naar  zelfbestuur. En anderzijds heimelijke onderhandelingen met Israel die minder zouden opleveren maar de PLO wel meer internationale erkenning zouden geven na het dramatisch verlies aan steun na Koeweit -Crisis van 1990-1991 [waarbij deze zich aan de kant van het regime van Saddam Hoesein had geschaard; red.].

Overeenkomstig de Oslo-Akkoorden van 1993, erkende de PLO Israel en zijn ‘recht om in vrede en veiligheid te bestaan’, neergelegd in een document dat naliet om bezetting, zelfbeschikking, staatsvorming, of het recht op terugkeer te vermelden. Het mag niet verbazen dat de daaropvolgende decennia een exponentiële groei van de joodse nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden te zien heeft gegeven –en daarmee de feitelijke vernietiging van de autonomieregelingen waarover in diverse Israelisch-Palestijnse overeenkomsten werd gesproken.

vooruitblik
In sommige opzichten is – wat de huidige situatie betreft – de cirkel rond. De in grote lijnen verenigde Palestijnse nationale beweging die van de jaren zestig tot de jaren negentig toonaangevend was, is uiteengevallen, misschien wel terminaal. Vandaag de dag is die verdeeld tussen FATAH en HAMAS – die samen met Islamitische Jihad vooralsnog door FATAH uit de PLO wordt geweerd – terwijl er ook nog eens sprake is van verdeeldheid binnen FATAH en de PLO.

De Palestijnen in de Strook van Gaza lijden schrikbarend onder een al 10 jaar durende Israelische blokkade – een situatie die nog verergerd wordt door de druk van FATAH en Israel op HAMAS. De Palestijnen in de vluchtelingenkampen in Syrië en Libanon hebben erg te lijden onder de burgerconflicten in Syrië en de eerdere fragmentatie in Irak, alsook onder conflicten tussen diverse groeperingen in de kampen.

Israel heeft zich sinds 1967 van een regionale staat omgevormd tot een regionale macht. Tel Aviv is inmiddels gebrand op het normaliseren van de betrekkingen met Saoedi-Arabië en de andere Arabische Golfstaten, waarbij Iran als boeman wordt gebruikt om die betrekkingen te bevorderen. In ruil daarvoor wenst Israel die alliantie te gebruiken om de Palestijnen een deal op te leggen. Deze komt – hoe kan het anders – neer op voortzetting van de Israelische overheersing: Israel houdt een volledige greep op de Palestijnse gebieden, de joodse nederzettingen blijven waar zij zijn en groeien verder door.

Maar er blijven obstakels bestaan op Israels weg om de bezetting en kolonisatie te legitimeren, die de deur openhouden voor een Palestijnse beweging en voor een strategie gericht op het veiligstellen van hun rechten. Het is niet niets, dat de afgelopen vijftig jaar geen enkele VN-lidstaat de Israelische bezetting van Palestijns – of Syrisch – grondgebied heeft erkend.

Terwijl Europese regeringen bijvoorbeeld bang waren om daardoor hun betrekkingen met staten in de regio in gevaar te brengen, behoren zij tegelijk tot de regeringen die nog het meeste hechten aan een internationale rechtsorde. De herinneringen aan de Eerste en Tweede Wereldoorlogen zijn nog niet vergeten. Zo kunnen zij Israels bezetting niet erkennen, ook al hebben zij nagelaten Israel op dezelfde wijze te confronteren als zij gedaan hebben in het geval van de Russische bezetting van de Krim.

Bovendien versnelt de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten – zo kort nadat het Verenigd Koninkrijk er voor had gestemd om de Europese Unie te verlaten – de vastberadenheid van de Europese Unie om haar economische en politieke macht te consolideren en haar afhankelijkheid van de Verenigde Staten voor bescherming te reduceren.

Dit biedt de Palestijnen de gelegenheid om bescheiden EU-maatregelen te steunen, zoals het verbieden van de financiering van onderzoek aan bedrijven die in joodse nederzettingen zijn gevestigd, het etiketteren van producten uit die nederzettingen, en om het onderscheid te bevorderen tussen Israel en zijn koloniale onderneming [het zionistische project in Palestina is in zijn wezen een koloniaal project !; red.], onder verwijzing naar VN-Veiligheidsraadresolutie 2334 van 16 december 2016.

Israel wordt bovendien geconfronteerd met verzet uit onverwachte hoek. Terwijl de Palestijnse nationale beweging is verzwakt, is de wereldwijde Palestina-solidariteitsbeweging, inclusief de door Palestijnen aangevoerde en in 2005 gelanceerde Boycot, Desinvesteren en Sancties-Beweging (BDS), sterk gegroeid, vooral na de serie verwoestende Israelische militaire offensieven tegen de Strook van Gaza van de afgelopen jaren.

Dit in tegenstelling tot de situatie in de jaren zeventig en tachtig, toen het Westers publiek grotendeels achter Israel stond. Israel slaat verwoed terug tegen deze beweging door kritiek op Israel uit te bestempelen als antisemitisme en door aan te dringen op wetgeving in de Verenigde Staten en Europa om BDS-initiatieven bij wet te verbieden. Tot dusverre is zij er niet in geslaagd om het debat tot zwijgen te brengen of om te verhinderen dat kerken en studentengroeperingen overal in de Verenigde Staten activiteiten ondersteunen die solidariteit met het Palestijnse volk tot uitdrukking brengen.

De Israelische tegenbeweging wordt ook verzwakt als gevolg van een derde trend – helemaal uit eigen koker. Het feit dat Israel bij zijn bezetting van de Palestijnen, maar ook wat betreft de behandeling van zijn eigen Palestijnse staatsburgers, het internationaal recht heeft geschonden (en schendt) zonder hiervoor ter verantwoording te worden geroepen, begint tegen grenzen aan te lopen.

Zelfs Trumps vastbeslotenheid om ‘een regeling te treffen’ die Israel zeker grote stukken Palestijns grondgebied zal opleveren, evenals de permanente controle over de Palestijnen, zal vast en zeker stuiten op verzet van uiterst rechts in Israel dat nog altijd aan invloed wint en   principieel elke ‘concessie’ aan de Palestijnen van de hand wijst.

Het toenemend aantal van wat niet anders aangeduid kan worden als racistische wetten, geeft niet alleen een inkijk in Israels huidige handelen, maar ook in dat van na 1948.

Zo onthoudt de Wet op het Burgerschap en het Gezin, die sinds 2003 jaarlijks wordt verlengd, Palestijnse burgers van Israel het recht om met Palestijnen uit de bezette Palestijnse gebieden en enkele andere landen te trouwen; de verwoesting van Palestijnse dorpen in Israel en op de Westelijke Jordaanoever; en de wet om met terugwerkende kracht de diefstal van particuliere grond op de Westelijke Jordaanoever te legaliseren.

Dit alles maakt het onmogelijk om net te doen alsof Israel universele of ‘Westerse’ waarden onderschrijft, zoals de rechtsstaat en gelijkheid voor de wet. Een goede indicatie van de uitwerking van dit door de mand vallen is het snelgroeiend aantal niet-Israelische joden dat steeds verder van Israel vervreemd raakt, waaronder organisaties als Jewish Voice for Peace. Wanneer deze van zich laten horen, zijn pro forma beschuldigingen van antisemitisme gemakkelijk van de hand te wijzen en zij stellen anderen in staat om soortgelijke standpunten in te nemen.

Een ander gebied waar Israel is doorgeschoten, is het bevorderen van steun aan haar als een partijkwestie. Naarmate de Republikeinse Partij geen kier laat bestaan tussen haar en Israel, schuift de mening van de achterban van de Democratische Partij gestaag in de richting van steun voor Palestijnse rechten en beginnen Democratische Congresleden langzamerhand de moed te vinden om van zich te laten horen.

Deze lange termijntrends die ingaan tegen de Israelische schendingen van internationaal gehanteerde normen kunnen op zichzelf de Palestijnse rechten niet veilig stellen. De verschuiving van Arabische zeggenschap over het vraagstuk van Palestina naar Palestijnse zeggenschap resulteerde uiteindelijk in de Oslo-ramp. Er bestaat behoefte aan een formule om Palestijnse mobilisatie zowel in het binnenland als in het buitenland te combineren met een Arabische strategie om zelfbeschikking te bereiken.

Ofschoon pogingen om de PLO te hervormen tot een effectieve nationale vertegenwoordiger tot op heden zijn mislukt, bestaan er manieren om druk uit te oefenen op delen van de PLO die nog altijd functioneren – bijvoorbeeld in landen waar bepaalde segmenten van Palestijnse diplomatieke vertegenwoordiging nog altijd effectief opereren – met het oog op het weer leven inblazen van een nationale agenda en een nationale strategie.

De Palestijnen bevinden zich momenteel in een positie die sinds 1948 niet zo slecht is geweest. Wanneer zij niettemin de hulpbronnen aanwenden waarover zij beschikken – in de eerste plaats hun eigen mensen en de groeiende wereldwijde steun voor hun rechten en vrijheid – kunnen zij alsnog een strategie formuleren en met succes doorvoeren om hun plek onder de zon veilig te stellen.

bron: Al-Shabaka, 6 juni 2017

Nadia Hijab en Mouin Rabbani zijn directeur, respectievelijk beleidsadviseur van Al-Shabaka – The Palestinian Policy Network.

vertaling: Wim Thierens

 

Nieuw HAMAS-handvest

Document van Algemene Beginselen en Beleid

1 mei 2017

In de naam van God, de barmhartige, de genadevolle

De Islamitische Verzetsbeweging ‘HAMAS’

Lof zij God, de Heer van alle werelden. Mogen de vrede en de zegeningen van God zijn met Mohammed, de Meester der Boodschappers en de Leider der strijders, alsmede met zijn familieleden en al zijn metgezellen.

Preambule

Palestina is het land van het Arabische Palestijnse volk, het heeft er zijn oorsprong, het houdt eraan vast en het communiceert erover naar buiten toe.

De status van Palestina is verhoogd door de islam, een geloof waarvoor het grote achting heeft, waarvan zijn geestesgesteldheid en waarden doordesemd zijn. Daarmee legt de islam het fundament voor de doctrine die het land verdedigt en beschermt.

Palestina is de zaak van een volk dat in de steek gelaten is door de wereld die nalaat de rechten van dat volk te verzekeren en terug te geven wat het is afgenomen, een volk wiens land nog steeds lijdt onder een van de ergste vormen van bezetting in de wereld.

Palestina is een land dat in beslag genomen is door een racistisch, anti-humaan en koloniaal zionistisch project dat gebaseerd is op een valse belofte (Balfour Declaration), op erkenning die gegeven is aan een usurperende entiteit en aan het met geweld opleggen van een voldongen feit.

Palestina symboliseert het verzet dat zal voortduren totdat de bevrijding verwezenlijkt is, totdat de terugkeer zich voltrokken heeft en totdat er een volledig soevereine staat is gevestigd met Jeruzalem als zijn hoofdstad.

Palestina is de ware onderlinge verbondenheid van Palestijnen van elke gezindheid ter wille van de verheven doelstelling der bevrijding.

Palestina is de geest van de oemma [de wereldwijde islamitische gemeenschap; red.] en het is de zaak die voor de oemma centraal staat; het is de ziel van de mensheid en haar levende geweten.

Dit document is het product van diepgaand overleg dat ons tot een sterke consensus gebracht heeft. Als beweging hebben wij overeenstemming over zowel de theorie als de praktijk van de visie die op de volgende pagina’s weergegeven wordt. Dit is een visie die steunt op degelijke gronden en op aanvaarde beginselen. Dit document onthult de doelstellingen, de mijlpalen en de manier waarop nationale eenheid kan worden versterkt. Het legt ook vast wat onze gemeenschappelijke opvatting van de Palestijnse zaak is, welke uitgangspunten we hanteren om deze te bevorderen en welke grenzen gesteld moeten worden aan een soepele interpretatie daarvan.

de Beweging

  1. De islamitische Verzetsbeweging ‘HAMAS’ is een Palestijnse islamitische nationale bevrijdings- en verzetsbeweging. Haar doelstelling is: Palestina bevrijden en het hoofd bieden aan het zionistische project. Haar referentiekader is de islam, die haar beginselen, doelstellingen en middelen bepaalt.

het Land Palestina

  1. Palestina, dat zich uitstrekt van de rivier de Jordaan in het oosten tot de Middellandse Zee in het westen en van Naqoura in het noorden [aan de grens met Libanon] tot Umm al-Rashrash [Eilat] in het zuiden, is een integrale territoriale eenheid. Het is het land en het tehuis van het Palestijnse volk. De verdrijving en verbanning van het Palestijnse volk uit hun land en de vestiging daarin van de zionistische entiteit heffen niet het recht op van het Palestijnse volk op heel hun land en verankeren in dat land geen enkel recht voor de usurperende zionistische entiteit.
  2. Palestina is een Arabisch islamitisch land. Het is een gezegend heilig land dat een bijzondere plek heeft in het hart van elke Arabier en elke moslim.

het Palestijnse volk

  1. De Palestijnen zijn de Arabieren die in Palestina woonden tot 1947, ongeacht of zij daaruit verdreven of daar gebleven zijn; en elke persoon die na die datum geboren is uit een Arabische Palestijnse vader, in of buiten Palestina, is een Palestijn.
  2. De Palestijnse identiteit is authentiek en tijdloos; deze wordt doorgegeven van generatie op generatie. De rampen die het Palestijnse volk zijn overkomen als gevolg van de zionistische bezetting en haar politiek van verdrijving kunnen de identiteit van het Palestijnse volk niet uitwissen of tenietdoen. Een Palestijn die een tweede nationaliteit verkrijgt, mag daarmee niet zijn of haar nationale identiteit verliezen.
  3. Het Palestijnse volk is één volk, dat bestaat uit alle Palestijnen, binnen en buiten Palestina, ongeacht hun godsdienst, cultuur of politieke gezindheid.

de islam en Palestina

  1. Palestina bevindt zich in het hart van de Arabische en islamitische oemma en geniet een bijzondere status. Binnen Palestina bevindt zich Jeruzalem, met zijn door God gezegende grenzen. Palestina is het Heilige Land, dat God voor de mensheid gezegend heeft. Het is de eerste qibla [gebedsrichting; red.]. van de moslims en de bestemming van de nachtelijke reis van de profeet Mohammed, vrede zij met hem. Het is de locatie van waaruit hij ten hemel is opgestegen. Het is de geboorteplek van Jezus Christus, vrede zij met hem. Zijn grond bevat de stoffelijke resten van duizenden profeten, metgezellen en strijders. Het is het land van mensen die vastbesloten zijn de waarheid te verdedigen – binnen Jeruzalem en zijn omgeving – en die zich niet laten afschrikken of intimideren door mensen die hen bestrijden of verraden, en zij zullen hun missie voortzetten totdat de missie van God vervuld is.
  2. Dankzij zijn zeer evenwichtige middenweg en gematigde geestesgesteldheid biedt de islam – voor HAMAS – een veelomvattende levenswijze en een orde die altijd en overal juist is. De islam is een godsdienst van vrede en verdraagzaamheid. Een godsdienst die aanhangers van andere overtuigingen en godsdiensten onderdak biedt: zij kunnen veilig hun geloof uitoefenen. HAMAS gelooft ook dat Palestina altijd een toonbeeld geweest is van co-existentie, verdraagzaamheid en vernieuwing van de beschaving, en dat altijd zal blijven.
  3. HAMAS gelooft dat de boodschap van de islam de waarden waarheid, gerechtigheid en waardigheid hooghoudt, alle vormen van onrecht verbiedt en onderdrukkers aan de kaak stelt, ongeacht hun godsdienst, etnische afkomst, sekse of nationaliteit. De islam kant zich tegen alle vormen van godsdienstig, etnisch of sektarisch extremisme of dweperij. Het is de godsdienst die zijn volgelingen de waarde inprent agressie het hoofd te bieden en op te komen voor de verdrukten; en hen ook motiveert royaal te geven en offers te brengen voor de verdediging van hun waardigheid, hun land, hun volkeren en hun heilige plaatsen.

Jeruzalem

  1. Jeruzalem is de hoofdstad van Palestina. Zijn betekenis vanuit het oogpunt van godsdienst, geschiedenis en beschaving is van fundamenteel belang voor de Arabieren, voor de moslims en voor heel de wereld. Zijn islamitische en christelijke heiligdommen behoren exclusief toe aan het Palestijnse volk en aan de Arabische en islamitische oemma. Niet één steen van Jeruzalem mag doorgegeven of afgestaan worden. De door de bezetters in Jeruzalem genomen maatregelen zoals verjoodsing, nederzettingen bouwen en voldongen feiten scheppen, zijn fundamenteel nietig.
  2. De gezegende Al-Aqsa moskee behoort exclusief toe aan ons volk en onze oemma, en de bezetter heeft er geen enkel recht op. De intriges en maatregelen van de bezetter en de pogingen om Al-Aqsa te verjoodsen en te verdelen zijn nietig en onwettig.

de vluchtelingen en het recht op terugkeer

  1. De Palestijnse zaak is in de kern een zaak van een bezet land en een ontheemd volk. Het recht van de Palestijnse vluchtelingen en de ontheemden om terug te keren naar hun woongebieden vanwaar zij zijn verjaagd of waarheen zij niet mochten terugkeren – hetzij in de gebieden die bezet zijn in 1948 of in 1967 (dat wil zeggen heel Palestina), is een natuurlijk recht, zowel individueel als collectief. Dit recht wordt bevestigd door alle goddelijke wetten alsmede door de grondbeginselen van mensenrechten en internationaal recht. Het is een onvervreemdbaar recht en geen enkele partij, Palestijns, Arabisch of internationaal, kan er afstand van doen.
  2. HAMAS verwerpt alle pogingen de rechten van de vluchtelingen uit te wissen, met inbegrip van de pogingen hen buiten Palestina te vestigen in het kader van de projecten van het alternatieve thuisland. Schadevergoeding aan de Palestijnse vluchtelingen wegens het kwaad dat hun aangedaan is door hen te verdrijven en hun grond te bezetten is een absoluut recht dat hand in hand gaat met hun recht op terugkeer. Bij hun terugkeer moeten zij schadevergoeding ontvangen, en hun recht op terugkeer wordt daardoor niet tenietgedaan of verzwakt.

het zionistische project

  1. Het zionistische project is een racistisch, agressief, koloniaal en expansionistisch project dat gebaseerd is op ontvreemding van andermans bezit; het staat vijandig tegenover het Palestijnse volk en tegenover zijn streven naar vrijheid, bevrijding, terugkeer en zelfbeschikking. De Israelische entiteit is de speelbal van het zionistische project en het is zijn basis voor agressie.
  2. Het zionistische project treft niet alleen het Palestijnse volk; het is de vijand van de Arabische en islamitische oemma en vormt een ernstige bedreiging voor zijn veiligheid en belangen. Het staat ook vijandig tegenover het streven van de oemma naar eenheid, renaissance en bevrijding, en het is de belangrijkste oorzaak van zijn moeilijkheden. Het zionistische project vormt ook een gevaar voor de internationale veiligheid en vrede, en voor de mensheid en haar belangen en stabiliteit.
  3. HAMAS verklaart dat zijn conflict een conflict is met het zionistische project, niet met de joden wegens hun godsdienst. HAMAS voert geen strijd tegen de joden omdat zij joods zijn, maar voert een strijd tegen de zionisten die Palestina bezetten. Het zijn echter de zionisten die constant het jodendom en de joden vereenzelvigen met hun eigen koloniale project en illegale entiteit.
  4. HAMAS verwerpt de vervolging van welke mensen dan ook of het ondermijnen van hun rechten om nationalistische, godsdienstige of sektarische redenen. HAMAS is van oordeel dat het joodse vraagstuk, het antisemitisme en de vervolging van de joden verschijnselen zijn die fundamenteel verbonden zijn met de Europese geschiedenis, en niet met de geschiedenis van de Arabieren en de moslims of met hun erfdeel. De zionistische beweging, die met hulp van de westerse mogendheden in staat geweest is Palestina te bezetten, is de gevaarlijkste vorm van koloniale bezetting; deze is al uit een groot deel van de wereld verdwenen en moet uit Palestina verdwijnen.

het standpunt aangaande de bezetting en politieke oplossingen

  1. Als nietig worden beschouwd: de Balfour Declaration [1917], het Document voor het Brits Mandaat, de VN-resolutie aangaande de verdeling van Palestina, en alle resoluties en maatregelen die hieruit voortgekomen zijn of ermee overeenkomen. De vestiging van ‘Israel’ is volkomen illegaal, zij schendt de onvervreemdbare rechten van het Palestijnse volk en is in strijd met zijn wil en de wil van de oemma; ook is zij een schending van de rechten van de mens zoals die gegarandeerd worden door internationale conventies, allereerst het recht op zelfbeschikking.
  2. De zionistische entiteit mag niet als wettig erkend worden. Alles wat met het Palestijnse grondgebied is gebeurd, in de zin van bezetting, bouw van nederzettingen, verjoodsing, verandering van zijn karakteristieken of feitenvervalsing, is onwettig. Rechten vervallen nooit.
  3. HAMAS is van mening dat geen enkel deel van het Palestijnse grondgebied aan compromissen blootgesteld of afgestaan mag worden, ongeacht de oorzaken, de omstandigheden, de uitgeoefende druk of hoe lang de bezetting duurt. HAMAS verwerpt elk alternatief voor de volledige en complete bevrijding van Palestina, van de rivier tot de zee. Zonder echter compromissen te sluiten met zijn verwerping van de zionistische entiteit, en zonder afstand te doen van enig Palestijns recht, beschouwt HAMAS de vestiging van een volledig soevereine en onafhankelijke Palestijnse staat met Jeruzalem als zijn hoofdstad en met de grenzen van 4 juni 1967, met terugkeer van de vluchtelingen en de ontheemden naar hun woongebieden vanwaar zij zijn verdreven, als de basis van nationale consensus.
  4. HAMAS verklaart dat de Akkoorden van Oslo en hun bijlagen in strijd zijn met de heersende volkenrechtelijke beginselen doordat zij afspraken bevatten die inbreuk maken op de onvervreemdbare rechten van het Palestijnse volk. De Beweging verwerpt daarom deze overeenkomsten en alles wat eruit voortgekomen is, zoals de verplichtingen die de belangen van ons volk schaden, in het bijzonder coördinatie van de veiligheid (collaboratie).
  5. HAMAS verwerpt alle overeenkomsten, initiatieven en nederzettingsprojecten die erop gericht zijn de Palestijnse zaak en de rechten van ons Palestijnse volk te ondermijnen. Dit houdt in dat geen enkel standpunt, initiatief of politiek programma op enige manier deze rechten mag schenden, er inbreuk op mag maken of ermee in strijd mag zijn.
  6. HAMAS benadrukt dat schending van de rechten van het Palestijnse volk, het afnemen van hun grond en hun verbanning uit hun thuisland niet vrede genoemd kan worden. Geen enkel akkoord dat op die basis bereikt wordt, zal tot vrede leiden. Verzet en jihad voor de bevrijding van Palestina zal een wettig recht blijven, een plicht en een eer voor al de zoons en dochters van ons volk en onze oemma.

verzet en bevrijding

  1. De bevrijding van Palestina is de plicht van het Palestijnse volk in het bijzonder en de plicht van de Arabische en islamitische oemma in het algemeen. Het is ook een humanitaire verplichting die noodzakelijk voortvloeit uit wat waarheid en gerechtigheid dicteren. De instellingen die voor Palestina werken, nationaal, Arabisch, islamitisch of humanitair, vullen elkaar aan, zijn in harmonie en niet in conflict met elkaar.
  2. Met alle middelen en methoden verzet bieden tegen de bezetting is een wettig recht dat gewaarborgd wordt door goddelijke wetten en internationale normen en wetten. De kern hiervan is het gewapend verzet, dat beschouwd wordt als de strategische keuze voor het beschermen van de beginselen en de rechten van het Palestijnse volk.
  3. HAMAS verwerpt elke poging om het verzet en zijn wapens te ondermijnen. Het bekrachtigt ook het recht van ons volk om de middelen en mechanismen van het verzet te ontwikkelen. Leiding geven aan het verzet, in de zin van escalatie of de-escalatie, of in de zin van de middelen en methoden uitbreiden, is een integraal bestanddeel van het proces van leiding geven aan het conflict en mag niet ten koste gaan van het beginsel van verzet.

het Palestijnse politieke stelsel

  1. Een echte Palestijnse staat is een staat die bevrijd is. Er is geen alternatief voor een volledig soevereine Palestijnse staat op het gehele nationale Palestijnse grondgebied met Jeruzalem als zijn hoofdstad.
  2. HAMAS gelooft in, en houdt zich aan het onderhouden van zijn Palestijnse betrekkingen op basis van pluralisme, democratie, nationale verbondenheid, acceptatie van de ander en het aanvaarden van een dialoog. Het doel hiervan is versterking van de eenheid van de gelederen en gemeenschappelijke actie ter wille van de verwezenlijking van nationale doelstellingen en het vervullen van de aspiraties van het Palestijnse volk.
  3. De PLO is een nationaal kader voor het Palestijnse volk binnen en buiten Palestina. Deze moet daarom in stand gehouden worden, ontwikkeld en herbouwd op democratische fundamenten om de participatie van alle geledingen en krachten van het Palestijnse volk te verzekeren, op een manier die de Palestijnse rechten veiligstelt.
  4. HAMAS benadrukt de noodzaak om Palestijnse nationale instellingen te grondvesten op gezonde democratische beginselen, allereerst op vrije en eerlijke verkiezingen. Een dergelijk proces dient de grondslag van nationale verbondenheid te hebben en in overeenstemming te zijn met een duidelijk programma en een duidelijke strategie die de rechten van het Palestijnse volk respecteren, met inbegrip van het recht op verzet, en die zijn aspiraties vervullen.
  5. HAMAS verklaart dat de rol van de Palestijnse Autoriteit moet zijn het Palestijnse volk te dienen, en zijn veiligheid, zijn rechten en zijn nationale project te behoeden.
  6. HAMAS benadrukt de noodzaak de onafhankelijkheid van de Palestijnse nationale besluitvorming te behouden. Het mag krachten van buiten niet toegestaan worden daartussen te komen. Tegelijkertijd bekrachtigt HAMAS de verantwoordelijkheid van de Arabieren en de moslims en hun verplichting en hun rol bij het streven Palestina te bevrijden van de zionistische bezetting.
  7. De Palestijnse samenleving wordt verrijkt door haar vooraanstaande persoonlijkheden, figuren, functionarissen en maatschappelijke instellingen, en ook door jongeren, studenten, vakbonds- en vrouwengroepen die samenwerken aan de verwezenlijking van nationale doelstellingen en de opbouw van de samenleving, die verzet bieden en de bevrijding verwezenlijken.
  8. De rol van Palestijnse vrouwen is fundamenteel bij het proces van de opbouw van het heden en de toekomst, zoals deze altijd was in de ontwikkeling van de Palestijnse geschiedenis. Zij spelen een centrale rol in het project van verzet, bevrijding en opbouw van het politieke stelsel.

de Arabische en islamitische oemma

  1. HAMAS gelooft dat de Palestijnse kwestie de centrale zaak is voor de Arabische en islamitische oemma.
  2. HAMAS gelooft in de eenheid van de oemma met al zijn verschillende bestanddelen en is zich bewust van de noodzaak alles te vermijden wat de oemma zou kunnen versplinteren en zijn eenheid ondermijnen.
  3. HAMAS gelooft in samenwerking met alle staten die de rechten van het Palestijnse volk steunen. Het kant zich tegen interventie in de binnenlandse aangelegenheden van enig land. Ook weigert het zich te laten betrekken in geschillen en conflicten die spelen tussen andere landen. Het is het beleid van HAMAS zich open te stellen voor verschillende staten in de wereld, in het bijzonder de Arabische en islamitische staten, Het tracht evenwichtige betrekkingen te vestigen op basis van het combineren van enerzijds de vereisten van de Palestijnse zaak en de belangen van het Palestijnse volk, en anderzijds de belangen van de oemma, zijn renaissance en zijn veiligheid.

het humanitaire en internationale aspect

  1. De Palestijnse kwestie is er een die grote humanitaire en internationale dimensies heeft. Deze zaak onderschrijven en steunen is een taak van humaniteit en beschaving die voortvloeit uit de voorwaarden van waarheid, gerechtigheid en algemeen aanvaarde humanitaire waarden.
  2. Vanuit juridisch en humanitair perspectief is de bevrijding van Palestina een wettige activiteit, het is een daad van zelfverdediging en het is de uitdrukking van het natuurlijke recht van alle volkeren op zelfbeschikking.
  3. In zijn betrekkingen met de naties en volkeren van de wereld gelooft HAMAS in de waarden van samenwerking, gerechtigheid, vrijheid en respect voor de wil van het volk.
  4. HAMAS verwelkomt de standpunten van staten, organisaties en instellingen die de rechten van het Palestijnse volk steunen. Het begroet de vrije volkeren van de wereld die de Palestijnse zaak steunen. Tegelijkertijd keurt het de steun af die welke partij dan ook verleent aan de zionistische entiteit, alsmede de pogingen om zijn misdaden en agressie tegen de Palestijnen te verbloemen, en het roept op tot vervolging van de zionistische oorlogsmisdadigers.
  5. HAMAS verwerpt de pogingen om een hegemonie op te leggen aan de Arabische en islamitische oemma, zoals het ook de pogingen verwerpt om een hegemonie op te leggen aan de rest van de naties en volkeren van de wereld. HAMAS veroordeelt ook alle vormen van kolonialisme, bezetting, discriminatie, onderdrukking en agressie in de wereld.

vertaling: Paul Bakker

Wilt u een abonnement op Soemoed nemen?