- Israel als ‘natiestaat van het Joodse volk’ – een breuk ? – een interview met Dominique Vidal (pp. 4-6).
- Israels ‘annexatie-wet’ (p. 7).
- Document: Israel as the Nation State of the Jewish People (Knesset; 19 juli 2018) (p. 8).
- De drie verschijningsvormen van een fascistoïde drift in Israel (pp. 9-12).
- Document: Proposed Basic Law – State of All its Citizens (United List; 4 juni 2018) (p. 13).
- Op de ruïnes van ‘Oslo’ kan een democratische staat voor al zijn burgers groeien (pp. 14-15).
- Programma van de ‘Eén democratische staat campagne’ – vóór een multiculturele democratische staat in Palestina/Israel (pp. 16-22).
- Israel: wat te doen met de Palestijnse vluchtelingen van 1948 ? (pp. 21-25).
- Niet de UNRWA bestendigt het conflict, het conflict bestendigt de UNRWA ! (pp. 26-27).
- Wie zijn de Palestijnse vluchtelingen ? (p. 28).
- ‘Je kan niet zomaar vijf miljoen mensen wegdenken’ – een interview met UNRWA-directeur Pierre Krähenbühl (pp. 29-30).
- Kushner bood Arabische regeringen geld voor Palestijnse vluchtelingen – lees: buiten de UNRWA om (p. 30).
- Yarmouk – kerkhof van de Palestijnen in Syrië (pp. 31-32).
- Waarom de Iran-strategie van Trump waarschijnlijk op oorlog zal uitdraaien (pp. 33-35).
- Israel (70) verdient meer dan ooit een academische en culturele boycot (pp. 36-40).
- BDS wereldwijd op de korrel genomen (pp. 41-43).
Na volgens eigen zeggen de kwestie Jeruzalem van de agenda afgevoerd te hebben – met de erkenning door de Verenigde Staten van Jeruzalem als de ‘ongedeelde hoofdstad van de Staat Israel’ – wordt inmiddels door premier Benjamin Netanyahoe en de zijnen vol ingezet op een soortgelijke aanpak van de kwestie van de Palestijnse vluchtelingen.
De kwestie van de Palestijnse vluchtelingen dateert uit 1948, rondom de stichting van de Staat Israel. Om demografische dominantie van joden in die staat tot stand te brengen, is in het kader van een campagne van etnische zuivering 83 procent van de autochtone Palestijnse bevolking uit het grondgebied van die staat met gericht geweld verdreven of daaruit weggevlucht. Destijds ging het om ruim 700.000 vluchtelingen. Palestijnen spreken over Al-Nakba (de Catastrofe) van 1948.
Daarna is de verdrijving van Palestijnen op kleinere schaal voortgezet. Zo zijn de bedoeïenen uit het met sloop bedreigde Khan al-Ahmar in 1952 door Israel gedeporteerd uit het noordelijk deel van de Naqab (Negev), naar de Westelijke Jordaanoever, die toen in handen van Jordanië was. Tijdens de Juni-Oorlog van 1967 waarbij Israel onder meer de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza veroverde, hebben nog eens 300.000 Palestijnen zich gedwongen gezien naar elders uit te wijken.
Voor Israelische machthebbers rees met de nieuwe veroveringen wel de vraag, hoe alsnog van de Palestijnse vluchtelingen van 1948 af te komen. De Israelische historicus Tom Segev draagt daarover in dit nummer van Soemoed ontluisterende informatie aan.
De Palestijnse vluchtelingen en ontheemden plus hun nakomelingen vormen inmiddels met vijf miljoen personen de helft van het totaal aantal Palestijnen.
VN-Veiligheidsraadresolutie 194 sommeerde Israel in december 1948 al om de Palestijnse vluchtelingen naar hun woonoorden te laten terugkeren en hen compensatie te bieden voor geleden schade. De Staat Israel is pas in mei 1949 tot de VN toegelaten, mede op voorwaarde dat het de bepalingen van Resolutie 194 alsnog doorvoerde. Nadien is de resolutie nog vele malen in VN-verband opnieuw bekrachtigd. Zonder enig resultaat. Want omwille van het in stand houden van joods-demografische hegemonie in Israel – later ook in andere delen van Palestina – is Tel Aviv nooit van plan geweest om de resultaten van de campagne van etnische zuivering van 1948 terug te draaien.
In de onderhandelingen tussen Israel en de Palestijnen die vanaf 1993 onder de vlag van het Oslo-proces van start zijn gegaan, heeft Israel de kwestie van de Palestijnse vluchtelingen dan ook van de agenda weten te houden.
Inmiddels zijn Netanyahoe en de zijnen een stap verder gegaan, in de vorm van een frontale aanval op de VN-organisatie die sinds 1949 in allerlei vormen hulp aan Palestijnse vluchtelingen verleent: de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA). Deze is vanaf haar oprichting gefinancierd door de internationale gemeenschap – die daarmee opdraait voor de gevolgen van de Israelische weigering om de Palestijnse vluchtelingen in hun rechten te herstellen. Inmiddels wordt de UNRWA er door Israel van beschuldigd ‘het conflict’ te bestendigen. Een bizarre beschuldiging, omdat het de onopgeloste kwestie van de Palestijnse vluchtelingen is, die het werk van de UNRWA bestendigt – en niet omgekeerd.
In het offensief tegen de UNRWA weet Tel Aviv zich ook nu gesteund door Washington. Sinds jaar en dag nemen de Verenigde Staten het grootste deel van de UNRWA-begroting voor hun rekening. Kortom, door eenvoudigweg de geldkraan dicht te draaien, kan zware druk uitgeoefend worden. Dat is inmiddels gebeurd. Het heeft de UNRWA op de rand van de financiële afgrond gebracht. Maar wat denkt men met dit offensief eigenlijk te bereiken ? UNRWA-directeur Pierre Krähenbühl: ‘Je kan niet zomaar 5 miljoen mensen wegdenken.’
Het gevolg is in ieder geval dat – niet alleen van de Palestijnen in de Strook van Gaza van wie overigens 70 procent een vluchtelingenachtergrond heeft – nu ook de leefomstandigheden van honderdduizenden Palestijnse vluchtelingen elders dramatisch dreigen te verslechteren (waar deze in met name Libanon al dramatisch zijn). Wij zullen er spoedig meer over horen.
In dit nummer van Soemoed staan wij voorts uitgebreid stil bij een belangrijk politiek initiatief van een groep Palestijnen en joodse Israeli’s: de Eén Democratische Staat Campagne: vóór een multiculturele democratische staat in Palestina/Israel. Zoals een van de initiatiefnemers, Jeff Halper, in een begeleidende tekst stelt: ‘Hoe belangrijk protesten en campagnes – zoals de BDS-campagne (Boycot, Desinvesteren & Sancties) – ook zijn, zij vormen geen substituut voor een politieke regeling die aan onderdrukking en geweld een eind kan maken. Zonder eindspel kan men niet in een politieke strijd verwikkeld zijn.’ Dit initiatief komt nadat ‘Oslo’ met argumenten morsdood is verklaard en dit ook als zodanig door velen wordt onderkend.
Het Programma van de Eén Democratische Staat Campagne is in dit nummer van Soemoed in vertaling integraal afgedrukt, plus een begeleidend artikel van een van de initiatiefnemers, Awad Abdelfattah.
Wij bevelen u aan om van de inhoud van dit Programma grondig kennis te nemen. Al was het alleen al omdat het een schril contrast vormt met de doodlopende weg die Netanyahoe en de zijnen – met hun ‘Wet op de Joodse Natiestaat’ in de hand – bewandelen (zie: ‘De drie verschijningsvormen van een fascistoïde drift in Israel’ in dit nummer van Soemoed ).
Dominique Vidal
De autoritaire en fascistoïde drijfveren van de Staat Israel worden door de Europese leiders en media schromelijk onderschat. Zij vormen echter een reëel gevaar voor het gehele Midden-Oosten.
Veel lezers van Le Monde (Parijs) zullen verbaasd zijn geweest uit naam van de Israelische historicus Ze’ev Sternhell – een groot deskundige op het gebied van het fascisme – een vergelijking aan te treffen tussen het hedendaagse Israel en Duitsland ten tijde van het opkomend nazisme. Dat komt omdat, over het algemeen, de meest invloedrijke media de verontrustende radicalisering van de coalitie van rechts en extreemrechts, die het in Israel sinds 2015 voor het zeggen heeft, niet de noodzakelijke aandacht hebben gegeven.
De autoritaire en fascistoïde drijfveren van de Staat Israel kennen drie verschijningsvormen.
de ‘natiestaat van het Joodse volk’
De eerste en voornaamste betreft het koloniale project in Palestina, dat zich op een historisch keerpunt bevindt. Tot nog toe hielden de Israelische autoriteiten, onder wie zich, sinds zijn beruchte redevoering in 2009, ook premier Benjamin Netanyahoe bevindt, de schijn op de zogenaamde twee-statenoplossing te aanvaarden. Ondertussen voerden zij wel het tempo van de kolonisatie op – het dagblad Ha’aretz vermeldde vorig jaar een aantal van 700.000 joodse kolonisten, 470.000 op de Westelijke Jordaanoever en 230.000 in [geannexeerd] Oost-Jeruzalem – maar de status van de bezette gebieden lieten zij opzettelijk in het vage.
Maar met het oog op de te verwachten opvolging van Netanyahoe verlegden de overige coalitiegenoten geleidelijk hun koers. Minister van Onderwijs en de Diaspora en tevens leider van de partij Habayit Hayehudi (Het Joods Tehuis), Naftali Bennett, houdt niet op te verklaren: ‘De weg van concessies, de weg van de opdeling is mislukt. Wij moeten ons leven over hebben voor de annexatie van de Westelijke Jordaanoever.’ En hij heeft de daad bij het woord gevoegd door hierover op 6 februari 2017 een wet in het parlement in stemming te brengen. Dit wetsvoorstel legaliseert met terugwerkende kracht een aantal ‘voorposten’ (nederzettingen die tot dan ook volgens de Israelische wet illegaal waren) door de inbezitneming van particulier Palestijns grondbezit toe te staan en zo de weg te openen naar de soevereiniteit van Israel over het C-Gebied, dat 60 procent van de Westelijke Jordaanoever omvat, zo niet over de gehele Westelijke Jordaanoever. Deze ‘reguleringswet’, door Benny Begin, zoon van de voormalige premier Menachem Begin, ook wel ‘wet op de diefstal’ genoemd, is voorlopig door het Hooggerechtshof in de ijskast geplaatst. Maar het Hooggerechtshof ligt nu zelf onder vuur van de regering, die de samenstelling ervan wil wijzigen en zijn macht inperken.
Als ‘fascistisch’ weggezet door oud-premier Ehoed Barak, eist het ultranationalistische Joods Tehuis het ideologische erfgoed op van de Nationaal Religieuze Partij, die samen met Gush Emunim (Blok der Gelovigen) de kern van de kolonistenbeweging vormde. Met slechts acht zetels en vier ministers slaagde het Joods Tehuis er niettemin in 60 afgevaardigden achter deze wet te krijgen, onder wie de bijna voltallige Likoed-fractie, ondanks het uitdrukkelijk aandringen van hun leider, premier Netanyahoe, om deze wet niet te steunen. Het moet gezegd worden dat eind 2017 ook het centraal comité van de Likoed zich uitsprak vóór annexatie van de Westelijke Jordaanoever.
Een ander wetsvoorstel betreft de annexatie van vijf aaneengesloten nederzettingen ten oosten van Jeruzalem, waardoor Oost-Jeruzalem als hoofdstad van een Palestijnse staat onmogelijk wordt gemaakt. Maar hiervoor moet, volgens Netanyahoe, nog enig ‘diplomatiek voorwerk’ worden verricht. Ondertussen heeft het parlement, nog steeds op voorspraak van Bennett, een amendement op de wet uit 1980 over [de annexatie van Oost-] Jeruzalem aangenomen. Hiermee is de benodigde meerderheid van stemmen voor eventuele terugkeer van Oost-Jeruzalem onder Palestijnse soevereiniteit, verhoogd van 61 naar 80 (van 120). Dit amendement maakt het eveneens mogelijk om Palestijnse wijken die buiten de Muur liggen tot ‘separate eenheden’ te verklaren, zodat de inwoners ervan niet meer als ‘inwoners [van Jeruzalem]’ meetellen.
‘Bij doorvoering van deze amputatie van stadsdelen, neemt het aantal Palestijnen met bijna 120.000 af en worden er 140.000 Israelische [joodse] kolonisten aan de bevolking van de stad toegevoegd, waarmee het aandeel van de Palestijnen wordt teruggebracht (van 37 procent nu) tot 20 procent,’ staat te lezen in het jaarverslag van de consuls van de Europese Unie in Jeruzalem. Volgens de Franse journalist René Backmann is dit jaarverslag weggemoffeld.
Anders gezegd: de bouwers van ‘Groot-Israel’ hebben, ondanks hun onderlinge meningsverschillen en met minachting voor vijftig jaar resoluties van de Verenigde Naties, besloten de zogenaamde twee-statenoplossing te begraven ten gunste van één staat: een Apartheidsstaat, waar de geannexeerde Palestijnen geen politieke rechten zullen hebben, te beginnen met het stemrecht. Volgens demografen telt het historische Palestina momenteel min of meer evenveel Palestijnen als joden: ongeveer 6 miljoen …
De nieuwe Basiswet die binnenkort in het parlement wordt aangenomen (1), is hiervan het symbool. De Basiswet uit 1992 definieerde Israel als een ‘joodse en democratische staat’: het [nieuwe] wetsontwerp spreekt in eerste lezing van ‘natiestaat van het Joodse volk’. Er staat letterlijk: ‘Het recht op nationale zelfbeschikking binnen de Staat Israel behoort geheel en al aan het Joodse volk.’ Daarbij wordt het Arabisch ontheven van zijn status als ‘officiële taal’, die voortaan voorbehouden is aan het Hebreeuws.
inperking van vrijheden
De leiders van extreemrechts brengen hun zaak graag met sensationele provocaties onder de aandacht. Minister van Justitie, Ayelet Shaked, had er geen probleem mee om tijdens de laatste Gaza-Oorlog [2014] een tekst op haar Facebookpagina te plaatsen waarin ‘het gehele Palestijnse volk’ tot ‘vijand van Israel’ werd verklaard en ‘de vernietiging daarvan, inclusief bejaarden, vrouwen, steden en dorpen’ werd verdedigd. Ook Naftali Bennett deed een duit in het zakje door op te roepen alle gevangengenomen ‘terroristen’ te doden in plaats van hen in de gevangenis te stoppen. Hij verduidelijkte: ‘Ik heb al veel Arabieren gedood, daar heb ik geen enkel probleem mee.’ Ook Avigdor Lieberman verklaart dat ‘de Israelische Arabieren [Palestijnen] hier niets te zoeken hebben. Zij kunnen vertrekken met hun knapzak op de rug’, en verder: ‘Degenen die tegen ons zijn verdienen dat hun hoofd wordt afgehakt’. Hij stelt zelfs voor om de Palestijnse gevangenen ‘naar de Dode Zee te brengen en te verzuipen …’
Maar deze extremisten beseffen wel dat hun vlucht naar voren op den duur negatieve reacties kan oproepen. De afwezigheid van een alternatief op links heeft de joodse Israeli’s steeds verder naar rechts gedrongen, maar de ontwikkeling kent (nog?) grenzen: volgens een opiniepeiling vindt de helft van de ondervraagden het ‘niet verstandig’ om door te gaan met de kolonisering van de Westelijke Jordaanoever en is 53 procent tégen annexatie. Dat verklaart misschien de tweede verschijningsvorm van de radicalisering van de huidige coalitie: de afbraak van [burgerlijke] vrijheden die zij sinds het begin van dit decennium door het parlement heeft gejaagd. Voor het geval dat … Hieronder enkele voorbeelden:
• bij wet is het verboden op te roepen tot ‘het boycotten van personen vanwege hun banden met Israel of gebieden onder controle van Israel’ (2011);
• een andere wet verbiedt het verstrekken van staatssubsidies aan organisaties, instituties of gemeenten die de Nakba herdenken, de verdrijving van 800.000 Palestijnen in 1948 (2011);
• dezelfde wet betreft het instellen van ‘toelatingscommissies’, die moeten beslissen of één of meer personen die zich ergens willen vestigen ‘acceptabel’ zijn (2011);
• een amendement op de Basiswet op het bestuur stelt de drempel voor een politieke groepering om zitting te kunnen nemen in het parlement op 3,25 procent;
• een wet verplicht NGO’s om meermalen per jaar op te geven welke subsidies zij krijgen van buitenlandse overheden, als die meer dan de helft van hun budget uitmaken (2016);
• uniek in de wereld: er is een wet die het mogelijk maakt met een meerderheid van 90 (op 120) afgevaardigden uit het parlement te zetten wegens opruiing, racisme of het ondersteunen van gewapende strijd (2016);
• een andere wet verleent de staat buitengewone bevoegdheden tegen ‘terroristische organisaties’ in Israel, ook tegen ‘niet-actieve leden’. Deze wet verleent de minister van Defensie de macht om zonder vorm van proces eigendommen van leden van deze organisaties in beslag te nemen (2016);
• er is een wet die het vastzetten van minderjarigen vanaf 12 jaar toestaat, als deze beschuldigd worden van verschillende geweldsmisdrijven.
• bij wet is het Israel toegestaan om personen of vertegenwoordigers van ondernemingen, stichtingen of verenigingen die tot een boycot oproepen, bij de grens tegen te houden (2017). Een lijst van 20 getroffen NGO’s zou begin 2018 openbaar gemaakt worden;
• een andere wet, ingediend door Bennett en in eerste lezing aangenomen (2), machtigt de minister van Onderwijs om op te treden tegen verenigingen die het leger in opspraak brengen – zoals Breaking the Silence, die campagne voert tegen de toepassing van geweld door het Israelische leger in de in 1967 bezette gebieden (2017);
• ter bescherming van Benjamin Netanyahoe is er wetgeving die het de politie verbiedt om de openbare aanklager op de hoogte te stellen van gronden voor het in staat van beschuldiging stellen van publieke personen (2017);
• bij wet is de minister van Binnenlandse Zaken gemachtigd de verblijfsstatus van Palestijnen in Jeruzalem die verdacht worden van gebrek aan loyaliteit jegens de staat, in te trekken (2018);
• de meest recente, bijna totalitaire wet stelt de premier en de minister van Defensie in staat om de oorlog te verklaren, zónder daarbij het veiligheidskabinet, laat staan de voltallige regering, te raadplegen (2018).
verbond met extreem-rechts in Europa
Soort zoekt soort: Netanyahoe schakelt zijn beste vrienden in – en dat is dan de derde verschijningsvorm van de radicalisering van zijn coalitie. Deze vrienden behoren tot de ergste populisten van Europa. Zoals de Hongaarse premier, Viktor Orbán, die de verworven vrijheden in Hongarije te grabbel gooit; islamofoob en antisemiet. De Likoed-leider had er niet de minste moeite mee dat zijn gastheer enkele dagen vóór hun ontmoeting in juli 2017 de loftrompet had gestoken over Miklós Horty, regent van 1920 tot 1944, de Hongaarse Pétain (3), wiens opvolgers Adolf Eichmann behulpzaam waren bij het deporteren en vermoorden van 430.000 Hongaarse joden.
Netanyahoe flirt ook met Jaroslaw Kaczyński, de drijvende kracht achter een wet die verbiedt te spreken of te schrijven over de (talrijke) Poolse collaborateurs tijdens de bezetting: reeds in 1970 schatte de historicus Szymon Datner dat zij de dood van 200.000 joden tijdens de Tweede Wereldoorlog op hun geweten hebben. Deze ‘wet op de ontkenning’, die een aantal ronduit antisemitische manifestaties veroorzaakte, lokte zó’n schandaal uit, dat Warschau bakzeil moest halen. Maar Yehuda Bauer, de belangrijkste Israelische Holocaust-historicus, kwalificeerde de gezamenlijke verklaring van Netanyahoe en [de Poolse premier] Morawiecki als ‘stompzinnig en immoreel verraad door onwetenden van de historische waarheid omtrent de Poolse betrokkenheid bij de Holocaust’.
De diplomatieke schijnbewegingen, die bedoeld lijken om deze gevaarlijke betrekkingen te rechtvaardigen, slagen er niet in een bevredigende verklaring te geven voor Israels toenadering tot extreemrechtse partijen in West-Europa. Sinds december 2010 zijn zo’n dertig extreemrechtse leiders – onder wie de Nederlandse Geert Wilders, de Belgische Philip Dewinter en de Oostenrijkse opvolger van Jörg Haider, Heinz-Christian Strache, in Israel als hooggeëerde gasten met alle égards ontvangen. Vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken, Avigdor Lieberman, die droomt van een exclusieve joodse staat, ontdaan van zijn moslims, voerde hartelijke conversaties met Wilders, die er zelf van droomt de Koran in Nederland te verbieden. Deze laatste bezocht zelfs een nederzetting op de Westelijke Jordaanoever, waar hij volgens het persagentschap AFP ‘een pleidooi hield tegen uitruil van gebied voor vrede met de Palestijnen en zelfs voorstelde om de Palestijnen “vrijwillig” in Jordanië te huisvesten’. Volgens hem vormen de nederzettingen ‘kleine bastions van de vrijheid, als evenzovele uitdagingen aan de ideologische krachten die niet alleen Israel maar het gehele Westen het recht ontzeggen om in vrede, vrijheid en waardigheid te leven’.
Nog onlangs stuurde Likoed Yehuda Glick als afgevaardigde naar de Freiheitliche Partei Österreichs (FPÖ), opgericht door Jörg Haider, toen die partij terugkeerde in de regering van Oostenrijk. En je kunt er een weddenschap op afsluiten dat hij ook contact gaat opnemen met de winnende partijen van de laatste parlementsverkiezingen in Italië, de Lega Nord en de Vijfsterrenbeweging. Alleen de partij van Marine Le Pen blijft non grata in Israel, hoewel haar partijgenoot Louis Aliot er wel werd ontvangen.
In deze radicalisering lijkt een behoorlijke portie hubris [hoogmoed] te schuilen, een vreemd mengsel van onevenwichtigheid, trots en buitensporigheid, die in de Griekse oudheid veelal de wraak der goden afriep. Netanyahoe en diens bondgenoten/rivalen zijn van mening dat hun alles is toegestaan, omdat zij denken alle troefkaarten in handen te hebben.
Eerste troef: de Amerikaanse president Donald Trump, de meest pro-Israelische president ooit, gesteund door tientallen miljoenen ‘evangelisten’. Na de verplaatsing van zijn ambassade naar Jeruzalem zal hij zeker ook de annexatie van de [Syrische] Hoogvlakte van Golan erkennen en mogelijk zelfs een Israelisch avontuur tegen Teheran steunen. Tweede troef: Mohamed Ben Salman, de Saoedische kroonprins, die in alle openheid besloten heeft de Palestijnse zaak op te geven in ruil voor een verbond met Washington en Tel Aviv tegen Iran. De derde troefkaart bestaat uit [PNA-president] Mahmoed Abbas en [HAMAS-leider] Yahya Sinouar, gezworen vijanden, die er maar niet in slagen de meningsverschillen tussen FATAH en HAMAS te overbruggen en daarmee Israel letterlijk in de kaart spelen. Tenslotte, de vierde troef bestaat uit de oorlogen die gevoerd worden in Syrië, Irak, Jemen en Libië, die de ooit zo belangrijke Palestijnse kwestie naar de achtergrond schuiven.
elke kritiek wordt de mond gesnoerd
Met hun vlucht naar voren zullen Netanyahoe en zijn bondgenoten/rivalen op den duur slechts het internationale isolement van de Israelische regering versterken, en dat beseffen zij ook. De staat Palestina heeft al toegang gekregen tot de UNESCO (2011), tot de Verenigde Naties (2012) en tot het Internationaal Strafhof (2015). Eind 2017 heeft de Algemene Vergadering van de VN gestemd vóór het recht van het Palestijnse volk op zelfbeschikking en een eigen staat met 176 stemmen vóór, 7 tégen (Canada, Verenigde Staten, Israel, Marshall-Eilanden, Micronesië, Nauru en Palaos) en 4 onthoudingen (Kameroen, Honduras, Togo, Tonga). In de internationale peilingen is Israel qua imago al vijftien jaar hekkensluiter, samen met Noord-Korea, Iran en Pakistan.
Dáárom doet de Israelische regering haar uiterste best om iedere kritiek op haar beleid de kop in te drukken. Dáárom tracht zij de BDS-Beweging (Boycot, Desinvesteren, Sancties) beweging, door Netanyahoe gekwalificeerd als een ‘ernstige strategische bedreiging’ te criminaliseren en te bestrijden met een organisatie (4) die pas nog 72 miljoen dollar ter beschikking heeft gekregen. Daarbij komt sinds twee jaar nog een tweede methode: het gelijkstellen van antizionisme aan antisemitisme. Gesteund door een uitspraak van Emmanuel Macron bij gelegenheid van de herdenking van de massale arrestaties van joden in juli 1942, tijdens de Tweede Wereldoorlog, eist de voorzitter van de Conseil Représentatif des Institutions Juives de France (CRIF) dat dit bij wet geregeld wordt, met als uitgangspunt de antisemitismedefinitie opgesteld door de lobby-organisatie, de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA).
De vraag is: wat voor terminologie is hierop van toepassing? Als het om enig ander land ging, zou een ontwikkeling zoals die sinds enkele jaren in Israel plaats vindt, gekenschetst worden als ‘fascistoïde’. Zo’n vergelijking geeft natuurlijk geen pas. Maar hoe kunnen we vergeten dat de stroming waar Benjamin Netanyahoe uit voortkomt – het revisionistische zionisme van Vladimir (Ze’ev) Jabotinsky – zichzelf weliswaar niet beriep op het fascisme, maar dat Benito Musolini zich daarentegen wel beriep op Jabotinsky. In 1935 verzekerde de Duce aan David Prato, de latere opperrabbijn van Rome: ‘Wat jullie ontbreekt, is een joodse staat, met een joodse vlag en een joodse taal, De enige die dat echt begrijpt is jullie fascist Jabotinsky.’ Toeval of vooruitziende blik? Ben-Zion Netanyahoe, de vader van Benjamin, was secretaris van Jabotinsky. Zo vader zo zoon!
noten
- Inmiddels is de nationaliteitswet een feit; red.
- Ook deze wet is inmiddels in werking getreden; red.
- Maarschalk Henri Pétain (1856-1951), Franse oorlogsheld uit WO I, die in WO II collaboreerde met de Duitsers en het Vichy-regime uitriep; vert.
- Het Israelische Ministerie voor Strategische Zaken verspreidt op grote schaal en op verscheidene niveaus desinformatie; red.
bron: Orient XXI (Parijs), 10 juli 2018
Dominique Vidal is journalist en historicus, schrijver van (onder meer) Antisionisme = antisémitisme ? (Montreuil: Libertalia, 2018; 132 pp.)
vertaling: Frans Brons
Proposed Basic Law: State of All its Citizens
put forward in the Knesset by the Joint List (13 of 120 seats; third biggest party, mainly supported by Palestinian voters), but stricken down by the Knesset presidium on June 4, 2018 (i.e. blocked before even being discussed, let alone voted on)
unofficial translation
1. Purpose
The purpose of this basic law is to anchor in constitutional law the principle of equality for every citizen, while recognizing the existence and rights of two national groups, Jews and Arabs [Palestinians], who live within the state’s internationally recognized borders.
2. Basic principles
The state is a state of all its citizens, whose system of governance is a democratic.
3. System of government
a. The system of government shall be based on values of human dignity, liberty, and equality.
b. The system of government shall be based on separation between religion and state, while ensuring freedom of worship for members of all religions.
c. The state shall respect the individual and collective identity of its citizens on an equal basis, without discrimination on the basis of nationality, race, religion, gender, language, colour, political views, ethnic origin or social status.
d. Affirmative action for individuals, who belong to groups that have suffered historic discrimination, shall not be considered to be discrimination.
4. State symbols and the anthem
The state’s symbols and anthem shall be enshrined in law, according to the principles of this basic law.*
5. Citizenship
Citizenship in the country shall be based on the principle of equality and the prohibition on discrimination, and the terms for attaining it will be established in accordance with this basic law, and it shall be granted to anyone who meets any of the following conditions:
a. One of his/her parents is a citizen of the state;
b. Their partner is a citizen of the state, upon request;
c. Anyone who is born in the country;
d. Anyone whose arrival or presence in the country is based on a right derived from international law and decisions of the United Nations;
6. Official languages
The Arabic language and the Hebrew language are the official languages of the state.
7. Cultural rights
a. The state shall guarantee cultural autonomy to every national or cultural minority group, including their existence, establishing and administering representative institutions, educational institutions, cultural institutions, and religious institutions independently and in accordance with the principles of this basic law.
b. The state shall allow every citizen to practice, use, and develop their culture, traditions, their language, and their identity, in accordance with this basic law.
c. The state shall allow every citizen to conduct cultural ties with members of the nation or people to whom they belong, including those outside the borders of the state.
d. The state shall allow a national minority, living within its international recognized borders, to engage in cultural ties with members of the nation or people to whom they belong, including outside the state’s borders.
8. Social rights
a. The state shall allow every citizen to engage in familial and social ties with members of the nation or people to whom they belong, including beyond the state’s borders.
b. The state shall distribute resources according to the principles of distributive justice and affirmative action.
c. The state shall guarantee a dignified existence to every person living in its territory.
9. Amendability
a. This basic law shall not be amended, except by a basic law passed by a majority of members of Knesset.
b. The validity of any law that violates the principles of this basic law shall expire three years from the day this law comes into force.
* The words to the current ‘national anthem’ – HaTikva (the Hope) – are: ‘As long as within our hearts the Jewish soul sings, As long as forward to the East, to Zion, looks the eye – Our hope is not yet lost, it is two thousand years old, To be a free people in our land, the land of Zion and Jerusalem.’
source: Palestine Home & +972 Magazine
Jeff Halper
Zo ongeveer iedereen weet inmiddels dat de zogenaamde twee staten-oplossing morsdood is. Het zionistisch streven om Palestina te verjoodsen – Palestina om te vormen tot Eretz Israel (Land Israel) – is verwezenlijkt.
Elke Israelische regering vanaf 1967 heeft geweigerd om de vorming van een werkelijk onafhankelijke en levensvatbare Staat Palestina naast de Staat Israel serieus onder ogen te zien. Elke kans op een levensvatbare Palestijnse staat in de sinds 1967 bezette Palestijnse gebieden is bedolven onder een massa ‘feiten op de grond’. Onder een net van machts- en geweldsmiddelen (‘Matrix of Control’) heeft Israel zijn greep op het gehele grondgebied permanent gemaakt.
Desondanks blijven regeringen in de wereld vasthouden aan hun voorkeur voor de ‘twee-statenoplossing’, die nu gebruikt wordt als het perfecte voorwendsel voor eenzijdige conflictbeheersing. Onderhandelen over onderhandelingen of slechts het bieden van enig vooruitzicht op onderhandelingen leidt nergens toe en kan nog eindeloos doorgaan. En daar is het dan ook precies om te doen ! Het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) zit klem, want zou dit de ‘twee-statenoplossing’ alsnog afwijzen, dan zal het als de halsstarrige partij neergezet worden.
wat nodig is: een nieuw politiek eindspel
Hoe belangrijk protesten en campagnes – zoals de BDS-campagne (Boycot, Desinvesteren & Sancties) – ook zijn, zij vormen geen substituut voor een politieke regeling die aan onderdrukking en geweld een eind kan maken. Zonder eindspel kan men niet in een politieke strijd verwikkeld zijn.
Voor dit eindspel dienen twee essentiële politieke processen in gang gezet te worden: het bereiken van een helende rechtvaardigheid – door ontmanteling van de structuren en ideologieën van de overheersende macht en deze te vervangen door structuren van sociale, culturele, politieke en economische gelijkheid en verzoening.
Wil een dergelijk tweeledig politiek proces kans van slagen maken – de eerste component is uiterst urgent voor de Palestijnen, de tweede moet door de joodse Israeli’s, al dan niet onder dwang, geaccepteerd worden – dan hebben wij een plan nodig, een toekomstvisie en een effectieve strategie om dit alles te realiseren.
Deze uitdaging waar wij voor staan is urgent en cruciaal. Wanneer wij, de belanghebbenden – Palestijnen en joodse Israeli’s, onze eigen mensen – geen wederzijds acceptabele uitweg te bieden hebben en wanneer wij jullie – organisaties en particulieren in het buitenland die rechtvaardigheid inzake Palestina/Israel een warm hart toedragen – geen politiek programma aanreiken dat jullie kunnen uitdragen, dan verliezen wij het pleit.
Recht ontstaat niet bij toverslag maar alleen als de politieke wil er rijp voor is. Ernstiger nog – en dat lijkt thans het geval te zijn – activisten en pleitbezorgers zullen afhaken om zich op andere urgente kwesties te storten, wanneer er geen beweging in de zaak komt en er geen uitzicht op succes is. Zonder goede leiding en een gedegen strategie zal op de lange duur het enthousiasme verflauwen. Daarin kan alleen een politiek eindspel voorzien.
Het is de hoogste tijd om een werkelijk rechtvaardige en werkbare politieke regeling te formuleren, vergezeld van een effectieve strategie binnen Israel/Palestina en in het buitenland. De afgelopen jaren heb ik in contact gestaan met een aantal joodse Israeli’s en Palestijnen over het formuleren van wat wij aanduiden als een één-staatprogramma.
Wij noemen onszelf de Eén Democratische Staat Campagne (One Democratic State Campaign, ODSC) en tot onze gelederen behoren Awad Abdelfattah, mede-oprichter en voormalig secretaris-generaal van de Balad-partij; de bekende Israelische historicus Ilan Pappé; Diana Buttu, prominent politiek commentator en Palestijns activist; Daphna Baram, advocaat, comédienne en directeur van ICAHD-UK; As’ad Ghanem, hoogleraar Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Haifa; Siwar Aslih, promovenda op het werkterrein van sociale psychologie; Nadia Naser-Najjab, politicoloog; Shir Hever, politiek econoom; Muhammad Younis, high-tech ingenieur; Yoav Bar, Israelisch activist; Mohamed Kabha, student; Sami Ma’ari, hoogleraar Economie; plus nog enkele anderen, onder wie ikzelf.
Wij hebben – denk ik – de sleutelelementen voor een rechtvaardige vrede geïdentificeerd en een aanpak geformuleerd waarmee beide ‘partijen’ kunnen instemmen of tenminste kunnen leven.
de visie: één multiculturele democratie
De ODSC bepleit een één-staatconcept, dat democratisch en rechtvaardig is, maar onderkent tegelijk het multiculturele karakter en de collectieve rechten van de volken die het land bewonen – Palestijnen en joden. Binnen een constitutionele democratie – waarbij voor alle staatsburgers gelijkheid en gelijkberechtiging geldt en er één gemeenschappelijk parlement is – zal de Grondwet nationale, etnische of religieuze collectiviteiten de garantie bieden om hun respectieve identiteiten te behouden – zo zij daarvoor kiezen. Een dergelijke aanpak is voor de meeste Palestijnen aanvaardbaar en komt tegemoet aan het belangrijkste punt van zorg van joodse Israeli’s: bescherming van hun collectieve rechten in een staat waarin zij de minderheid zullen vormen. Op basis van de Grondwet zal het Parlement dan ook niet over de bevoegdheid beschikken om wetten aan te nemen, die welke collectiviteit dan ook discrimineren.
terugkeer van de vluchtelingen
De sleutel tot elke oplossing is gelegen in de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen van Al-Nakba (Arabisch voor de Catastrofe van 1948) en later, plus hun nakomelingen. Maar ook compensatie voor, en hervestiging van diegenen onder hen, die niet willen terugkeren. Implementatie van het recht op terugkeer is echter niet het hele verhaal. Want waarheen zal men terugkeren? Woonhuizen, rond 530 dorpen en enkele stadswijken die men destijds noodgedwongen heeft verlaten, zijn na 1948 door Israelische machthebbers systematisch met de grond gelijk gemaakt .
Toch vormt dit geen onoverkomelijk probleem. De Palestijnse geograaf Salman Abu-Sitta heeft berekend, dat 85 procent van de grond die in 1948 en later van de Palestijnen is afgenomen, nog altijd voor hervestiging beschikbaar is. Die grond is weliswaar nadien onderdeel geworden van kibboetsiem en andere rurale ondernemingen, maar hij is er nog altijd. Weer andere gronden zijn omgevormd tot openbare parken en bossen. Kortom, vluchtelingen zouden feitelijk terug kunnen keren – is het niet naar hun voormalige woonhuizen en woonoorden, dan in ieder geval naar die delen van het land waar zij vandaan zijn gekomen.
En dan is er in dit verband nog een andere kwestie: hoe voorkomen wij dat de vluchtelingenpopulatie – getraumatiseerd, verarmd, laagopgeleid dan wel ongeschoold – een onderklasse in eigen land wordt ? Wel, een project van de joods-Israelische organisatie Zochrot (Hebreeuws voor Herinnering) laat jonge Palestijnse planners en architecten moderne gemeenschappen ontwerpen ten behoeve van de vluchtelingen in gebieden die zij noodgedwongen hebben verlaten – nieuwe gemeenschappen met een economische infrastructuur en geïntegreerd in andere segmenten van de samenleving. Dit zou – in combinatie met herverdeling van grond, financiële compensatie en gelijke toegang tot onderwijs, training en de economie, en versterkt door positieve actie – vluchtelingen en andere Palestijnen in staat stellen om binnen een betrekkelijk korte tijdsspanne economisch op hetzelfde plan als joodse Israeli’s te komen. Daarbij moeten wij ons rekenschap geven van de hulpbronnen waarover Palestijnen beschikken: veel Palestijnen in Israel, in de sinds 1967 bezette Palestijnse gebieden en in de diaspora hebben zijn hoogopgeleid. Voorts zijn er de te verwachten investeringen van de kant van de hoogopgeleide en welvarende diaspora. Wat ik wil zeggen, is dat er ook voor de moeilijkste kwesties praktische, rechtvaardige en werkbare oplossingen voorhanden zijn.
het vraagstuk van binationalisme
Zoals gezegd, bepleit ons initiatief het totstandbrengen van een constitutionele democratie met gelijkheid en gelijkberechtiging voor al haar staatsburgers. Daarbij kunnen wij het fundamentele gegeven niet negeren, dat twee volken – Palestijnen en joden – het land bewonen. Evenmin kunnen wij het feit negeren dat in de staat die wij bepleiten Palestijnen de meerderheid zullen vormen. Omgekeerd staat het vooruitzicht in een dergelijke staat een minderheid te vormen, haaks op wellicht het belangrijkste uitgangspunt van het zionisme: dat joden als nationale groep hun eigen lotsbestemming bepalen.
Nu komt ons streven een alternatief voor de ‘twee-statenoplossing’ te vinden voort uit de onverenigbaarheid van dit uitgangspunt met de Israelische politiek van kolonisatie en annexatie van Palestijns grondgebied, evenals met permanente heerschappij over de Palestijnen (die nu al de meerderheid vormen), ook al duidt Israel die heerschappij aan als ‘autonomie’. Vanaf het moment dat Israelische machthebbers besloten de eis van een ‘Joodse Staat’ te koppelen aan hun politiek om de Palestijnse bevolkingsgroep en zijn grondgebied in te lijven, creëerden zij een even onmogelijke als onaanvaardbare realiteit: joodse [Israelische] apartheid. Als het aan joodse Israeli’s ligt, zullen zij zeker de voorkeur geven aan een niet-democratische Joodse Staat, boven een niet-joodse democratische staat. Ons programma is gedoemd met dit dilemma worstelen. Door te voorzien in grondwettelijke erkenning en bescherming van de collectieve rechten van joodse Israeli’s en door hen in staat te stellen hun gemeenschap binnen het raamwerk van een democratische staat in stand te houden, worden hun zorgen wat betreft hun veiligheid als minderheid aangepakt, terwijl tegelijk de structuren van bevoorrechting en overheersing worden ontmanteld.
Een binationale staat zou nauwelijks gemakkelijker aan joodse Israeli’s te verkopen zijn dan een eenheidsstaat, zoals blijkt uit de diverse ontwerpen voor een confederatie of voor ‘één land/twee volken’. Maar op dit punt stuiten wij ook op verzet van de kant van de Palestijnen. Terwijl de grote meerderheid van de Palestijnen de permanente aanwezigheid van joodse Israeli’s is gaan erkennen, plaatst dwang om hen als een nationale groep te erkennen, de Palestijnen in een positie dat zij vestigingskolonialisme in zijn zionistische variant alsnog legitimeren – wat een brug te ver is. Het aanbod om binnen het raamwerk van een multiculturele democratie de ‘collectieve rechten’ van groepen te beschermen – van welke gemeenschap dan ook, waarbij het kan gaan om etnische Russen, Afrikaanse asielzoekers, buitenlandse werknemers die in het land blijven, anti-zionistische ultra-orthodoxe joden en anderen – biedt joodse Israeli’s evenwel de collectieve veiligheid die zij als minderheid nastreven, terwijl tegelijk een breed gedragen, gemeenschappelijke burgermaatschappij wordt gesmeed.
de uitdaging: het smeden van een gemeenschappelijke burgermaatschappij
Nu de integriteit van collectieve identiteiten en rechten is veiliggesteld, zal de nadruk en de meeste energie om één enkele staat te realiseren, gericht zijn op de opbouw van een gemeenschappelijke burgermaatschappij (civil society). Het is juist het afbreken van het ‘bi-’nationaal model, dat mensen in staat stelt om zich vanuit rigide etno-nationale blokken naar een meer geïntegreerde en gedeelde vorm van burgermaatschappij te bewegen. Met het verstrijken van de tijd waarin zowel individuele burgers als gemeenschappen in Palestina/Israel een gevoel van wederzijds vertrouwen, onderlinge betrokkenheid en veiligheid ontwikkelen, en naarmate jongere generaties het levenslicht zien voor wie samenleven in een gemeenschappelijke burgermaatschappij normaal is, zal een gemeenschappelijke burgeridentiteit zich zeker ontwikkelen en zich verbreden. Een inclusieve burgermaatschappij die allereerst de jongere generatie en de meer seculiere middenklasse zal aanspreken, zal wortel schieten naarmate een gedeeld nationaal bestaan routine wordt – met gedeeld burgerschap, gemeenschappelijke politiek, collectieve ervaringen, burgerlijk huwelijk, geïntegreerde gemeenschappen en scholen (voor wie daarvoor kiezen), gedeelde talen, gemeenschappelijke media, gemeenschappelijke feestdagen en symbolen die voortkomen uit een gedeeld nationaal bestaan enzovoort. Wij streven niet slechts naar een nieuwe politieke entiteit, ons streven is gericht op het opbouwen van een geheel nieuwe samenleving.
Terwijl het bereiken van een rechtvaardige politieke regeling onze meest urgente taak is, zijn voor het instellen van een rechtvaardige en functionerende staat en burgermaatschappij nog drie moeilijke processen nodig: dekolonisatie, rechtsherstel en verzoening. Dekolonisatie is niet afgerond op het moment dat het ene volk ophoudt het andere te overheersen. Dat is nog maar het begin. Het strekt zich uit tot alle vormen van overheersing – politiek, economisch juridisch en cultureel – ongedaan zijn gemaakt. Dekolonisatie vereist dat een staat volledig opnieuw uitgevonden en gevormd wordt om zo egalitair, inclusief en duurzaam mogelijk te zijn. Dit houdt uiteraard in rechtsherstel, teruggave van bezit (feitelijk of middels compensatie) en het respecteren van de identiteit en de sociale positie van degenen die verdrevenen, uitgesloten en onderdrukt zijn. Alleen dan kan het derde proces – verzoening – nagestreefd worden. Wij ‘koppelen’ daarom de nog altijd open wonden van de Nakba, de bezetting en het lijden dat hierdoor veroorzaakt is, aan elkaar, om een voor ieder acceptabele politieke regeling te kunnen bereiken.
het vraagstuk van secularisme
Vrijwel iedereen die bij de ODSC-campagne betrokken is, ondersteunt de idee van een seculiere staat. Niettemin onderkennen wij dat de meerderheid van zowel de Palestijnse als van de joods-Israelische bevolkingsgroepen niet seculier is: de overgrote meerderheid van de Palestijnen kan gedefinieerd worden als variërend van gematigd tot strikt moslim of christen, terwijl 58 procent van joodse Israeli’s zichzelf als religieus omschrijft, variërend van ultraorthodox tot ‘traditioneel’. ‘Seculier’ kan hier averechts werken en het nog moeilijker maken om een op zichzelf toch al moeilijk verhaal ‘aan de man te brengen’.
Niettemin zijn wij ervan overtuigd, dat de meeste mensen een liberale democratie zullen accepteren mits wij dit verteerbaar maken door progressieve elementen in te bouwen zonder die op te dringen. Zonder de term ‘seculiere staat’ te gebruiken biedt ons programma de facto een dergelijke staat in twee opzichten: Ten eerste berust de autoriteit om te regeren en wetten uit te vaardigen bij het electoraat – de mensen. Wat bewust niet wordt vermeld, is dat religieuze wetgeving (halacha, sharia, kerkelijk recht) binnen de betreffende geloofsgemeenschappen kan blijven gelden – niemand zal bijvoorbeeld religieuze huwelijken verbieden – maar dat deze bestaat naast het civiele recht, zonder dit te verdringen, daar waar mensen ervoor kiezen dit na te leven. Ten tweede zal er geen officiële, door de staat gesponsorde religie of religieuze autoriteit zijn.
implicaties voor de regio
De nieuwe staat zal zich moeten handhaven in een extreem conflictrijk, autocratisch en onderontwikkeld Midden-Oosten, maar wel een regio met een groot progressief potentieel, zoals blijkt uit de massale (maar mislukte en onderdrukte) opstanden ten gunste van de democratie. De nieuwe staat kan niet in een vacuüm bestaan. Soevereiniteit en grenzen, vluchtelingen, water, veiligheid, handel en economische ontwikkeling, toerisme en het milieu – het zijn maar enkele vraagstukken die regionaal spelen. Wij stellen ons een staat voor die zich verbindt met alle progressieve krachten in de Arabische Wereld, die voor democratie, sociale rechtvaardigheid en egalitaire samenlevingen, vrij van tirannie en buitenlandse overheersing strijden. Dat mag utopisch klinken in een tijd waarin de regio desintegreert. Echter, de oplossing van de kwestie Israel/Palestina zal een grote bron van polarisatie en militarisering in de regio wegnemen en zo positieve krachten vrijmaken voor ontwikkeling en conflictbeheersing.
Dit zijn – in onze visie – de voornaamste kwesties die aan de orde zijn en wij denken dat de benaderingswijze die wij hier ontvouwd hebben een groot potentieel bezit om de diepliggende geschillen en het wantrouwen tussen onze volken weg te nemen. Ons programma, ingeleid door een Preambule waarin de historische context wordt geschetst en vervolgens door ons van een strategie wordt voorzien, luidt als volgt:
HET ODSC-PROGRAMMA VOOR ÉÉN DEMOCRATISCHE STAAT TUSSEN DE MIDDELLANDSE ZEE EN DE RIVIER DE JORDAAN
Haifa, april 2018
PREAMBULE
De afgelopen jaren is de idee van één democratische staat als de beste politieke oplossing voor Palestina opnieuw opgekomen en deze heeft in het publieke domein aan steun gewonnen. Het gaat hier niet om een nieuw idee. De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) bepleitte deze visie eerder al in haar Handvest, tot zij eind jaren tachtig van de vorige eeuw aan vredesonderhandelingen ging deelnemen. In de nasleep van de Oslo-Akkoorden [1993 en later] en van andere historische ontwikkelingen, verlegde de PLO haar steun naar de twee-statenoplossing, als basis voor een toekomstige vredesregeling – een visie die gesteund werd door alle Palestijnse partijen in de Knesset [het Israelische parlement].
De twee-statenoplossing is echter morsdood – bedolven onder een massa ‘feiten op de grond’, terwijl de internationale gemeenschap niet bereid is druk op Israel uit te oefenen om de vorming van een levensvatbare Palestijnse staat mogelijk te maken. Deze loop van de gebeurtenissen maakt duidelijk, dat de enige weg om vrede en verzoening tussen Palestijnen en joodse Israeli’s tot stand te brengen, loopt via de dekolonisatie van historisch Palestina, op basis van het toekennen van gelijke rechten, volledige implementatie van het recht van de Palestijnse vluchtelingen op terugkeer en compensatie, evenals het rechtzetten van in het verleden aangedaan onrecht. Daaraan is momenteel dringend behoefte.
Op grond daarvan hebben diverse organisaties en personen in het achterliggende decennium de één-staatgedachte opnieuw geïntroduceerd in politieke modellen die variëren van binationalisme tot een liberale, seculiere democratie. Wat allen verenigt, is de overtuiging dat een werkelijk rechtvaardige politieke regeling heden ten dage alleen gerealiseerd kan worden door de vorming van één enkele democratische staat ter vervanging van de apartheidsstaat, die Israel inmiddels aan het gehele gebied heeft opgelegd.
De grondbeginselen die door de PLO in haar Handvest van 1968 naar voren zijn gebracht, vormen nog altijd een belangrijk onderdeel van de visie van degenen die vandaag de dag betrokken zijn bij het formuleren en bevorderen van de één-staatoplossing. Wij zijn het er allen over eens, dat alleen dekolonisatie en het rechtzetten van onrecht in het verleden, in het bijzonder het recht van de Palestijnse vluchtelingen om naar een democratisch land terug te keren, gelijkheid, zelfbeschikking, verzoening, welvaart, vrede en rechtvaardigheid voor het land kunnen brengen.
Het onderstaande programma van de Eén Democratische Staat Campagne (ODSC) verschaft een basis voor het consolideren van een één-staatoplossing. Daarmee zetten wij ons in om steun te verwerven van zowel Palestijnen als joodse Israeli’s in onze gemeenschappelijke strijd voor het verwezenlijken van deze visie. Dit is de enige manier om een eind te maken aan de voortgaande kolonisatie, het racisme en de haat die onze levens vernietigen, om de overname van Palestijnse grond te stoppen en terug te draaien om te voorkomen dat deze bedolven wordt onder joodse nederzettingen . Alleen een inclusieve democratische staat die grondig is gedekoloniseerd, heeft onze kinderen een toekomst te bieden van vrede, rechtvaardigheid en gelijkheid in heel historisch Palestina.
HET ODSC-PROGRAMMA
- Eén enkele constitutionele democratie. Een Democratische Staat zal gevestigd worden tussen de Middellandse Zee en de rivier de Jordaan als een staat van al zijn burgers, met gelijke rechten, vrijheid en veiligheid. De staat zal een constitutionele democratie zijn met de bevoegdheid om te regeren en wetten uit te vaardigen die berusten op de instemming van degenen die onder zijn bestuur vallen en waar alle burgers stemrecht zullen hebben, zich voor een ambt kandidaat kunnen stellen en zullen bijdragen aan het bestuur van het land.
- Individuele rechten. Geen enkele wet, instelling of handeling van de staat mag discrimineren tegen zijn burgers op grond van nationale of sociale afkomst, kleur, geslacht, taal, religie of politieke overtuiging, eigendom, seksuele geaardheid of anderszins. Gelijkwaardig burgerschap verleent alle ingezetenen van de staat het recht op bewegingsvrijheid, het recht om zich overal in het land te vestigen en gelijke rechten op alle terreinen. Alle instellingen van bestuur, wetshandhaving en veiligheid, met inbegrip van de strijdkrachten, de binnenlandse inlichtingendiensten en de politie, zullen volledig geïntegreerd zijn, gebaseerd op individuele verdienste. Het IDF [Israelische Strijdkrachten], de Israelische inlichtingendiensten en de politie zullen vervangen worden door op te richten nationale instellingen.
- Collectieve rechten. Binnen het raamwerk van één enkele democratische staat beschermt de Grondwet de collectieve rechten van Palestijnen en van joodse Israeli’s op vrijheid van vereniging – op nationale, etnische, religieuze, klasse- of gender–grondslag in het kader van één gemeenschappelijke, democratische staat. De Grondwet zal garanties bieden dat alle talen en vormen van kunst en cultuur kunnen bloeien en zich vrijelijk ontwikkelen. Alle burgers zullen de vrijheid hebben om hun eigen soort kleding, hun taal en hun gebruiken te kiezen, om zo vrijelijk uitdrukking te geven aan hun culturele erfenis en om hun culturele instellingen in stand te houden, zoals universiteiten, musea, theaters, kranten en alle andere vormen van communicatie. Geen enkele groep of collectiviteit zal enig voorrecht genieten, noch overheersing of controle over anderen uitoefenen. Op basis van de Grondwet zal het Parlement niet bevoegd zijn om wetten uit te vaardigen, die een gemeenschap discrimineren.
- Recht op terugkeer, rechtsherstel en re-integratie in de samenleving. Overeenkomstig VN-Resolutie 194 [december 1948] erkent de staat het recht van de Palestijnse vluchtelingen – zij die momenteel in Palestina/Israel wonen, allen die de afgelopen eeuw verdreven zijn, hun nakomelingen en alle anderen in de Diaspora – om terug te keren naar hun land en naar de woonplaatsen waaruit zij eerder verdreven zijn, om hun bestaan op te bouwen en om volledig geïntegreerd te worden in de samenleving, economie en in het politieke bestel van de staat. Zoveel als praktisch mogelijk is, worden de vluchtelingen in hun privébezit hersteld en/of wordt compensatie geregeld. Rechtsherstel van de Palestijnen zal plaatsvinden terwijl de rechten en bescherming van alle burgers door de Grondwet gerespecteerd zullen worden. Normale procedures om het staatsburgerschap te verkrijgen, zullen ook van toepassing zijn op anderen die ervoor kiezen om zich in het land te vestigen.
- Opbouw van een gedeelde burgermaatschappij. De staat zal de voorwaarden scheppen voor een levenskrachtige burgermaatschappij, met gemeenschappelijke onderwijsinstellingen, met civiele instellingen (zoals het huwelijk) en met het Arabisch en het Hebreeuws als officiële talen. De staat zal geen speciale voorrechten voor welke religie dan ook in het leven roepen of toekennen, maar zal voorzien in de vrije uitoefening van alle religies.
- Economie en economische rechtvaardigheid. In onze visie wordt gestreefd naar rechtvaardigheid, ook in sociaal en economisch opzicht. Het economisch beleid moet gericht zijn op het beëindigen van tientallen jaren van uitbuiting en discriminatie, die een diepe kloof hebben geslagen tussen de volkeren die het land bewonen. De inkomensverdeling in Israel/Palestina is meer ongelijk dan waar ook ter wereld. Een staat die rechtvaardigheid nastreeft, moet een creatief en lange-termijn herverdelingsbeleid ontwikkelen, om ervoor te zorgen dat alle burgers gelijke kansen hebben op onderwijs, werk, economische zekerheid en een menswaardige levensstandaard.
- Dekolonisatie, rechtsherstel en verzoening. De bevrijding van de Palestijnen en het creëren van een werkelijk gelijke en inclusieve samenleving houdt meer in dan alleen een politieke regeling of overeenkomsten op regeringsniveau. Het vereist een proces van grondige dekolonisatie, het opnieuw uitvinden en vormen van een staat waar van overheersing van één groep ten opzichte van een andere geen sprake meer zal zijn. Franz Fanon en James Ngugi [Ngũgĩwa Thiong’o] spraken in dit verband over ‘de dekolonisatie van de geest’. Alleen dan zal een proces van nationale verzoening mogelijk zijn.
- De verplichting tot naleving van mensenrechten, rechtvaardigheid en vrede. De staat zal het internationaal recht handhaven en een vreedzame oplossing van conflicten nastreven door middel van onderhandelingen en het creëren van collectieve veiligheid, in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties. De staat zal alle internationale verdragen inzake mensenrechten ondertekenen en ratificeren en zijn burgers zullen racisme afwijzen en sociale, culturele en politieke rechten bevorderen, zoals neergelegd in de betreffende convenanten van de Verenigde Naties.
- Onze rol in de regio. De ODSC zal aansluiting zoeken bij alle progressieve krachten in de Arabische Wereld, die strijden voor democratie, sociale rechtvaardigheid en egalitaire samenlevingen, vrij van tirannie en buitenlandse overheersing. De staat zal in het bijzonder democratie en vrijheid nastreven in een Midden-Oosten, dat respect toont voor de vele gemeenschappen, religies, tradities en ideologieën en daarbij gelijkheid, vrijheid van denken en innovatie nastreeft. Het bereiken van een rechtvaardige politieke regeling in Palestina/Israel, gevolgd door een grondig proces van dekolonisatie, zal aan deze inspanningen een aanzienlijke bijdrage leveren.
- Onze globale verantwoordelijkheid. Op het wereldtoneel ziet de ODSC zichzelf als onderdeel van progressieve krachten die een alternatieve wereldorde nastreven, die rechtvaardig, egalitair, inclusief, pluralistisch en duurzaam is en waarin uitbuiting, racisme, onderdrukking, oorlogen, imperialisme en kolonialisme wijken voor respect voor de menselijke waardigheid, mensenrechten, vrijheid, een rechtvaardige verdeling van de rijkdom, gelijke toegang tot hulpbronnen en een duurzaam milieu.
bron: Mondoweiss (Verenigde Staten), 3 mei 2018 (licht bewerkte versie)
Jeff Halper is de directeur van het Israeli Committee Against House Demolitions (ICAHD)
vertaling: Wim Thierens
Jonathan Cook
De deportatie door Israel van een Amerikaanse rechtsgeleerde en de veroordeling van een Palestijnse dichter geven aan hoe onjuist de bezwaren tegen BDS zijn.
Recente gebeurtenissen hebben duidelijk gemaakt waarom de voortdurende weigering van veel Westerse academici en kunstenaars om gehoor te geven aan de Palestijnse oproep voor een academische en culturele boycot van Israel, onjuist is.
Tegenstanders van BDS (Boycot, Desinvesteren & Sancties) stellen dat een dergelijke strafmaatregel schade doet in plaats van ondersteuning geeft aan solidariteit met Palestijnen.
Dit was bijvoorbeeld de conclusie van de 1800 leden tellende Modern Language Association (MLA) in de Verenigde Staten, toen deze vorig jaar een boycotmotie verwierp. Academische vrijheid werd daarbij gepresenteerd als belangrijker en als een weg naar dialoog met joods-Israelische wetenschappers, wat de Israelische samenleving ten goede zou kunnen beïnvloeden.
Men beweerde voorts dat de Israelische kunstenaarsgemeenschap overwegend progressief is en dat het voortzetten van een culturele betrokkenheid die stemmen zal versterken, die solidariteit met onderdrukte Palestijnen tot uitdrukking brengen.
Maar in werkelijkheid is de ruimte in Israel voor academische dialoog, evenals voor culturele vrijheid snel aan het afkalven. De paar Israelische academici of kunstenaars die voor Palestijnen opkomen, zijn meer dan ooit geïsoleerd.
Deze week herdenken Palestijnen voor de 70e maal Al-Nakba – de Catastrofe van 1948 waarbij honderdduizenden Palestijnen van huis en haard zijn verdreven. Maar terwijl het conflict na zoveel decennia nog altijd niet is opgelost, wijzen de tekenen er niet alleen op dat Israel een academische en culturele boycot ten volle verdient, maar dat zonder een dergelijke druk van buitenaf de onderdrukking van de Palestijnen alleen maar heviger zal worden.
Amerikaanse rechtsgeleerde niet welkom
Afgelopen week is bekend geworden dat twee mensenrechtenactivisten – één van hen een vooraanstaande juriste – de toegang tot Israel is ontzegd. Zij zouden een delegatie van juristen en academici leiden die onderzoek doet naar de mensenrechtensituatie in Israel en de in 1967 bezette Palestijnse gebieden.
Katharine Franke, hoogleraar Recht aan de Columbia University in New York, was een van de vier leden van de groep die op Israels Ben Goerion-luchthaven zijn vastgehouden. Zij is het land uitgezet na uitgebreide ondervraging waarbij er tegen haar werd geschreeuwd en zij beschuldigd werd van leugens.
Franke bleek ten onrechte beschouwd te worden als een leider van de BDS-beweging. Zij en Vincent Warren, hoofd van het Centre for Constitutional Rights in New York, plaatsten op Twitter een foto van henzelf onder een ‘Welkom’-teken op het vliegveld, met als kop: ‘Laat je niet voor de gek houden door het “Welkom” teken. Het is niet van toepassing op mensenrechten.’
Eerder dit jaar publiceerde Israels minister van Politiezaken, Gilad Erdan, een zwarte lijst met 20 organisaties die ervan worden beschuldigd BDS te steunen, waarvan de leiders niet tot Israel zullen worden toegelaten.
Maar in feite kwam het bewijs dat de vliegveldautoriteiten noemden van een andere bron: twee uiterst rechtse websites, de Canary Mission en Amcha, die zich ten doel hebben gesteld om de reputatie te schaden van Amerikaanse studenten en academici, die in het openbaar een kritische positie hebben ingenomen ten opzichte van Israel.
Om deze reden merkte Franke op: ‘De [Israelische] regering heeft zijn veiligheid uitbesteed aan rechtse trollen websites.’
Het is ernstig dat Israel steunt op fel anti-Palestijnse groepen bij het vaststellen welke buitenlandse academici het land in mogen om een dialoog met Israelische academici en gemeenschapsleiders te voeren.
Maar gegeven het feit dat Israel ook de toegang tot de bezette Palestijnse gebieden beheerst, beslissen dezelfde haatgroepen ook of buitenlandse academici Palestijnse academici en gemeenschapsleiders kunnen ontmoeten en met hen werken.
critici de toegang ontzegd
Dit beleid is in het geheel niet nieuw, hoewel de negatieve trend zich de afgelopen jaren sterk heeft doorgezet. Israel weigert al langer visa aan professoren en studenten die op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza les wilden geven. Twee prominente joods-Amerikaanse wetenschappers, Norman Finkelstein en Noam Chomsky, is in 2008, respectievelijk 2010 de toegang tot de bezette Palestijnse gebieden ontzegd.
Daarbij is het opmerkelijk dat geen van beiden BDS steunt – het voorwendsel dat inmiddels door Israel wordt gebruikt om academici de toegang te ontzeggen. Beiden hebben jarenlang een twee staten-oplossing bepleit en het daaraan ten grondslag liggende recht van Palestijnen op zelfbeschikking, waartegen de regering van Benjamin Netanyahoe zich verzet.
Israel heeft ook de toegang ontzegd aan Richard Falk, een joods-Amerikaanse hoogleraar Internationaal Recht die toen fungeerde als Speciale VN-rapporteur inzake Mensenrechtenmisbruiken jegens Palestijnen. Dit alles komt natuurlijk bovenop Israels steeds strengere beperkingen aan de vrijheden van Palestijnen, inclusief aan universitaire medewerkers en een onderdrukkend beleid te aanzien van Palestijnse onderwijsinstellingen.
Terwijl tegenstanders van BDS zich zorgen maken over de mogelijke schade die Israelische academici zouden lijden ten gevolge van een boycot, ontkennen zij het feit dat de universiteiten in Gaza bijvoorbeeld al tien jaar lang door Israel zijn afgesneden van contact met de buitenwereld. Academici daar zijn niet veel meer dan gevangenen, hun kennis en vaardigheden kwijnen weg omdat de blokkade hun instituten de onderzoeksinstrumenten ontzegt en zijzelf worden weerhouden om conferenties bij te wonen en tijdelijke aanstellingen in het buitenland te accepteren.
Israel is deze beperkingen die het aan Palestijnse wetenschappers oplegt momenteel aan het vergroten met even zware maatregelen tegen buitenlandse academici die trachten het isolement van hun collega’s in de bezette Palestijnse gebieden te doorbreken.
selectieve academische vrijheid
Israel verdedigt zich hier niet tegen een veronderstelde BDS-dreiging, maar maakt het experts zo moeilijk mogelijk om onderzoek te doen naar Israels systematische schendingen van de rechten van de Palestijnen. Het doet dat omdat het bezorgd is dat dergelijke studies twee consequenties zullen hebben.
In de eerste plaats zullen deze studies munitie leveren die onderzoekers naar oorlogsmisdaden nodig hebben om Israel in de toekomst voor het Internationaal Strafhof in Den Haag te brengen. Die les leerde Israel van de VN fact-finding mission onder leiding van Richard Goldstone, een voormalig joods-Zuid-Afrikaanse rechter. In het naar hem vernoemde rapport werd in 2009 geconcludeerd, dat Israel ernstige oorlogsmisdaden had gepleegd tijdens zijn militaire aanval op Gaza, een paar maanden eerder. Daarom ook is de werkvergunning van Omar Shakir – de lokale directeur van het in New York gevestigde Human Rights Watch dat Israels mensenrechten-schendingen in de gaten houdt – deze week ingetrokken en kreeg hij opdracht het land te verlaten. Wederom gebruikte Israel het voorwendsel van steun aan de boycot om die beslissing te rechtvaardigen.
In de tweede plaats zijn de Israelische autoriteiten bezorgd dat wanneer gerenommeerde wetenschappers met eigen ogen de realiteit van Israels repressie jegens de Palestijnen hebben gezien, zij voor hun rechten zullen opkomen en internationale solidariteitsbewegingen als BDS, vooral op campussen, zullen versterken.
In feite wil Israel selectief met academische vrijheid omspringen. Men moedigt het soort onderzoek en dialoog aan dat Israelische universiteiten toestaat om voorop te blijven lopen bij winstgevend wetenschappelijk, technologisch en medisch onderzoek. Maar het wil geen academische vrijheid, die buitenlandse onderzoekers in staat stelt om getuige te zijn en naar buiten toe verslag te doen van Israels machtsmisbruik tegenover Palestijnen. Men wil dat de bezetting voor de buitenwereld niet zichtbaar is.
wetenschappelijke hypocrisie
Problematischer voor degenen die zich tegen BDS verzetten, is het feit dat het Israelische onderzoek dat zo gevraagd wordt door buitenlandse instituten, in veel gevallen afhangt van Palestijnen in de bezette gebieden. Israels zogenaamde hi-tech industrieën zijn doorgaans een lucratieve samenwerking tussen Israelische academie en de Strijdkrachten. Israelische universiteiten werken bijvoorbeeld geregeld samen met het leger, waarbij zij van de bezette gebieden enorme openlucht laboratoria maken. Daar is het mogelijk wapens te testen, surveillance en biometrische technologie, crowd control en cyber warfare te ontwikkelen, een veronderstelde ‘Arabische mentaliteit’ te bestuderen en het internationaal recht opnieuw te interpreteren.
Gezamenlijke projecten met Westerse academische instituten maken die laatste indirect medeplichtig aan deze mensenrechtenschendingen.
Daarbij heeft Columbia University zich in het recente verleden krachtig tegen BDS verzet, maar had zij niets te zeggen over Israels misbruik van de academische vrijheden van Franke, een prominente medewerker van hun universiteit. Franke verklaarde tegenover The New York Times, dat de decaan van haar juridische opleidingsinstituut had gezegd, dat de universiteit ‘niet bij haar verdediging betrokken zou worden’, vanwege het bestaan van ‘pro-Israel centra’ binnen het instituut.
De president van de Universiteit, Lee Bollinger, kwam ondertussen net terug van een bezoek aan Israel, waar hij voorbereidende gesprekken had gevoerd over een gezamenlijk project om in Tel Aviv een wereldwijd centrum op te richten dat toegewijd zou zijn aan de ‘uitwisseling van mensen en ideeën’.
De hypocrisie van Westerse academische instituten dient niet te worden onderschat. Deze hebben banden met Israel opgebouwd over de rug van zowel Israels steeds intensievere schendingen van de rechten van Palestijnse academici, als van aan steeds sterkere beperkingen blootstaande buitenlandse academici, die solidair zijn met hun Palestijnse collega’s.
onderdrukking van solidariteitsbewegingen
Westerse academische instituten doen dit met een Israelische academische wereld die heeft laten zien, dat zij bereid is geen institutionele steun te verlenen aan Palestijnse collega’s. Deze maand accepteerde Evelyn Fox, een 82-jarige wetenschapper van het Massachusetts Institute of Technology (MIT), de Dan David Prize aan de Tel Aviv University, op voorwaarde dat ze het prijzengeld kon doneren aan Israelische mensenrechtengroepen. Zij bekritiseerde academici in Israel omdat die nalaten solidariteit met Palestijnen te tonen. ‘Zij willen en hebben geen stem … Geen van de universiteiten in Israel heeft de wil (om zich uit te spreken).’
Ernstiger nog is dat hoofden van Israelische universiteiten niet alleen nalaten zich uit te spreken, maar dat zij trachten actieve solidariteit met Palestijnen te onderdrukken. Rivka Carmi, president van Ben-Gurion University, cancelde in 2016 een prijs van de afdeling politicologie voor de klokkenluidende Israelische soldatengroep Breaking the Silence. Zij rechtvaardigde dit door te stellen dat de organisatie zich ‘buiten de nationale consensus’ bevond. Vorig jaar cancelde de Hebrew University in Jerusalem een conferentie over Palestijnse gevangenen, waarbij men toegaf aan rechtse politieke druk.
In februari maakte Israels Council for Higher Education geen bezwaar tegen de regering van Netanyahoe, toen deze voor het eerst drie academische instellingen in de (volkenrechtelijk illegale) joodse nederzetting Ariel op de Westelijke Jordaanoever onder haar auspiciën bracht.
Kort daarna stelde dezelfde Raad blindelings een nieuwe gedragscode vast, die bedoeld was om de weinige Israelische academici die het hebben aangedurfd zich uit te spreken tegen schendingen van de rechten van de Palestijnen, het zwijgen op te leggen. De paradox is dat Westerse academische instituten als het eerdergenoemde Modern Language Association, door de BDS-beweging uit de weg te gaan, er de voorkeur aan hebben gegeven zich te verbinden met Israelische universiteiten die niet alleen Palestijnen vervolgen, maar ook dissidente Israelische academici.
dichter veroordeeld
De rechtvaardiging voor een culturele boycot is niet minder helder. Deze maand veroordeelde een Israelische rechtbank Dareen Tatour, een 36-jarige Palestijnse dichteres met Israelische nationaliteit, wegens aanzetten tot geweld en steun voor terrorisme. Zij had al twee en een half jaar gevangenis en streng huisarrest ondergaan – haar was de gehele tijd de toegang tot computer en telefoon ontzegd – terwijl de raderen van het juridische systeem van Israel langzaam draaiden. Nog altijd loopt zij het risico acht jaar gevangenisstraf te krijgen.
Dichtkunst buit altijd de ingewikkeldheid van taal en dubbelzinnigheden van betekenis uit. Maar ondanks de protesten van wetenschappers van de Arabische taal vertrouwde de rechtbank op vertalingen van Tatours gedichten door een Israelische politieagent. Zoals een schooljongen dat zou doen, vertaalde hij het Arabische woord shaheed (martelaar) – dat voor Palestijnen verwijst naar elk slachtoffer van Israelische onderdrukking – naar het verkleinde begrip ‘terrorist’. ‘Dit is geen rechtszaak, dit is een toneelstuk,’ zei Tatour over de rechtszaak.
Een handvol personen uit de Israelische literaire wereld, onder wie de bekende schrijver A.B. Yehoshua, hebben geprotesteerd tegen de niet eerder vertoonde stap om een dichteres gevangen te zetten, iets – zo zeggen zij – dat zelfs de meest onderdrukkende regimes doorgaans vermijden te doen.
Een hoogleraar Hebreeuwse literatuur, Nissim Calderon, waarschuwde: ‘Wat begint bij het ondermijnen van de vrijheid van een Palestijnse dichteres, zal zeker verder gaan en zal ook de vrijheid van Israelische dichters ondermijnen’.
vragen om loyaliteit van kunstenaars
De aanval op Tatour maakt deel uit van een veel bredere campagne van intimidatie en surveillance van sociale media, die zich bijna uitsluitend richt op het vrije woord van Palestijnen, daarbij inbegrepen kunstenaars, zowel in de bezette Palestijnse gebieden als in Israel. Maar ook meer traditionele terreinen van kunst staan bloot aan een meedogenloze aanval. De meeste Israelische kunstenaars en culturele instellingen zijn al geïntimideerd door de bijna tien jaar durende campagne van bedreigingen door opeenvolgende Netanyahoe-regeringen om financiering te stoppen.
De minister voor Cultuur, Miri Regev – een voormalige militaire censor – heeft de afgelopen jaren de kunsten in Israel bijna genationaliseerd, door culturele producenten te dwingen zich over te geven aan de extreem rechtse agenda van de zittende regering.
Bedrijven die zich met kunst bezig houden, moeten zich nu bereid verklaren om op te treden in joodse nederzettingen, willen zij overheidsgeld ontvangen. De bedrijven die dat doen, krijgen bonussen. Subsidie-instellingen staan intussen onder toenemende druk om projecten op ‘anti-Israel bias’ na te trekken.
Chen Tamir, curator van Tel Aviv’s Center For Cotemporary Art, verklaarde onlangs tegenover The New York Review of Books: ‘Overheidssteun wordt hier gemanipuleerd om een instrument van censuur te worden.’
theater gesloten
Palestijnen in Israel, een vijfde van de totale bevolking, ontvangen slechts drie procent van het overheidsbudget voor cultuur. Het al-Midan Theater in Haifa – het enige door de staat gesubsidieerde Palestijnse theater – heeft zijn deuren moeten sluiten, nadat een van de daar opgevoerde stukken Regev tot razernij had gebracht.
Vorig jaar sloten de organisatoren van een theaterfestival in Acca dat festival om te voorkomen dat een stuk over Palestijnse gevangenen zou worden opgevoerd.
De schrijver van het stuk, Einat Weizman, berichtte dat de haatcampagne tegen kunstenaars zoals haarzelf – ‘door mensen die mij willen doden en verkrachten’ – van sociale media is overgegaan naar de straat. Zij heeft nu in het openbaar bescherming nodig.
Maar zulke kunstenaars zijn uitzondering. De Palestijnse acteur Lamis Ammar merkte onlangs op: ‘De meeste Israelische kunst dient er uiteindelijk toe om wat Israel verkeerd doet, te rechtvaardigen in plaats van zich daarop te richten en dat te elimineren.’
goodwill van merknaam Israel
Terwijl Israel tegengeluiden onder kunstenaars thuis de kop indrukt, is het tegelijk druk bezig een gedepolitiseerde Israelische cultuur als deel van een programma dat bekend staat als ‘Merknaam Israel’ (Brand Israel) te exporteren. Doel ervan is om buitenlands publiek aan te moedigen Israels rol in het onderdrukken van Palestijnen over het hoofd te zien door, paradoxaal genoeg, Israel te benadrukken als een bruisende, verdraagzame, multiculturele samenleving.
Westerse popcultuur zoals het Eurovisie Songfestival waarvan de finale dit jaar in Portugal wordt [is] gehouden, wordt geplunderd als manier om goodwill voor Israel te kweken. Deelname aan het festival wekt de verkeerde suggestie niet alleen dat Israel fysiek deel uitmaakt van Europa, maar ook dat het zich houdt aan Europa’s multiculturele, liberaal-democratische normen.
De deelname van Israel dit jaar, Netta – favoriet bij de wedkantoren – is het toonbeeld van een goedkope plastic pop en verwijst herhaaldelijk naar een Westerse culturele icoon – Wonder Woman – die onlangs ‘ge-Israeliseerd’ is door actrice Gal Gadot.
Tegelijkertijd was Israel deze maand gastheer voor de belangrijkste Europese wielerwedstrijd, de Ronde van Italië, de eerste keer dat deze wedstrijd buiten Europa werd gehouden.
Een Israelische ‘cultuur’, gefinancierd door de Israelische regering, dringt door in internationale filmfestivals, buitenlandse theatertrips en exposities. Beroemde koks, restaurants en voedselproducenten laten Westerse mensen kennis maken met de gezonde ‘Israelische keuken’, waarvan veel – zoals falafel, hummus en salades – is ontleend aan Arabisch en Palestijns erfgoed.
het abnormale normaal maken
Dit alles komt neer op het normaal maken van heel abnormale dingen – Israels decennia lange bezetting van Palestina.
Daaruit blijkt tevens Westerse medeplichtigheid niet alleen in het systematische misbruik van Palestijnen door Israel, maar ook in haar voortdurende pogingen om Israel te steunen in het doen verdwijnen van Palestijnen, in het omvormen van hen tot een non-issue.
Dit dient te worden tegengehouden – en dat zal niet gebeuren zolang als Israel geen financiële of zelfs psychologische straffen tegemoet ziet, vanwege haar weigering een einde te maken aan de onderdrukking van de Palestijnen.
70 Jaar lang heeft Israel een proces van canonisatie en etnische zuivering van Palestijnen uitgebreid, terwijl Westerse leiders de andere kant op keken. In feite hebben Westerse overheden door economische, diplomatieke en militaire steun actief meegewerkt aan de verdrijving van Palestijnen.
Om zijn minst horen academici en kunstenaars leiding te nemen, door bezwaar te maken tegen de medeplichtigheid van hun eigen regeringen en voorts door hun stem te vinden om steun te geven aan de academische en culturele boycot van Israel.
bron: Middle East Eye (Londen), 10 mei 2018
Jonathan Cook, is een Britse journalist die sinds 2001 in Nazareth woont en hij is auteur van Israel and the Clash of Civilisations: Iraq, Iran and the Plan to Remake the Middle East (Londen: Pluto Press, 2008; 192 pp.) en van Disappearing Palestine: Israel’s Experiments in Human Despair (Londen: Zed Books, 2008; 224 pp.); enkele jaren geleden ontving hij de prestigieuze Martha Gellhorn Special Prize for Journalism
vertaling: Teun Bots