november-december 2020 | nr 6

Inhoud |jaargang 48, nummer 6 |
  • Een Palestijns perspectief op de Amerikaanse presidentsverkiezingen (pp. 4-5).
  • Joe Biden – Israels man in Washington (pp. 6-7).
  • Kamala Harris – een havik in de buitenlandse politiek: het Midden-Oosten (pp. 8-10).
  • Vergeet de Amerikaanse verkiezingen – de Palestijnen moeten zelf hun weg kiezen (pp. 11-12).
  • Het Palestijnse leiderschap kiest voor gevangenschap – wij niet ! (pp. 13-14).
  • De vernietiging van Palestijns Jeruzalem – instelling na instelling (pp. 15-18).
  • Boekbespreking – Meindert Dijkstra Palestina en Israel – een verzwegen geschiedenis (pp. 19-20).
  • Links in Israel vóór Netanyahoe ? – een ontmaskering (pp. 21-22).
  • Een humaniserend archief: de Palestine Cinema movie database (pp. 23-25).
  • De machthebbers in de Golfstaten zouden graag zien dat de Arabieren denken dat Iran – en niet Israel – hun vijand is (pp. 26-27).
  • We stole the lands of another people … (p. 28)
  • De op militaire training georiënteerde buitenlandse politiek van de Verenigde Arabische Emiraten – Israels nieuwe bondgenoot (pp. 29-30).
  • Hoe Amerikaanse chantage Soedan ertoe heeft aangezet de banden met Israel te normaliseren (pp. 31-32).
  • Israel & Afrika (p. 33).
  • Hoe Israel de betrekkingen met Afrika probeert te herstellen door middel van wapenhandel, surveillance-technologie en investeringen (pp. 34-37).
  • Israel in Afrika – terug van weggeweest (pp. 38-39).
  • Israeli’s betrokken bij een beruchte legereenheid in Kameroen (pp. 40-43).
  • Malawi is nog maar het begin: hoe Israel het politieke discours van een heel continent wist te veranderen (pp. 44-47).
  • Boekbespreking – Het onderdrukken van Palestijnen zit in Israels DNA (pp. 48-49).
  • Index Soemoed jaargang 48 (2020)

Redactioneel
tail wagging the dog

Na de diepe zucht van verlichting dat Donald Trump het Witte Huis moet verlaten, volgde snel de ontnuchtering: de rol van de rechts-nationalistische politieke stroming – met fascistoïde trekken – die Trump de afgelopen vier jaar mede vorm heeft gegeven, is allerminst uitgespeeld; President-elect Joe Biden zit met een verdeelde Democratische Partij; zijn regering zal vleugellam blijken wanneer de Democraten begin januari geen meerderheid in de Senaat weten te krijgen; en last but not least zijn er de ingrijpende, negatieve effecten van de Corona-crisis, die zich in Verenigde Staten door nalatig Trump-beleid krachtiger dan elders heeft gemanifesteerd en nog altijd niet over haar piek heen is.

Ontnuchtering ook omdat zowel Joe Biden als zijn vicepresident Kamala Harris te boek staan als meer dan gemiddeld pro-Israelisch en de verwachtingen ten aanzien van de kwestie Israel/Palestina dan ook zeer laag gespannen zijn. Herstel van de ruïne die Trump op dit dossier heeft achtergelaten zal slechts gedeeltelijk plaatsvinden. Biden heeft al laten weten dat hij het besluit om de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem te verplaatsen niet zal terugdraaien; door zijn regering zal ongetwijfeld worden voortgebouwd op de ‘normalisering’ van de diplomatieke (en anderszins) betrekkingen tussen een aantal Arabische staten en Israel; intrekking van de Amerikaanse steun aan de annexatie door Israel van de Syrische Hoogvlakte van Golan zal geen prioriteit hebben.

Wat de Palestijnen kunnen verwachten, is herstel van de betrekkingen met het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) in Ramallah en heropening van het PLO-kantoor in Washington. Het Trump-Plan – de zogeheten ‘Deal of the Century’ – met zijn omvangrijke annexatie-agenda, zal naar de achtergrond verdwijnen – zonder dat er krachtig opgetreden zal worden tegen de kruip-door-sluip-door-annexatie van de Westelijke Jordaanoever waarvan het annexatie-eindresultaat hetzelfde is. Dit alles natuurlijk wel in ruil voor hervatting door de PNA van de ‘veiligheidssamenwerking’ en de ‘onderhandelingen’ (waarover eigenlijk ?) met Israel.

De niet-herverkiezing van Trump is voor de rechts-radicale regering van Netanyahoe vanzelfsprekend een grote tegenvaller. Want de Netayahoe-agenda bleek de afgelopen vier jaar de Trump-agenda te zijn (het Trump-Plan had dan ook beter als het Netanyahoe-Plan aangeduid kunnen worden). Maar niet getreurd. Inmiddels wordt er door Israel ruim voorgesorteerd op de nieuw ontstane situatie – zowel met betrekking tot Iran als tot de Palestijnen.

Daarbij staat vers in het geheugen hoe Netanyahoe het destijds president Barack Obama (en diens vicepresident Biden) lastig heeft gemaakt. Openlijk heeft Netanyahoe geprobeerd het na vele jaren van onderhandelingen met Iran medio 2015 overeengekomen Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) inzake Irans nucleaire programma te torpederen. Dat ging zover dat hij dreigde de pro-Israel-lobby te mobiliseren om Obama’s politieke paradepaardje – het Health Care Program (basis-ziektekostenverzekering) – in het Congres onderuit te halen. Verder herinneren wij ons de pijnlijke situatie, waarbij Netanyahoe tijdens een speciale zitting van het Congres in maart 2015 het JCPOA zwaar onder vuur nam. Dat was nadat hij zich daartoe door zijn bondgenoten in het Congres – dat wil zeggen buiten president Obama om – had laten uitnodigen. Allemaal zonder resultaat. Het was onder Trump dat de Verenigde Staten in mei 2018 eenzijdig het JCPOA opzegden, waarna de economische en politieke druk op Iran door Washington sterk is opgevoerd.

Nadat duidelijk was geworden dat Biden de presidentsverkiezingen had gewonnen, is door Netanyahoe en de zijnen onmiddellijk een grote publicitaire campagne in gang gezet waarin Biden werd gewaarschuwd (!) zich niet opnieuw aan te sluiten bij het JCPOA en daarmee aan de  onderhandelingstafel met Iran aan te schuiven. Die stap zal goed vallen bij de Europese bondgenoten en bij Rusland en China – medeondertekenaars van het JCPOA.

Voorts werd Biden bij monde van Israels voormalige ambassadeur bij de VN – Ron Prosor – gewaarschuwd (!) om de Amerikaanse betrekkingen met de United Nations Relief and Works Agency [for Palestine Refugees in the Near East] (UNRWA) niet te herstellen. Deze waren door Trump verbroken om daarmee de kwestie van de Palestijnse vluchtelingen te ondergraven – een lang gekoesterde wens van Israel. Herstel van de relatie met de UNRWA zal opnieuw goed vallen bij de Europese bondgenoten. Biden heeft in zijn verkiezingscampagne herhaaldelijk laten weten dat hij – anders dan Trump – een multilaterale aanpak van problemen in de wereld zoekt.

Kortom, dat belooft nog wat tussen Netanyahoe en de op zich zo pro-Israelische Biden ! De vraag werpt zich op wie hier nu eigenlijk de leiding heeft ? Want het begint er in deze dossiers zo langzamerhand op te lijken dat de tail is wagging the dog: dat het de staart [Israel] is die de hond [Verenigde Staten] beweegt – en niet omgekeerd.

Het is naar onze mening de hoogste tijd dat er krachtig opgetreden wordt tegen de steeds grotere ruimte die Israel neemt – en gelaten wordt – voor zijn expansionistische, agressieve politiek tegen de Palestijnen en tegen landen in de regio, met name Iran.

Joe Biden – Israels man in Washington

Branko Marcetisch

In de basis van de Democratische Partij is het gedachtegoed over Israel/Palestina de laatste jaren geleidelijk aan het verschuiven. Verscheidene prominente politici ter linkerzijde – onder wie de [voormalige Democratische, maar inmiddels onafhankelijke] senator Bernie Sanders – volgen die trend. Pro-Israel-lobbyisten beginnen zich hierover zorgen te maken, want vooral de snelst groeiende bevolkingsgroepen in het land zijn steeds sympathieker tegenover de Palestijnse zaak komen te staan.

Onder president Joe Biden – met zijn langdurige, vriendschappelijke relatie met Israel – zal die trend op weerstand stuiten en zullen pogingen gedaan worden om deze te stuiten.

Biden staat zo ongeveer zijn gehele politieke carrière te boek als een van Israels ‘goede vrienden’ in het Congres. Dat neemt niet weg dat hij zich tegenover Israelische topfunctionarissen af en toe in afkeurende bewoordingen over de politiek van Israel heeft uitgesproken. Zoals toen hij premier Menachem Begin in 1982 waarschuwde dat de volkenrechtelijk illegale joodse nederzettingen de populariteit van Israel in de Verenigde Staten schade toebrengen. Biden heeft echter nooit enige serieuze druk op hen uitgeoefend om het beleid te wijzigen.

Ondanks zijn scherpe kritiek op Israels nederzettingenpolitiek is Biden een loyale pleitbezorger van Israelische belangen in het Congres gebleven. Toen president Jimmy Carter besloot een overeenkomst niet te verlengen die Israel tegen een overeengekomen prijs een voorkeursbehandeling gaf bij de aankoop van industriële diamanten uit de Verenigde Staten,  schreven Biden en vier andere leden van de Senaatscommissie voor Buitenlandse Betrekkingen Carter een brief waarin hij werd aangespoord om de kwestie in heroverweging te nemen.

Nog maar een maand vóór zijn woordenuitwisseling met Begin stemde Biden niet alleen in met een drastische verhoging van de steun aan Israel – tegen de bezwaren van president Ronald Reagan in – maar ook steunde hij een maatregel die ervoor zou zorgen dat de jaarlijkse steun van de Verenigde Staten aan Israel voortaan altijd gelijk zou zijn aan het deel van de schuld dat Tel Aviv aan Washington in het voorafgaande jaar had afbetaald.

‘Het is een van de meest bizarre voorstellen waarvan ik ooit heb gehoord,’ verklaarde de Republikeinse senator Charles H. Percy van Illinois, de toenmalige voorzitter van de Commissie, die zich tegen de maatregel had verzet. ‘Dit is in de geschiedenis van de Verenigde Staten niet eerder vertoond. Het maakt dat de Amerikaanse belastingbetaler voor alle huidige en toekomstige schulden van Israel zal opdraaien.’

De regeling was voor Israel van cruciaal belang om door de Verenigde Staten van wapens en fondsen te worden voorzien. Want op grond van een wet uit 1975 wordt elke staat die een jaar of meer achter is geraakt in het afbetalen van zijn leningen, de toegang tot verdere Amerikaanse hulp ontzegd. Deze beleidswijziging zorgde ervoor dat Israel dit lot bespaard bleef.

Zelfs toen de verontwaardiging over de Israelische invasie van Libanon in 1982 grote vormen had aangenomen, bleef Biden aan zijn koers vasthouden en verzekerde premier Begin dat hij geenszins kritisch tegenover de invasie stond. Binnen een week nadat een Libanese militie met steun van Israel duizenden Palestijnse vluchtelingen in een vluchtelingenkamp in Beiroet had afgeslacht, woonde Biden een vierdaags overleg bij van het Jonge Leiderschap van de Verenigde Joodse Oproep. Daar voerde hij het woord, samen met  de uitvoerend directeur van AIPAC en Benjamin Netanyahoe die destijds verbonden was aan de Israelische ambassade in Washington. Terwijl zelfs een pro-Israelische pleitbezorger als Alan Cranston Israel ertoe had aangespoord om zich na het bloedbad in Beiroet onverwijld uit Libanon terug te trekken, zei Biden een jaar later nog altijd dat ‘de aanwezigheid van Israel in Libanon van vitaal belang was’.

Biden overlaadde Israel ondanks de halsstarrige opstelling van Tel Aviv met geschenken. In december 1984 botste hij met president Reagan opnieuw over het Israel-beleid, door voor te stellen om Israel een genereus kerstcadeau te geven: een compleet herfinancieringsplan voor de schulden die Israel bij de Verenigde Staten had uitstaan – destijds de grootste schuld per hoofd van de bevolking in de hele wereld. Dat kwam  bovenop een Israelisch verzoek om honderden miljoenen dollars meer aan hulp te ontvangen. In het herfinancieringsplan werd de gemiddelde rente op de Amerikaanse leningen van Israel verlaagd van 12 naar 5 procent.

Niet dat hij voor al deze inspanningen niets terugkreeg. Door zijn frequente rondes langs pro-Israelische fondsenwervingsdiners, wist Biden tijdens zijn (mislukte) gooi naar het presidentschap in 1988 zijn concurrenten gemakkelijk te overtreffen door binnen zevenentwintig dagen 1,7 miljoen dollar aan donaties binnen te halen. Nadat zijn campagne na drie maanden ineen was gezakt, claimde het hoofd financiële zaken dat hij inmiddels 3,7 miljoen dollar had weten te verwerven, met nog eens 1 miljoen in de pijplijn.

Bidens banden met pro-Israel-lobbyisten waren de sleutel daartoe. In 1988 was zijn campagneleider een voormalige AIPAC-functionaris, terwijl een van zijn fondsenwervers deel uitmaakte van de nationale adviesraad van AIPAC en daarnaast banden had met twee andere pro-Israel-lobbygroepen. Het hoofd financiële zaken had via AIPAC en andere pro-Israel-groepen ervaring in politieke fondswerving opgedaan.

Volgens het Washington Report on Middle East Affairs was Biden in de race om het Witte Huis de ‘gezalfde kandidaat’ van de pro-Israel-lobby. Ook na de voor hem zo onfortuinlijk verlopen verkiezingsstrijd bleef Biden behoren tot de top tien van senatoren die geld van pro-Israel-lobbygroepen ontving. Berekend is dat hij in de loop van zijn carrière in de Senaat ruim 400.000 dollar van pro-Israel-lobbygroepen heeft geïncasseerd.

Biden profiteerde nog op een andere manier van deze contacten. De Amerikaanse watchdog Common Cause kwam erachter dat Biden in 1987 de op zeven na hoogste ontvanger was van honoraria voor pro-Israel activiteiten. Daarbij ging het om contante betalingen van privé-groepen voor het bijwonen van evenementen zoals besloten vergaderingen en seminars, of voor het houden van toespraken. Met het ontvangen van deze honoraria werd niet alleen de Federal Election Commission-regelgeving omzeild, door kandidaten konden zij worden aangewend voor het aflossen van privé-schulden.

Biden zou ook nadien pro-Israelisch geld blijven ontvangen en blijven spreken tijdens pro-Israelische evenementen. Bij één gelegenheid zou hij zelfs deelgenomen hebben aan de jaarlijkse ledenwervingscampagne van AIPAC. In een van die toespraken spoorde hij de toehoorders aan om wetgevers onder druk te zetten om pro-Israelisch beleid te voeren en zei dat Amerikanen ‘het zich ‘niet kunnen veroorloven om Israel publiekelijk te bekritiseren’, omdat ‘Arabieren alleen vrede met Israel zullen sluiten wanneer zij zich zijn gaan realiseren dat zij geen wig tussen de Verenigde Staten en Israel kunnen drijven’.

Op grond van dit alles neemt Biden een prominente plaats in het pro-Israel-netwerk in de Verenigde Staten in. Hij en andere liberale pro-Israelische haviken vormen daarbij een redelijke alternatief voor radicale, rechtse pro-Israel-stemmen en zij helpen de eisen en verlangens van Israel bij Amerikaanse machthebbers aan de man te brengen.

Een episode uit 1998 is in dit verband illustratief. In dat jaar lanceerde Israel een public relations– en lobby-campagne om president Bill Clinton ervan te weerhouden een vredesinitiatief te lanceren en daarbij de toenmalige premier Netanyahoe onder druk te zetten om ‘het vredesproces’ van zijn kant een nieuwe impuls te geven. Terwijl een gezelschap van rechtse haviken scherpe brieven naar Clinton en andere wetgevers stuurde waarin zij diens plan aan de kaak stelden, stuurden Biden en andere liberale haviken een milder gestemde brief waarin zij het idee ontmoedigden. De tweeledige campagne werkte: Clinton schortte zijn plan op.

In andere gevallen schoot Biden ver naar rechts door wanneer het ging om het veiligstellen van de belangen van Israel in het Congres. Drieëntwintig jaar voordat president Donald Trump rumoer veroorzaakte door de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem te verplaatsen, stemde Biden vóór de wet die hem toestond daartoe over te gaan. Zijn argument: ‘er niet mee instemmen betekent al diegenen in de kaart te spelen, die … Israel de volledige attributen van een staat willen ontzeggen’.

In de jaren dat Israel zijn campagne van ‘gerichte liquidaties’ startte, hield Biden vol dat deze buitengerechtelijke executies legaal waren en zelfs bekritiseerde hij de regering van president George Bush jr. omdat deze die praktijk veroordeelde. In 2006 dankte AIPAC specifiek Biden en drie andere wetgevers voor hun steun bij het aannemen van een wet die Amerikaanse hulp aan het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) verbood, totdat HAMAS zich aan bepaalde voorwaarden zou houden.

Men zou denken dat de decennialange nauwe band van Biden met de pro-Israel-lobby, diens consequente toewijding voor Israelische belangen en diens vriendschap met Netanyahoe voor Israel goed zou uitpakken toen Biden vicepresident werd onder president Barack Obama. Hij was in de woorden van de Democraat Chuck Schumer immers ‘Israels beste vriend in de regering’.

Het liep echter anders. Niet alleen stelde Netanyahoe zich keihard op tegenover de regering waarvan deel uitmaakte, hij negeerde Obama’s oproepen om verdere uitbreiding van joodse nederzettingen een halt toe te roepen en actief probeerde hij de nucleaire deal met Iran te torpederen. Netanyahoe deed er verder alles aan om Biden te vernederen door tijdens diens bezoek aan Israel de bouw van een groot aantal nieuwe woningen in de nederzettingen aan te kondigen. Biden liet Netanyahoe op zijn beurt weten dat hij met zijn acties de Verenigde Staten en hun troepen ‘in gevaar bracht’ – wat welbeschouwd een tamme reactie op de Netanyahoes provocatie was.

Niets in zijn staat van dienst geeft reden om te denken dat Biden zal breken met de business as usual als het om Israel gaat. Als er al iets te verwachten valt, dan is het dat hij zal proberen om Israel en zijn leiders te beschermen tegen het groeiend verzet van een steeds ontevredener electoraat.

bron: Jacobin (Verenigde Staten), 2 augustus 2018 (fragment)

Branko Marcetic is een stafredacteur van Jacobin en de auteur van Yesterday’s Man: the case against Joe Biden; Londen: Verso, 2020; 288 pp.; hij woont in Toronto, Canada.

vertaling: Rudi Cornelissen

Kamala Harris – een havik in de buitenlandse politiek: het Midden-Oosten

Sarah Lazare

Harris heeft weinig over de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten te melden. Maar haar stemgedrag in de Senaat spreekt boekdelen.

Bij senator Kamala Harris (Democraat, Californië) hebben kwesties als oorlog en militairisme in haar campagne voor het presidentschap nauwelijks een rol gespeeld. Zij heeft geen grote toespraken over ‘het ‘buitenlandbeleid’ gehouden en reageerde niet op een serie eenvoudige ja-of-nee-vragen over wereldpolitiek, die de nieuwswebsite FiveThirtyEight aan haar voorlegde (zoals ook aan collega-Democraten Joe Biden en Pete Buttigieg die eveneens in de race waren voor het Amerikaanse presidentschap). Op haar campagnewebsite telt de enige verklaring over de buitenlandse politiek net iets meer dan 500 woorden – en daarbij gaat het haar meer om afgeven op president Donald Trump (zij noemt hem zeven keer), dan dat zij een overtuigende visie uitdraagt. Op het terrein van de buitenlandse politiek is zij waarschijnlijk vooral opgevallen door haar uitspraak in januari van dit jaar, dat ‘wij buitenlandbeleid niet via tweets kunnen voeren’ – waaruit opnieuw niets anders dan oppositie tegen Trump spreekt.

Maar deze campagne-branding betekent niet dat Harris geen ‘buitenlandpolitiek’ heeft. Wat betreft oorlog – terwijl zij andere belangrijke kwesties als overheidsbeleid, klimaat, handelsovereenkomsten of geheime operaties links laat liggen – heeft Harris wel degelijk duidelijke standpunten ingenomen. Wanneer wij die nader bekijken, dan blijken deze vooral te worden bepaald door haar nauwe relatie met het American Israel Public Affairs Committee (AIPAC), door oorlogsretoriek richting Noord-Korea en Rusland en door een terughoudende opstelling bij het mede-ondersteunen van belangrijke nieuwe wetgeving die gericht is op het voorkomen van oorlog met Venezuela en Noord-Korea. Ten aanzien van het militarisme zit zij op de lijn – en soms rechts daarvan – van de haviken binnen het establishment van de Democratische Partij.

een vriend van AIPAC

Het is inmiddels minder eenvoudig voor Democraten om in het openbaar met AIPAC te verkeren vanwege groeiende solidariteit met de Palestijnen in de basis van de partij en vanwege ongemak over AIPACs-bondgenoot premier Benjamin Netanyahoe, die zelf openlijk geheel op Trump is afgestemd. Niettemin onderhoudt Harris nauwe banden met AIPAC, dat zich in 2003 uitsprak vóór de invasie van Irak en zich verzette tegen de nucleaire deal met Iran van 2015. In maart 2017 verklaarde zij op de jaarlijkse AIPAC-beleidsconferentie: ‘Laat ik duidelijk zijn over waarin ik geloof. Ik sta achter Israel vanwege de waarden die zozeer ten grondslag liggen aan beide naties.’ Op de AIPAC-conferentie van 2018 hield Harris een off-the-record speech, waarin zij opschepte: ‘Als kind heb ik nooit Girl Scout-cookies verkocht. Ik ging rond met een JNFUSA-collectebus om geld in te zamelen voor het planten van bomen in Israel.’ Kennelijk is het aan haar voorbijgegaan dat het JNF – het Joods Nationaal Fonds – direct de hand heeft gehad in grondroofcampagnes  en etnische zuivering, gericht tegen Palestijnen, onder wie bedoeïenen.

In 2019 kondigde Harris aan dat zij de AIPAC-conferentie dat jaar liet schieten – net als senator Bernie Sanders (Onafhankelijk, Vermont), Pete Buttigieg, senator Elizabeth Warren (Democraat, Massachusetts) en nog vier andere Democratische presidentskandidaten. Een paar weken later echter ontving zij AIPAC-leiders in haar kantoor om te praten over ‘het recht van Israel op zelfverdediging’.

Het gaat niet louter om theoretische standpunten. Zoals Harris in haar AIPAC-toespraak van 2017 met enige trots opmerke: ‘[De] eerste resolutie die ik als senator mede-ingediend heb, betrof het bestrijden van anti-Israelische vooringenomenheid binnen de Verenigde Naties en herbevestiging van Amerikaanse steun aan een rechtvaardige, veilige en duurzame twee-statenoplossing’ [sic]. Verder verwees zij naar Resolutie 6 van januari 2017 die door senator Marco Rubio (Republikein, Florida) was ingediend. Daarin werd bezwaar aangetekend tegen VN-Veiligheidsraadsresolutie 2334 die op 23 december [dankzij stemonthouding van de regering van president Barack Obama] was aangenomen en waarin de joodse nederzettingen in de bezette Palestijnse Gebieden bestempeld werden als een schending van het internationaal recht. Sanders en Warren steunden de resolutie van Rubio niet. Tot een stemming zou het overigens niet komen.

In november 2017 had Harris in Israel een ontmoeting met Netanyahoe. Volgens de Israelische premier is toen gesproken over ‘het mogelijk verdiepen van de samenwerking op het gebied van onder meer waterbeheer, landbouw en cyberveiligheid’. Harris behoorde vervolgens niet tot de tien Democratische senatoren die kort daarop een brief ondertekenden waarin zij er bij Netanyahoe op aandrongen om af te zien van de sloop van het Palestijnse dorp Susiya en dat van de bedoeïenengemeenschap in Khan al-Ahmar.

Gezegd moet worden dat Harris in februari 2018 tegen een wetsvoorstel stemde dat de door Palestijnen geleide BDS-campagne (Boycot, Desinvesteren & Sancties) zou hebben gecriminaliseerd. In het verleden heeft zij zich echter krachtig tegen de BDS-campagne uitgesproken. Zoals zoveel haviken binnen de Democratische Partij had zij omwille van het respecteren van het recht op vrije meningsuiting tegen het wetsvoorstel gestemd.

overzeese oorlogen: Afghanistan, Syrië en Jemen

Op de campagnewebsite van Harris staat: ‘Zij [Harris] zal een eind helpen maken aan de Amerikaanse betrokkenheid bij de oorlogen in Afghanistan en Irak en aan de militaire operaties in landen als Syrië. Maar zij wil dat dit op een verantwoorde manier gebeurt – door in dat proces onze generaals en ambassadeurs te raadplegen – en geen besluiten via een tweet meedelen.’ Wanneer het gaat om het feitelijk terugtrekken van troepen, toont zij in haar antwoorden een grote behendigheid. Zo zei zij in juni 2019 in een interview met The New York Times: ‘Ik vind dat wij onze troepen uit Afghanistan moeten terughalen, maar tegelijk ben ik van mening dat wij daar aanwezig moeten blijven om de leiders van dat land te steunen bij wat zij willen doen op het gebied van vrede in de regio; en zeker moeten wij elke poging van ISIS of een andere terroristische organisatie om daar grotere invloed te krijgen in de kiem smoren.’

Zoals wij tijdens de regeerperiode van Obama hebben gezien, kan een allesbehalve ondubbelzinnige oproep om de Amerikaanse bezetting van Afghanistan te beëindigen, in de praktijk een verlenging van de oorlog betekenen. Want ook door Obama is immers bij herhaling gesteld dat de oorlog tot een ‘verantwoord einde’ gebracht moest worden – terwijl de Amerikaanse inmenging en heerschappij gewoon is doorgegaan. En met de Afghaanse regering is er in 2014 een bilaterale veiligheidsovereenkomst gesloten, die uiteindelijk nog eens tien jaar van militaire interventie met zich mee heeft gebracht. In juli kwamen de Verenigde Naties daarbij met het verontrustende bericht dat Afghaanse en Amerikaanse troepen in de eerste helft van 2019 meer burgers hadden gedood dan de Taliban.

Toen Trump in december 2018 aankondigde dat hij de helft van de Amerikaanse troepen uit Afghanistan en Syrië zou terugtrekken, was Harris het met dit besluit oneens. In januari 2019 verklaarde zij: ‘Ik maak mij zorgen: wanneer wij besluiten nemen over onze militaire aanwezigheid, dan doen wij dat uitsluitend in overleg met onze militaire leiders en na consultatie van onze bondgenoten in de wereld.’

Toen senator Mitch McConnell (Republikein, Kentucky) vervolgens een resolutie indiende waarin hij de aankondiging van Trump inzake troepenreductie veroordeelde, stemde niettemin Harris tegen, samen met zo ongeveer alle Democratische presidentskandidaten (Trump zou uiteindelijk afzien van terugtrekking van de troepen).

Zoals zoveel democraten sloot Harris zich schoorvoetend aan bij oproepen om een ​​einde te maken aan de oorlog van de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië tegen de Houthi’s in Jemen, die volgens de Verenigde Naties inmiddels is uitgedraaid op de grootste humanitaire crisis in de wereld. Harris ondersteunde mede een resolutie inzake terugtrekking van de Saoedische troepen die al in 2018 door senator Sanders was ingediend. Maar zij deed dat pas na negen maanden na indiening, in het kielzog van de publieke verontwaardiging over de moord op Saoedi-Arabische journalist en Washington Post-columnist Jamal Khashoggi. Harris verdient niettemin waardering voor het mede-indienen van een aangepaste versie van deze resolutie, kort nadat deze was ingediend.

Harris verklaarde niettemin in augustus 2019 tegenover de Council on Foreign Relations (Washington, DC) dat Saoedi-Arabië een belangrijke bondgenoot van de Verenigde Staten blijft, waarmee zij aangaf geen voorstander te zijn van een breuk in de speciale relatie tussen de beide landen. ‘De Verenigde Staten en Saoedi-Arabië hebben gemeenschappelijke belangen zoals terrorismebestrijding, waar de Saoedi’s sterke partners zijn gebleken,’ aldus Harris. ‘Op dat gebied moeten wij blijven samenwerken. Wel moeten wij onze relatie met Saoedi-Arabië grondig evalueren, waarbij wij onze invloed moeten aanwenden om op te komen voor Amerikaanse waarden en voor onze belangen.’ De samenwerking tussen de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië op het gebied van ‘terrorismebestrijding’ is in de praktijk echter uitgedraaid op enkele van de meest oorlogszuchtige interventies in onze tijd – van de rampzalige steun aan milities in Syrië, de interventie in Jemen en de aanhoudende provocaties aan het adres van Iran, die op hun beurt interventie van dat land in Syrië in de hand hebben gewerkt.

Een andere vraag is of Harris zich krachtig tegen oorlog zal uitspreken en gekant zal zijn tegen nieuwe Amerikaanse interventies. Tot dusverre heeft zij – anders dan Warren en Sanders – nagelaten een resolutie mede in te dienen die ‘het ongeautoriseerd inzetten van de Strijdkrachten van de Verenigde Staten tegen Venezuela’ verbiedt.

rechts van Obama: de Iran-deal

Hoewel Obama bepaald geen toonbeeld van vrede is geweest, zijn de aanvallen op zijn nucleaire deal met Iran [The Joint Comprehensive Plan of Action; 2015] steeds gericht geweest op het ontketenen van oorlog met Iran. Dat zou de Amerikaanse buitenlandpolitiek nog confronterender hebben gemaakt. Zoals zoveel Democraten heeft Harris zich publiekelijk uitgesproken vóór hernieuwde deelname van de Verenigde Staten aan de Iran-deal, nadat Trump zich daar in 2018 eenzijdig uit had teruggetrokken. Wel heeft zij in dit verband herhaaldelijk gesteld dat in dat geval de deal ‘versterkt’ moest worden [lees: aanvullende eisen aan Iran moeten worden gesteld], waarmee zij in de hoek zit van die degenen op rechts, die sowieso tegen een nucleaire deal met Iran zijn.

Daar staat tegenover dat zij zowel een wetsvoorstel als een amendement steunde inzake de herziening van het defensiebudget voor 2020. Die waren beide ingediend door senator Tom Udall (Democraat, Nieuw Mexico) en moesten verhinderen dat er onverhoopt miljarden dollars voor militaire operaties tegen Iran vrijgemaakt zouden worden.

Afgezien van dit laatste zijn er aanwijzingen dat Harris – waar het Iran betreft – samen met de meeste Democraten naar rechts aan het opschuiven is ten opzichte van de eerdere opstelling van de regering-Obama. Zo steunde zij in juni 2017 de Countering Iran’s Destabilizing Activities Act, die was ingediend door senator Bob Corker (Republikein, Tennessee) en op basis waarvan sancties worden opgelegd aan elke persoon of buitenlandse regering die door het Ministerie van Buitenlandse Zaken is aangemerkt als een partij die zaken doet met een entiteit die betrokken is bij het ballistische raketprogramma van Iran. Harris stemde vóór dit wetsvoorstel, ook al ging het in tegen de wens van oud-minister van Buitenlandse Zaken in de regering-Obama, John Kerry. Die waarschuwde: ‘Wanneer wij uitermate provocerend optreden, dan maakt dat de Iraanse bevolking duidelijk dat er uit de relatie met de Verenigde Staten niets te halen valt, dat zij in de hoek wordt gedrongen; dat is gevaarlijk en kan heel ongewenste effecten hebben.’ Sanders was de enige senator die zijn Democratische collega’s opriep om tegen het Corker-wetsvoorstel te stemmen (Warren stemde weliswaar vóór, maar diende het wetsvoorstel niet mede in).

Of zij er nu mee te koop loopt of niet, Harris heeft een staat van dienst als het om militarisme gaat. Anders dan haar verleden als een law-and-order-officier van justitie die meedogenloze spijbelwetten opstelde en afdwong, heeft haar staat van dienst op het gebied van de buitenlandse politiek tot nu toe heel weinig aandacht gekregen.

Oorlog is het beleidsterrein waar de president de grootste ruimte heeft om ook buiten het Congres om te handelen. Het zal het terrein zijn waar een Biden/Harris-regering de meeste invloed kunnen uitoefenen op de 96 procent van de wereldbevolking die niet aan de Amerikaanse verkiezingen heeft mogen deelnemen. Haar staat van dienst op dit punt verdient om die reden alle aandacht.

bron: In These Times (Chicago), 10 september 2020 (ingekort)

Sarah Lazare is webredacteur bij In These Times; haar achtergrond is onafhankelijk journalistiek voor onder meer The Intercept, The Nation en Tom Dispatch (alle Amerikaane publicaties) 

vertaling: Rudi Cornelissen

een humaniserend archief: de Palestine Cinema movie database

Carl Stellweg

‘Een treurig stuk geschiedenis dat nog altijd wordt voortgezet, bezien in klassenverhoudingen.’ Zo omschrijft de website van het Nederlands Filmfestival enigszins drukkend de documentaire De Palestijnen van Johan van der Keuken uit 1975.

Het was zeer waarschijnlijk de eerste film die het Nederlandse publiek te zien kreeg over het volk dat moest wijken voor de in die dagen nog vrijwel unaniem bewierookte staat Israel.

En wat kreeg het Nederlandse publiek te zien ? Oude mannen, het hoofd omwikkeld door een keffiyeh, die in het schemerduister van hun armoedige woningen op toonloze wijze verhaalden hoe zij ooit van huis en haard werden verdreven. Vrouwen weeklagend tussen het puin van hun zojuist door de Israelische luchtmacht vernietigde huis in een vluchtelingenkamp in Libanon, waar de documentaire werd geschoten. Onverschrokken fedayien die vanuit Zuid-Libanon Israelische posities bestookten.

Kortom: veel ellende, veel heroïek, inmiddels al te vertrouwd, met daartussen vrijwel niets anders dan verantwoorde traktaten over de diepe maatschappelijke ongelijkheid tussen de door ‘rechtse’ christenen gedomineerde Libanese elite enerzijds en de ‘linkse’ moslims en Palestijnen anderzijds. Aangenaam voor wie al was bekeerd, en ook goed opgenomen en integer gedocumenteerd, maar het valt toch te betwijfelen of de film veel nieuwe bekeerlingen wierf, omdat de neutrale kijker weinig te weten kwam over wie die Palestijnen nu werkelijk waren.

Nemen wij een sprong van veertig jaar in de tijd en belanden wij, zondag 8 maart 2015, op het Arab Women’s Festival in Den Haag, dat een dag had ingeruimd voor Palestijnse films. De programmeurs, de Cinema Palestina Werkgroep, kozen niet voor een geijkte politieke invalshoek, maar voor, onder meer … science fiction. En wel in de vorm van Nation Estate, een korte film van de Palestijnse Larissa Sansour waarin Palestina als futuristische wolkenkrabber wordt voorgesteld, met op elke verdieping een volledige Palestijnse stad. Wij volgen een zwangere vrouw op haar bevreemdende tocht tot aan de bovenste verdieping van het hemelhoog reikende mythische bouwsel, waar ze te langen leste uitkijkt over Jeruzalem, terwijl zij haar buik voorzichtig vasthoudt.

De film is al na negen minuten afgelopen, maar de symboliek is even oorspronkelijk als ontroerend als wonderschoon.

Het is tekenend voor de evolutie, in vorm en thematiek, die de cinematografie inzake Palestina heeft ondergaan sinds De Palestijnen van Johan van der Keuken. Het is of in de tussenliggende periode de humaniteit van die Palestijnen is ontdekt. Het lijkt of ze als een herkenbare groep mensen met herkenbare eigenschappen en verlangens zijn komen bovendrijven.

De twee overige films op die Palestijnse filmdag getuigen daar ook van. In het diverse malen bekroonde Three times divorced van de vrouwelijke regisseur Ibtisam Mara’ana volgen wij een vrouw uit Gaza die wordt uitgehuwelijkt aan een Palestijn met het Israelische staatsburgerschap. Als hij haar verstoot, staat zij met lege handen: haar kinderen en haar bezit zijn van haar afgenomen, zelfs een staatsburgerschap heeft zij niet – vandaar ‘three times divorced’. Zij laat het er niet bij zitten, gaat het gevecht aan bij de rechtbank om haar oude leven terug te krijgen.

De film is eerder een sociaal dan een politiek drama maar laat toch pijnlijk zien wat het kan betekenen om een Palestijnse vrouw te zijn.

Het wat conventionelere Le fils de l’autre tenslotte, gaat over een verwisseling van twee jongens op jonge leeftijd. Als adolescent komt de joods-Israelische jongen erachter dat hij eigenlijk Palestijn is en vice versa. Een killer scenario natuurlijk, maar niet zonder verdiensten, ook al is het ver afgedreven van het strenge maar ook wat kale ethos van vluchtelingen en fedayien.

In tegenstelling tot de organisatoren van de Palestijnse Filmdag in Hilversum, die tot en met 2016 vijf jaarlijkse edities beleefde, zou de Cinema Palestina Werkgroep nooit meer tot filmvertoningen komen. De organisatie van die ene dag in Den Haag bleek voor twee mensen al te uitputtend. Dit betekende niet dat de activiteiten tot stilstand kwamen. Achter de schermen werd gewerkt aan een duurzaam en waardevol project dat al in 2013 van start was gegaan: het archiveren op een eenvoudig Excel-bestand van zo veel mogelijk films over en uit Palestina.

Wat initiatiefneemster Margot Heijnsbroek voor ogen stond ? Het stimuleren van de vertoning van Palestijnse films, en wel in breedste zin. Waarbij het nadrukkelijk de bedoeling was om een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Dus geen preken voor eigen parochie met louter materiaal in de geest van Johan van der Keuken, maar films die meer herkenbaarheid boden.

‘Film is een medium dat zich bij uitstek leent voor het populariseren van moeilijke thema’s,’ zegt zij. En dus bevat het archief veel films die geen strikt politieke lading hebben, maar de Palestijnen in al hun menselijkheid tonen. ‘Als je laat zien dat Palestijnen gewone mensen zijn,’ – even kan Heijnsbroek een schaterlach niet onderdrukken – ‘maak je het voor Nederlanders makkelijker zich met hen te identificeren. Met films kun je ook illustreren wat onderdrukking met mensen doet in het dagelijks leven. Aanbod genoeg: de cinematografie van en over Palestijnen was aanvankelijk wel heel activistisch, maar vanaf de jaren tachtig zie je steeds meer films die aandacht besteden aan het gewone Palestijnse leven tegen de achtergrond van het verzet.’

Heijnsbroek vulde het bestand aan met wat zij op basis van speurtochten op het internet en het volgen van filmfestivals aan nieuwe titels vond, en stuurde een en ander naar omroepen en festivals als Movies that Matter en het Internationaal Filmfestival Rotterdam.

Dat had weinig resultaat. ‘Met name grote filmfestivals, die hun eigen netwerken hebben, zaten niet op mij te wachten. Ik kwam er niet tussen.’

Uiteindelijk besloot zij het bestand, dat tot dan alleen op de website van het Nederlands Palestina Komitee en die van haar en haar man Frans Brons te zien was, te laten ombouwen tot een aantrekkelijke website. De jongste zoon van het echtpaar droeg daar zorg voor, zodat de kosten beperkt bleven. Zo ontstond, in september, The Palestine Cinema movie database, een onberispelijk vormgegeven, voor iedereen toegankelijke Engelstalige website, compleet met nieuwsrubriek en een uitgebreide About us, en met om en nabij de 1050 titels: documentaires (de hoofdmoot), speelfilms, zowel kort als avondvullend.

Elke titel gaat vergezeld van een vignet met de naam van de regisseur, de duur van de film, het jaar van uitkomen, een samenvatting van de inhoud, en een link naar een trailer en soms zelfs naar de hele film.

De zoekfunctie, die in het Excel-bestand natuurlijk uiterst beperkt was, kent nu veel meer opties: van simpel trefwoord, tot titel, tot samenvatting, tot naam van de regisseur, tot land.

Is dat land dan niet altijd Palestina ? Nee, het gaat immers niet zozeer om films uit Palestina, maar over Palestina, en dus zijn lang niet alle regisseurs Palestijns – denk aan Johan van der Keuken, wiens De Palestijnen uiteraard niet ontbreekt. Opvallend is het vrij grote aandeel joods-Israelische regisseurs. Hun werk gaat niet in alle gevallen direct over Palestijnen, maar over zaken die hen wel zeer dringend raken, zoals het geruchtmakende The Lab van Yotam Feldman, over hoe de Strook van Gaza en de Westelijke Jordaanoever als testgebied zijn gaan dienen voor wat de Israelische wapenindustrie zoal aan gruwelijke innovaties biedt. Of The Gatekeepers, een documentaire over de Israelische binnenlandse inlichtingendienst Shin Bet, vanuit het perspectief van zes voormalige hoofden. Het feit dat zij er niet langer werken geeft hen de ruimte openhartig te zijn, en dat leidt tot een aantal grimmige bekentenissen.

De benadering is, zoals gezegd, breed: elke film die iets verduidelijkt over de situatie van de Palestijnen komt in aanmerking voor selectie. Maar er zijn natuurlijk grenzen. ‘Wij zijn niet neutraal, dat moge duidelijk zijn,’ zegt Margot Heijnsboek. ‘Wij nemen geen films op waarin Israel als slachtoffer van het conflict wordt afgeschilderd, omdat dit een valse voorstelling van zaken is.’

Echtgenoot Frans Brons plaatst een kanttekening: ‘Wat niet betekent dat er geen Israelische slachtoffers zijn. Dus kan een documentaire over family circles, waarin familieleden van zowel Palestijnse als Israelische slachtoffers van het conflict samenkomen, wél.’

Het is soms wel lastig om precies af te bakenen wat wel en geen plekje verdient in de database. Een film over joodse kolonisten in Al-Khalil-Hebron, die simpelweg laat zien hoe deze mensen zijn, is zinvol, en misschien ook wel veilig, omdat het gaat om individuen met zulke extreme opvattingen dat zij zeer waarschijnlijk niet op veel sympathie kunnen rekenen buiten hun eigen kring.

De documentaire Censored Voices, waarin een groep kibbutzniks onder leiding van de bekende auteur Amos Oz een aantal soldaten een week na de Juni-Oorlog van 1967 ondervraagt, is misschien op het randje, omdat de Israelische invalshoek hier wel heel dominant is. Hoe dan ook gaat het niet uitsluitend om het Palestijnse perspectief, maar soms ook om het Israelische en zelfs Britse perspectief, want ook BBC-beelden uit de jaren dertig hebben informatieve waarde, en ontbreken dus niet.

Weet de database al meer aandacht te genereren dan het Excel-bestand ? Het is misschien nog te vroeg om dat vast te stellen, maar de site wordt redelijk goed bezocht. Er is in ieder geval sprake van meer dynamiek. Ongetwijfeld zullen regisseurs en producenten happiger zijn op vermelding in een mooi vormgegeven database dan op een kaal Excelletje, en dus is er kans op organische groei. Al was het maar omdat het Palestijnse filmwezen zowel op facilitair als artistiek gebied in de lift lijkt te zitten.

Het mandaatgebied Palestina kon in de eerste helft van de vorige eeuw bogen op een opmerkelijk rijk bioscoopaanbod, maar in de Palestijnse gebieden was er vele jaren lang amper gelegenheid naar de film te gaan. Een door een idealistische Duitser in Jenin gebouwde bioscoop kwam door allerlei strubbelingen en wrijvingen nooit echt van de grond en werd eind 2016 gesloopt. Het Al-Assi Theater in Nabloes, dat in de jaren vijftig zijn deuren opende, moest tijdens de Eerste Intifada (1987-1993) sluiten, kwam daarna weer tot leven, maar ging gedurende de Tweede Intifada (2000-2005) definitief dicht. Drie jaar geleden werd het gebouw gesloopt. In Ramallah, de officieuze hoofdstad van de Westelijke Jordaanoever, vertoonde alleen het Al-Kasabah Theater lange tijd films. Maar zes jaar geleden ging de Palestine Tower Cinemas open, de eerste Palestijnse multiplex met zes zalen, surround sound en 3D, en schoot het filmaanbod daarmee in enen omhoog.

Op artistiek gebied is er ook veel vooruitgang geboekt. Larissa Sansour, regisseur van het eerder genoemde, futuristische Nation Estate, trok ook de aandacht met het zeer raadselachtige maar visueel adembenemende In the future they ate from the finest porcelain. Er is Hany Abu-Assad, de Nederlands-Palestijnse regisseur wiens Paradise Now – over twee Palestijnse jongens die een zelfmoordaanslag in Israel voorbereiden – in 2006 voor een Oscar werd genomineerd. Er is Elia Suleiman, wiens innovatieve en door ironische humor gekenmerkte oeuvre ruim een kwart eeuw omspant en hem een aantal prijzen heeft opgeleverd.

De Palestijnse cinema is, met andere woorden, divers in zijn genres, gelaagd in zijn thematiek, en de laatste jaren zelfs niet gespeend van zelfspot, zoals blijkt uit het tragikomische The Wanted 18, dat het waargebeurde verhaal vertelt van een Palestijns dorp dat achttien melkkoeien koopt, die vervolgens door de Israelische autoriteiten tot staatsgevaarlijk worden bestempeld.

Het is helaas nog steeds niet zo dat de Nederlandse publieke opinie erg wakker ligt van de Palestijnen. ‘Maar de sympathie voor de Palestijnse zaak is toch wel duidelijk toegenomen,’ zegt Margot. ‘Je merkt het aan het feit dat er meer Palestijnse films worden vertoond dan vroeger. Films die bovendien zelf weer tot meer sympathie kunnen leiden.’

Dat riekt naar een win-win-situatie waarin de Palestine Cinema movie database voorbestemd is een belangrijke rol te spelen.

Ga nu dus naar: www.palestinecinema.com

Hulp bij het up-to-date houden van de database is welkom. Belangstelling ? Meld je dan aan via het contactformulier op de website.

Carl Stellweg is journalist, auteur en Midden-Oosten-specialist

Wilt u een abonnement op Soemoed nemen?