maart-april 2025 | nr 2

Inhoud |jaargang 53, nummer 2|
  • De lange tocht terug – naar het noorden van Gaza (pp. 4-7).
  • Gaza moet opnieuw opgebouwd worden: door Palestijnen, voor Palestijnen (pp. 8-10).
  • In Gaza zijn er na 7 oktober 2023 ten minste 1238 families door Israelisch geweld volledig weggevaagd (p. 10).
  • De langetermijngevolgen van Israels genocide zullen pas duidelijk worden als het giftige stof is neergedaald (pp. 11-12).
  • Ruim 160 gezondheidswerkers uit Gaza zitten in Israel gevangen terwijl berichten over marteling rondgaan (pp. 13-14).
  • The Hague Group: de acties van Israel raken de fundamenten van het internationaal recht – alleen collectieve actie van staten kan aan de straffeloosheid een einde maken (pp. 15-16).
  • Israel ter verantwoording roepen: wat is de The Hague Group ? (pp. 17-19)
  • Israel ontvouwt nieuwe plannen voor Gaza (pp. 20-21).
  • De lange geschiedenis van Israelische pogingen om de Strook van Gaza etnisch te zuiveren (pp. 22-24).
  • Gaza: genocidale kolonistentaal in Israelisch strooibiljet (p. 24).
  • Israelische politici normaliseren ‘transfer’ van Palestijnen (pp. 25-28).
  • Etnische zuivering en Gaza als ‘Rivièra van het Midden-Oosten’ ? (pp. 29-30)
  • Koning Abdullah van Jordanië kijkt in Washington in de loop van president Trumps geweer (pp. 31 + 34).
  • MIDDENPAGINA’S – verwoest Jabalya (pp. 32-33).
  • Jordanië: het onzichtbare gewicht van de Nakba op Palestijnse vluchtelingenvrouwen (pp. 35-38).
  • Egypte aan de afgrond: een delicaat evenwicht zien te vinden tussen Gaza en Trump (pp. 39-40).
  • Robert Springborg: het Egypte van president Sisi zit klem in een aantal onoplosbare crises (pp. 41-43).
  • Israels ‘vrede’ met Egypte begint te kraken (pp. 44-45).
  • ‘Zij sluiten ons als schapen op’: nieuwe Israelische checkpoints doen de vrees op de Westelijke Jordaanoever toenemen (pp. 46-47).
  • Dagen na het staakt-het-vuren in Gaza verklaarde Israel de oorlog aan de Westelijke Jordaanoever – Gaza in het klein (pp. 48-50).
  • In het noorden van de Westelijke Jordaanoever heeft Israels koloniale oorlog een andere dimensie gekregen (pp. 51-53).
  • Palestijnse dichter Marwan Makhoul: ‘Mijn hoop is op de nieuwe generatie gevestigd’ (pp. 54-57).
  • Marwan Makhoul – een bloemlezing van zijn gedichten (p. 58).
  • Ontkenning van genocide in Holocaust Studies (pp. 59-62).
  • Citaten van Israelische leiders die beschouwd worden als ‘aanzetten tot genocide’ (p. 63).

Redactioneel
géén rode lijn

Verplaats u een moment in de positie van de Palestijnen in de Strook van Gaza: zij hebben inmiddels ruim 1,5 jaar aan genocidaal oorlogsgeweld van Israel blootgestaan; daarbij is het dodental op rond 61.000 komen te liggen; door hun leefomgeving systematisch te verwoesten (zie de foto op de middenpagina’s) heeft Israel aangegeven het uiteindelijke doel van de grootschalige militaire  campagne is om de Palestijnen uit Gaza te verdrijven (etnische zuivering); maar de Palestijnen kunnen – Egypte en Jordanië hebben herhaaldelijk krachtig aangegeven hen niet te zullen opnemen – en willen ook niet uit Gaza weg – de traumatische ervaring van Al-Nakba (de Catastrofe) van 1948 ligt als het ware nog vers in het geheugen; in die situatie zijn de Palestijnen in Gaza ertoe veroordeeld om af te wachten (naast het plegen van gewapend verzet tegen de Israelische bezetter), totdat Israel en de Wereld – in welk stadium van genocidale oorlogvoering en etnische zuivering dan ook – het punt hebben bereikt dat het zo wel genoeg is geweest; voor de betrokken Palestijnen (voor wie niet ?) moet dit alles gekmakend zijn.

Voorlopig wijst niets er op dat dit punt nabij is. Met het aantreden van president Donald Trump voelt het extreemrechtse regime van Benjamin Netanyahoe zich eerder gesterkt om op de ingeslagen weg voort te gaan. Trumps plan om de Strook van Gaza – ontdaan van de Palestijnen – om te toveren in de ‘Rivièra van het Midden-Oosten’ sluit wat de etnische zuivering van Palestijnen betreft in elk geval aan bij de agenda van Netanyahoe en de zijnen. Amerikaanse wapens – zonder wapens geen oorlog – worden door Trump in grotere hoeveelheden dan voorheen aangeleverd. Kortom, voor Washington géén rode lijn wanneer het om Gaza gaat.

Voor Europese regeringen – waaronder die van Nederland – geldt dat laatste eveneens. Premier Dick Schoof dit op 7 april jl., in een gesprek met vertegenwoordigers van Nederlandse hulpverleningsorganisaties die in Gaza werken, zelfs openlijk toe dat er voor Den Haag ‘géén rode lijn bestaat waarop Nederland wél actie zal gaan ondernemen tegen Israels [inmiddels breed gedocumenteerde] schendingen van het internationaal recht’.

Het is niet de eerste keer dat een deze opstelling van Nederland ten aanzien van Israels Gaza-oorlog duidelijk wordt. Want zelfs nadat de genocidale dimensie van die oorlog overduidelijk was geworden, bleef Schoofs voorganger, Mark Rutte, maar herhalen dat Israel ‘het recht heeft om zichzelf te verdedigen’. Dat werpt de vraag op: Heeft een apartheidsstaat het recht zich te verdedigen tegen verzet van de kant van de bevolkingsgroep die het onderdrukt ?

In dit verband roepen wij verder in herinnering hoe in het laatste centrumrechtse kabinet van premier Rutte diens waarnemend minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Geoffrey van Leeuwen (inmiddels Ruttes Chef de Bureau in het NAVO-Hoofdkwartier in Brussel), zich destijds in alle bochten heeft gewrongen om een uitspraak van de rechter inzake de niet-levering van reserveonderdelen voor Israelische F-35 gevechtsvliegtuigen te omzeilen. Die vliegtuigen hadden toen al een groot aandeel gehad in het zaaien van dood en verderf in Gaza.

En ten slotte is er – tegen de achtergrond van aanhoudende, grove schendingen van het internationaal recht door Israel – het laakbare stemgedrag van Nederland in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties inzake Gaza – laakbaar, wanneer men daarbij als maatstaf neemt dat in Artikel 90 van de Nederlandse Grondwet de algemene bepaling is vastgelegd dat de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde zal bevorderen.

In de Arabische Wereld zijn velen diep geschokt door het drama dat zich in Gaza voltrekt, zo blijkt onder meer uit de participatie in straatdemonstraties en de groeiende steun voor de BDS-campagne (Boycot, Desinvesteren & Sancties) tegen Israel. Enkele Arabische regimes – zoals Jordanië en Egypte – maken zich zorgen over de eventuele gevolgen van de etnische zuivering van Gaza voor hun eigen positie (zie daarover vier bijdragen in de dit nummer van Soemoed). Libanon heeft, vanwege de betrokkenheid van Hezbollah in de strijd tegen Israel, onder ogen moeten zien dat Israel een deel van zijn grondgebied heeft bezet – waarbij niets erop wijst dat het hier om een tijdelijke bezetting gaat (voor Syrië geldt om andere redenen hetzelfde). Jemen ligt inmiddels vanwege zijn daadwerkelijke steun aan de Palestijnen in Gaza geregeld onder vuur van de Israelische, later vooral de Amerikaanse luchtmacht. Israel blijft intussen proberen om Washington bij een grootschalige aanval op de nucleaire installaties van (het niet-Arabische) Iran te betrekken – met alle eventuele gevolgen voor de toestand in de Perzische/Arabische Golf-regio van dien. Een gezamenlijk, krachtig signaal richting Israel is tot heden vanuit de Arabische Wereld afwezig geweest. De onlangs opgerichte The Hague Group – een initiatief vanuit het Globale Zuiden – zou hier (alsnog) tot voorbeeld kunnen dienen (zie de twee bijdragen over de The Hague Group in dit nummer van Soemoed).

De sterk opgelaaide confrontatie op de Westelijke Jordaanoever (zie daarover drie bijdragen in dit nummer van Soemoed) is een direct gevolg Israels expansionistische politiek, waarbij zich tussen 1967 en 2025 rond 750.000 joodse kolonisten (rond 10 procent van het joodse bevolkingsdeel van Israel) op de bezette Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem) hebben gevestigd, maakt duidelijk hoe, op basis van het internationaal recht, het niet-opleggen van een rode lijn – in dit geval aan Israel – conflicten zullen verscherpen en zich daarmee zullen verdiepen.

Gaza moet opnieuw opgebouwd worden: door Palestijnen, voor Palestijnen

Mosab Abu Toha

Ontheemde Palestijnen die medio januari na het ingaan van het staakt-het-vuren naar hun oorspronkelijke woonoorden in het noorden van Gaza terugkeerden, werden daar geconfronteerd met de totale vernietiging van hun woonomgeving.

Tezelfdertijd hoorden zij met afschuw over het plan van president Donald Trump om – in het kielzog van etnische zuivering – de Strook van Gaza in de ‘Rivièra van het Midden-Oosten’ om te toveren.

Toen ik voor het eerst hoorde van Trumps uitspraken over de toekomst van Gaza, was ik in New York City, bij een speciale vertoning van het nieuwe seizoen van de Netflix-show ‘Mo’ van mijn vriend Mo Amer. Daar ontving ik van weer een andere vriend een sms: ‘Afschuwelijke persconferentie van Trump waarin hij zegt dat de Verenigde Staten Gaza zullen gaan overnemen. Wij praten morgen verder’.

Ik was geschokt. Van wie zouden de Verenigde Staten in dat geval Gaza gaan overnemen ? Israelische troepen hadden zich daar uit teruggetrokken – na eerst hele woonwijken met de grond gelijk te hebben gemaakt. Mijn vriend Ahmad uit Beit Hanoun, in het noorden van Gaza, had mij verteld dat mensen naar hun woonoorden zijn teruggekeerd, niet om hun oude leven daar weer op te pakken, maar ‘om bovenop het puin van hun huizen te leven’. Want zelfs het puin in Gaza heeft voor ons betekenis. Het is de plaats waar onze dierbaren hebben geleefd en zijn gestorven. Wanneer het eenmaal zover is, zijn wij de enigen die zullen verwijderen wat er verwijderd moet worden, om het materiaal vervolgens voor de wederopbouw te gebruiken.

Gazanen ‘zullen vrede hebben’, zei Trump. ‘Zij zullen niet langer beschoten, gedood en vernietigd worden, zoals deze beschaving van prachtige mensen heeft moeten doorstaan. De enige reden dat Palestijnen naar hun woonoorden in Gaza terug willen, is omdat zij geen alternatief hebben. Maar Gaza is inmiddels één grote sloopplaats.’ Hij verzweeg daarbij te zeggen wie voor het schieten, doden en vernietigen verantwoordelijk was geweest: de Israelische Strijdkrachten, met steun van de Amerikaanse regering.

In plaats daarvan sprak Trump over Gaza alsof daar thans niemand woont. Later, toen hem gevraagd werd hoeveel mensen uit hun thuisland moesten worden verdreven, antwoordde Trump: ‘Allen … Waarschijnlijk gaat het hier om 1,7 miljoen, wellicht om 1,8 miljoen mensen … Ik denk dat zij zullen worden gevestigd in gebieden waar zij een mooi leven kunnen leiden en zich niet langer zorgen meer hoeven te maken dat zij de kans lopen om te sterven’.

Trump zei verder dat hij de verwachting had dat de koning van Jordanië en de president van Egypte ‘hun hart voor Palestijnen zullen openen’ wat de weg zal vrijmaken voor de wederopbouw van het gebied – alsof iemand anders dan Gazanen dat harde, tijdrovende werk willen en zullen doen.

Ik zal niet de moeite nemen om de door Trump genoemde cijfers te corrigeren. In plaats daarvan heb ik een vraag. Wie zei er dat Gazanen zich zorgen maken over het sterven ? Er zijn veel mensen in de wereld die zich zorgen maken over doodgaan, onder wie al die Amerikanen die geen ziektekostenverzekering hebben of die in gebieden wonen waar het risico op bosbranden bestaat. Maar onze zorgen gaan niet over doodgaan. Palestijnen maken zich zorgen dat zij gedood worden door Israelische soldaten, kolonisten, bommen en kogels. Hoe voorkom je dat mensen gedood worden ? Niet door degenen te verdrijven die beschoten en gebombardeerd zijn, maar door degenen te stoppen die schieten en bombarderen.

Sinds het begin van het fragiele staakt-het-vuren in Gaza, eind januari, zijn er in Gaza inmiddels al ruim honderd Palestijnen gedood en een nog groter aantal gewond geraakt.

Van dierbaren die zijn teruggekeerd naar de plaatsen waar zij vóór 7 oktober woonden, heb ik de verhalen gehoord. De familie van mijn vrouw ging terug naar hun woonwijk en trof daar hun huis van drie verdiepingen aan dat nog overeind stond. Er is op zo grote schaal in Gaza gebombardeerd dat niet veel families dat kunnen zeggen. Van binnen was het huis echter volledig uitgebrand. Er was nauwelijks nog een spoor van kasten, matrassen of dekens te vinden. In een video die zij mij stuurden kon ik het kraken van de vloertegels horen wanneer zij daar overheen liepen. De muren en het plafond waren zwart geblakerd.

Mijn vriend Saber, vader van twee kinderen, had geen haast om naar het noorden terug te keren. Na 7 oktober vluchtte hij uit Noord-Gaza naar een tentenkamp in Khan Younis. In november 2023 werd het flatgebouw gebombardeerd waar hij daarvoor had gewoond. Op 27 januari van dit jaar – de dag dat mensen naar het noorden mochten terugkeren – besefte hij dat er niets was om voor terug te keren. Toch ging ook hij de volgende dag op weg. ‘Ik heb vijf uur gelopen’ vertelde hij mij. Hij bleef er twee dagen. ‘Daarna nog eens vijf uur terug naar mijn tent in Khan Younis’ zei hij.

Op 28 januari keerde dokter Hosam Hamouda, een jonge arts die vrijwilligerswerk deed in het Nasser Ziekenhuis in Khan Younis, terug naar Beit Lahia, de stad waar ik vóór 7 oktober woonde. Ik vroeg hem om de bibliotheek met Engelse boeken te controleren, die ik in 2017 had opgericht. De bibliotheek had een leeszaal vol boekenplanken. Er was ook een zaal waar wij evenementen hielden, vaak voor kinderen. Een andere ruimte fungeerde als klaslokaal, waar kinderen Engelse les konden volgen of konden tekenen. Er was een groot scherm waarop wij tekenfilms, films en educatieve video’s lieten zien. In een opslagruimte lagen tekenmaterialen, cadeautjes, koekjes en sapjes op de kinderen te wachten. Een van de muren was met hun kunstwerken opgesierd. Op foto’s die hij mij stuurde, waren onder het puin nog paar boeken te zien. De rest van de bibliotheek lag volledig in puin.

Het deed mij pijn toen ik mij herinnerde hoeveel tijd het had gekost voordat elk boek uiteindelijk op de planken van de bibliotheek belandden: de acht weken durende reis van de Verenigde Staten of Europa naar Gaza, het moment dat ik elke doos op het postkantoor aanpakte, vervolgens met een taxi naar de bibliotheek …. Maar ook is het postkantoor verwoest, zijn de straten geruïneerd en niemand heeft of leest nog boeken.

Voordat ik kon nadenken over de wederopbouw van de bibliotheek, stuurde Hamouda mij een bericht met de vraag of ik hem kon helpen geld in te zamelen om een medische tent op te zetten, waar geen functionerende ziekenhuizen, klinieken of apotheken meer zijn. Wanneer iemand in Beit Lahia zich ziek voelt, zei Hamouda, dan moeten zij naar Gaza-Stad om een dokter te zien. De taxirit alleen al – omgerekend bijna veertien dollar, enkele reis – gaat de draagkracht van de meeste patiënten te boven.

Mijn broer Hamza stuurde mij foto’s van de begraafplaats in Beit Lahia. Hij wees op een route die Israelische tanks eerder blijkbaar hadden gevolgd. Het liep van de ene kant van de begraafplaats naar de andere en vermorzelde daarbij vele graven. Op één rustplaats stond een metalen trap van een gebombardeerd huis. Het kerkhof was met gras overwoekerd en omringd door verwoeste huizen. Ik dacht aan mijn oom en mijn broer die daar begraven liggen. Zijn hun graven nog intact ? Als wij onze doden onder het puin vandaan halen, waar moeten wij al die nieuwe lijken laten ?

In de zomer van 2014 verwoestten Israelische aanvallen ruim 12.000 wooneenheden en beschadigden er nog eens 6500 ernstig. Bijna 150.000  woningen zijn onbewoonbaar geworden. Beëindiging van de gevechtshandelingen  betekende tevens het begin van de wederopbouw. Een van mijn buren verzamelde op een ezelkar brokken beton van verwoeste huizen. Elke karrenvracht verkocht hij voor nog geen drie dollar. Vervolgens werden deze brokken beton in steengroeven vermalen om als bouwmateriaal voor nieuwe constructies te dienen. Andere mannen haalden betonijzer uit beschadigde muren en plafonds. De metalen staven konden recht gemaakt en opnieuw gevormd worden om er nieuwe muren en plafonds mee te kunnen versterken.

In het noorden van Gaza is er geen stromend water, geen elektriciteit, zijn er geen ziekenhuizen en zijn er onvoldoende kleding, dekens en matrassen. Toch zijn de mensen vastbesloten. Afgelopen week plaatste de journalist Abdel Qader Sabbah een video op Instagram. Daarin wees hij op een groep tenten in het midden van wat leek op een sloopterrein. Sommige tenten waren door de harde wind omgewaaid. De volgende dag, toen hij verslag deed vanuit het vluchtelingenkamp Jabalya, postte hij een video van mannen die bouwwerkzaamheden verrichtten. Vlakbij stonden twee scholen van de United Nations Relief and Works Agency (UNRWA), waarvan er één duidelijk afgebrand en de andere zwaar beschadigd was. De mannen waren bezig met het bouwen van de muren van een huis met vijf verdiepingen.

Ik ken ook Gazanen die uit Gaza weg willen. Mijn vriend Waleed uit Jabalya droomt er al van om ergens anders heen te gaan ‘al sinds de eerste maand van de oorlog, los van wat Trump later had gezegd’. De grensovergang met Egypte is echter nog altijd in beide richtingen gesloten. Volgens de directeur van veldziekenhuizen in Gaza hadden in een periode van drie weken rond 35.000 patiënten voor behandeling Gaza moeten verlaten. Slechts 125 van hen passeerden uiteindelijk de grens. Omgekeerd zitten veel van de mensen die na 7 oktober zijn vertrokken vast in Egypte, wachtend op toestemming om terug te keren zodat zij met hun families herenigd kunnen worden. Mijn moeder en zus, die naar Doha gingen zodat mijn zus daar een medische behandeling kon ondergaan, hebben vervolgens geen toestemming gekregen om zich opnieuw in Gaza bij mijn vader, broers en zussen te kunnen voegen.

Voor iemand als ik is de vraag wanneer ik terugga naar Gaza een moeilijke. Mijn vrouw en ik hebben drie kinderen en denken er vaak over om naar ons vaderland terug te keren: naar ons thuisland. Dat kunnen wij echter pas wanneer wij Palestijnen de volledige controle over de grensovergang bij Rafah in handen hebben en wij bepalen wanneer deze is geopend en wanneer deze gesloten moet worden. De grensovergang is sinds eind 2023 niet meer voor repatrianten geopend geweest. Sinds mei 2024, toen Israel de Gazaanse kant van de grens bezette en grotendeels verwoestte, is hij voor niemand meer open geweest. Ik wil niet naar Gaza terug om daar vervolgens opgesloten te zitten.

Sinds de persconferentie van Trump zijn veel mensen die ik ken in Gaza bang voor het tegenovergestelde – gedwongen vertrek en buitengesloten worden. Mijn vriendin Saber noemde de opmerkingen van Trump beangstigend. ‘De meeste mensen weigeren echter om ook maar een centimeter te bewegen en zijn bereid om hun hele verdere leven in een tent te moeten wonen’ schreef hij mij. ‘Vooral nadat zij zich zijn gaan realiseren dat weggaan wellicht betekent dat er geen mogelijkheid van terugkeer meer is.’ Mijn schoonmoeder heeft weer een andere angst. Wat als onze familie alles weer opbouwt en vervolgens opnieuw gedwongen wordt om te vertrekken ? Zij maakt zich zorgen dat al het werk dan voor niets zal zijn geweest.

Ik ben vaak geschokt wanneer ik Palestijnen over hun hoop hoor spreken. Wij noemen dan de meest basale dingen. Wij willen een huis, een baan, naar het strand gaan en wellicht naar het buitenland reizen – in dat geval wel met de zekerheid dat wij naar Gaza terug kunnen keren. Zelfs de dingen waar wij collectief van dromen – een eigen lucht- en zeehaven, toeristen ontmoeten en hen rondleiden, Jeruzalem bezoeken, in de Al-Aqsa Moskee bidden en de dorpen en steden bezoeken, dorpen en steden waar onze ouders en grootouders ooit woonden – lijken voor veel mensen in de hele wereld heel gewone dromen te zijn. Wij verdienen deze zaken en nog veel meer.

De Palestijnen hebben er geen behoefte aan dat Trump over Gaza spreekt alsof het een lege hotelkamer betreft die opnieuw moet worden ingericht. Wat wij nodig hebben, is dat de rest van de wereld hoort van de eerste levensbehoeften van Gaza. Wij moeten tenten opzetten en die vullen met leraren, zodat kinderen die zestien maanden onderwijs hebben moeten missen, weer naar school kunnen gaan. Wij moeten door het puin graven naar de resten van onze broeders, zusters, ouders en kinderen, zodat wij hen alsnog waardig kunnen begraven. Wij hebben zwaar materieel nodig om 50 miljoen ton puin op te ruimen en te vervangen door woon- en werkplekken. Wij moeten verwoeste velden herbeplanten zodat Palestijnse boeren ons voedsel weer kunnen verbouwen. Wij moeten de plaatsen des doods vervangen door ziekenhuizen waar mensen kunnen genezen. Er moet een einde komen aan de staat van beleg die ons in een wurggreep heeft. De mensen die deze toekomst vormgeven, moeten wij Palestijnen zijn – niet de mensen die Gaza in een sloopplaats hebben veranderd en die van mening zijn dat een heel volk ook maar even gesloopt moet worden. Al deze dingen zijn belangrijk. Maar niets is belangrijker dan blijven.

bron: The New Yorker van 12 februari 2025

Mosab Abu Toha is een dichter uit Gaza; hij is de auteur van Things You May Find Hidden in My Ear – Poems from Gaza (San Francisco: City Lights Publishers, 2022; 144 pp.) en van Forest of Noise – Poems (New York: Knopf, 2024; 96 pp.)

vertaling: Hajo Ingeland

Israelische politici normaliseren ‘transfer’ van Palestijnen

Noam Sheizaf

Op het idee rustte decennialang een taboe, zelfs voor Netanyahoe. Maar nu heeft de premier het omarmd – met dank aan Trump.

In de Israelische politiek gold altijd het axioma dat geen enkele reguliere politicus een positie links van een Amerikaanse president kan innemen. Maar wat gebeurt er wanneer de Amerikaanse president zich zelf rechts van het gehele Israelische establishment positioneert ?

Op 19 januari is in Gaza een tijdelijk staakt-het-vuren in werking getreden dankzij bemiddeling van de Verenigde Staten, Qatar en Egypte. Na vijftien maanden van oorlogvoering is Gaza verwoest. Internationale instanties schatten dat 60 procent van de gebouwen in puin is gelegd en dat minstens 46.500 Palestijnen zijn gedood [inmiddels zijn dat er 60.000; red.] en een veelvoud daarvan gewond is geraakt. Israel en HAMAS zijn een kader overeengekomen voor opschorting van de vijandelijkheden en uitwisseling van Palestijnse gevangenen en joods-Israelische gevangenen.

Na de bloedige aanval van HAMAS op Zuid-Israel op 7 oktober 2023 en de daarop gevolgde alles verwoestende aanval van de Israelische strijdkrachten op de Strook van Gaza, heeft premier Netanyahoe al snel te maken gekregen met aanhoudende kritiek dat zijn regering geen coherente visie had op de toekomst van dit Palestijnse gebied na beëindiging van de oorlog. Dit zwakke punt werd vooral duidelijk naarmate de onderhandelingen over een tijdelijk staakt-het-vuren dichterbij kwamen en zowel joodse Israeli’s als internationale belanghebbenden aandrongen op duidelijkheid over het eindspel van de regering.

Eerder deze maand loste de Amerikaanse president Donald Trump in één persconferentie in het Witte Huis het dilemma van de premier echter op door als uitweg Amerikaans ‘eigendom’ van Gaza en de verdrijving van de daar woonachtige Palestijnse bevolking voor te stellen. Met deze uitspraak bereikte Trump wat geen enkele Israelische politicus vermocht: hij transformeerde ‘transfer’ [etnische zuivering] van Palestijnen van een marginaal, bijna taboe-concept in het Israelische politieke discours, tot een reële politieke optie. Daarmee voorzag hij Israelisch (extreem-)rechts van een sinds lang nagestreefd gelegitimeerd eindspel voor wat door velen in Israel en daarbuiten wordt gezien als de zogeheten ‘Palestijnse demografische uitdaging’.

De implicaties van deze paradigmaverschuiving overstijgen de praktische kant van Trumps voorstel. Netanyahoe, die gedurende zijn hele politieke carrière zorgvuldig expliciete goedkeuring van ‘transfer’-beleid heeft vermeden, bevindt zich daarmee in een ongekende positie. In plaats van door de Amerikaanse president te worden gedwongen om zijn standpunten te matigen, zoals historisch steeds het geval is geweest, wordt hij nu door de opstelling van Trump verder in de (extreem-)rechtse richting getrokken.

Hoe tegemoetkomend tegenover Israel – of omgekeerd hoe vijandig tegenover de Palestijnen of Arabische staten – opeenvolgende Amerikaanse presidenten ook hebben gestaan, Washington heeft zich daarbij altijd rekenschap gegeven van zijn mondiale en regionale belangen. Het kon zich niet veroorloven zijn politiek te delegeren aan Israelische leiders of, erger nog, aan hun uiterst extreme coalitiepartners. In feite hebben Israelische leiders Amerikaanse druk gebruikt om impopulaire politieke en beleidsbeslissingen richting de eigen achterban als ‘noodzakelijk’ te presenteren. Deze manoeuvreerruimte is ineens verdwenen en nu al is er sprake van een nieuwe dynamiek die het hele Israelische politieke landschap aan het omvormen is, waarbij politici van zo ongeveer alle partijen zich haastig achter het nieuwe Amerikaanse beleid scharen.

Wat dit moment zo bijzonder maakt, is dat het zich voordoet te midden van complexe onderhandelingen over een tijdelijk staakt-het-vuren en intensieve internationale aandacht voor de humanitaire crisis in Gaza. Terwijl eerdere Israelische militaire invallen in het Palestijnse gebied steeds in beperkte mate wereldwijde aandacht hebben gekregen, zijn dit keer de ogen van de wereld gericht op Gaza. Niettemin is het onverminderd Israel dat de sleutels tot een uitweg uit de Palestijnse kwestie in handen heeft, niet alleen doordat het de realiteit op de grond schept, maar ook omdat elke regeling Israelische instemming vereist. De eerdergenoemde seismische verschuiving in het politieke discours zou zowel het huidige politieke landschap, als de voorwaarden van een toekomstige overeenkomst opnieuw kunnen definiëren. Van belang, voor nu en voor de nabije toekomst, is niet alleen verzet tegen Trumps Gaza-agenda, maar ook het formuleren van een levensvatbaar alternatief dat verder gaat dan een terugkeer naar de status quo ante. Het was immers het falen van die status quo dat het huidige ongekende geweld en lijden heeft veroorzaakt, met alle risico’s die nog in het verschiet liggen.

Trumps plan dat volgde op een ontmoeting met de Israelische premier, is als een bom ingeslagen. Zelfs Netanyahoe was er tijdens een bezoek aan het Witte Huis duidelijk door overrompeld. Terwijl het Witte Huis probeerde zijn eerdere verklaring af te zwakken – waarbij persvoorlichter Karoline Leavitt verzekerde dat de Palestijnen slechts ‘tijdelijk’ uit Gaza zouden moeten vertrekken en er geen Amerikaanse troepen of belastinggeld mee gemoeid zouden zijn – deed Trump er in latere mediaoptredens in strijd daarmee echter nog een schepje bovenop. Zo stelde hij in een interview met Fox News expliciet dat verdreven Palestijnen niet naar Gaza zouden mogen terugkeren, maar in plaats daarvan ‘veel betere huisvesting … een permanente plek’ elders zouden krijgen. Kortom, zijn standpunt is niet anders te interpreteren dan als steun voor etnische zuivering.

Het effect daarvan op het breekbare, tijdelijke staakt-het-vuren deed zich onmiddellijk voelen. Voor HAMAS ondermijnde het vooruitzicht van permanente verdrijving haar motivatie om verder aan de onderhandelde deal te blijven meewerken. De politieke leiders van de organisatie lieten al snel weten dat zij vrijlating van de gijzelaars konden staken en eisten aanvullende garanties van de Verenigde Staten. Ondertussen voerden de extreem-rechtse coalitiepartners van Netanyahoe, aangemoedigd door de Amerikaanse steun voor hun meest radicale fantasieën, de druk op om het tijdelijke staakt-het-vuren meteen maar helemaal op te geven. Terwijl de uitvoering van de deal volgens plan doorging, is het perspectief van verdere vrijlating van gijzelaars en voor de toegang van humanitaire hulpgoederen, steeds wankeler aan het worden [inmiddels zijn beide gestaakt; red.].

In de Arabische regio is het Gaza-plan van Trump snel en ondubbelzinnig afgewezen. Tijdens een ontmoeting met Trump in het Witte Huis op 11 februari verwierp koning Abdullah II van Jordanië naar verluidt elke suggestie dat zijn land de bevolking van Gaza zou opnemen, Hij herhaalde afwijzing daarvan later in een openbare verklaring. In geval dit plan zou worden uitgevoerd, zou het Jordanië, waar de Palestijnen nu al een ruime meerderheid van de bevolking vormen, fundamenteel destabiliseren. Egypte, dat al jaren worstelt met een islamistische opstand in de Sinaï, heeft zich eveneens resoluut tegen het hele idee verzet.

Het plan van Trump – en zijn dreigementen om Amerikaanse financiering stop te zetten aan landen die zich ertegen verzetten – ondermijnt op fundamentele wijze de Israelisch-Egyptische Camp David Akkoorden uit 1978 en het vredesverdrag tussen Israel en Jordanië uit 1994. Deze door de Verenigde Staten bemiddelde akkoorden waren bedoeld om een zekere mate van stabiliteit te bieden die beide staten nodig hadden om vrede met Israel te kunnen sluiten. Nu dreigt Trump deze duurzaam gebleken diplomatieke regelingen, die na tientallen jaren van bloedvergieten tot stand waren gebracht, te ontmantelen.

Door de zogeheten Abraham-Akkoorden tussen Israel en de Verenigde Arabische Emiraten, Bahrein, Soedan en Marokko – afgesloten tijdens Trumps eerste termijn als president – verdween de Palestijnse component uit de Arabisch-Israelische vredesakkoorden – een precedent dat door Trumps opvolger Joe Biden, heel onverstandig, is omarmd. Dit vermeende succes droeg in belangrijke mate bij tot de strategische beslissing van HAMAS om uit zijn isolement te breken en de aanvallen van 7 oktober uit te voeren. Op hun beurt hebben die geleid tot de onverwachte ondergang van het regime van Basher al-Assad in Syrië. Evenzo kan de meest recente geïmproviseerde beleidswijziging van Trump schier onvoorstelbaar verstrekkende gevolgen hebben. Het eerste en meest directe effect is al voelbaar in Israel, waar de interventie van Trump tot een transformatie van het politieke discours heeft geleid.

Door het Israelische Channel 13, een mainstream commercieel televisiestation, is kort nadat Trump zijn uitspraak over de overname van Gaza door de Verenigde Staten had gedaan, een opiniepeiling gedaan. De resultaten schokten waarnemers en analisten van de Israelische samenleving. Het idee om Palestijnen uit Gaza te verdrijven kreeg de steun van bijna driekwart van de joodse Israeli’s, over het hele politieke spectrum. Van de Likoed-stemmers steunde 93 procent het plan en, niet onverwacht, van de stemmers op de extreem-rechtse partijen Religious Zionism en Jewish Power – onder leiding van respectievelijk Bezalel Smotrich en Itamar Ben-Gvir – 98 procent. Veelzeggender was echter de steun van traditioneel gematigde kampen, met 80 procent van de stemmers op de Blauw-Witte partij van Benny Gantz en 74 procent van de stemmers op de Yesh Atid-partij van Yair Lapid. Onder degenen die zich identificeerden als links-zionistische stemmers op Meretz of de Arbeidspartij, steunde een derde het plan. Gemiddeld steunde maar liefst 72 procent van de joodse Israeli’s het plan van Trump (saillant detail: slechts 35 procent dacht dat het ooit daadwerkelijk zou worden uitgevoerd).

Netanyahoe was niet de enige die zijn eerdergenoemde ontmoeting met Trump in het Witte Huis omschreef als ‘een historisch bezoek, met verstrekkende gevolgen voor de toekomst van Israel’. Oppositieleiders sloten zich snel aan bij deze verschuiving in de stemming binnen de samenleving. Gantz, een voormalig minister van Defensie, prees wat hij Trumps ‘belangrijke principe’ noemde om de verantwoordelijkheid voor de bevolking van Gaza van HAMAS aan ‘de wereld’ over te dragen en betoogde dat Israel bij het plan ‘niets te verliezen’ had. Lapid reageerde slechts een fractie gematigder: hij prees Trumps ideeën als ‘goed voor Israel’, maar zei dat de details ervan nader moesten worden bestudeerd. Alleen de gepensioneerde generaal Yair Golan, leider van de links-liberale Zionistische Democraten (een verbond van Arbeidspartij en Meretz), sprak zich duidelijk tegen het plan uit. ‘Wij hebben geen tijd te verspillen aan Trumps onzin’, zei Golan. Hij wees verdrijving van de bevolking van Gaza categorisch af.

Het effect van Trumps uitspraken was ook duidelijk zichtbaar in het Israelische media-discours, te beginnen in (exteem-)rechtse kringen die dicht bij de regering staan. Amit Segal, de invloedrijke politieke correspondent van Channel 12 die opgroeide in de religieuze zionistische pro-kolonistenbeweging, gaf uiting aan het mainstream rechtse sentiment met een post aan zijn 838.000 volgers op X. Daarin beschreef hij de oproep van de Amerikaanse president om Palestijnen uit Gaza te verdrijven als ‘een droom’. In Makor Rishon, de conservatieve rechtse krant die de intellectuele vleugel van de kolonistenbeweging vertegenwoordigt, breidde Gidon Dokow de reikwijdte uit tot buiten Gaza, door te stellen dat ‘alle minderheden in Erez Israel (het Land Israel) zullen moeten kiezen tussen een verbond met de joden of uitzetting’. Andere rechtse activisten vertaalden dit theoretische kader al snel in actie en organiseerden bijeenkomsten om de hervatting van de gevechten in Gaza te eisen, met het doel om wat zij nu openlijk ‘de lange-termijn-oplossing van uitzetting’ noemden, daadwerkelijk uit te voeren.

In een artikel voor Yedioth Ahronoth, een van Israels oudste en meest gelezen centristische kranten, beweerde de rechtse opinieleider Akiva Lamm dat ‘een maximum aan grondgebied en een minimum aan Arabieren [Palestijnen] altijd een primair zionistisch principe is geweest’. Hij voegde daaraan toe: ‘De geschiedenis leert ons dat het doorvoeren van gerichte demografische veranderingen een centraal instrument is geweest bij het verminderen van langdurige conflicten’. Het meest veelzeggend was misschien wel de manier waarop Lamm de ideeën van Trump gebruikte om niet alleen toekomstige geweldsexplosies te legitimeren, maar ook die uit het verleden.

In het Israelisch-Palestijnse conflict is praten over etnische zuivering méér dan abstract theoretiseren. Om de impact van het idee ten volle te begrijpen, moet worden teruggegaan naar 1948, toen de stichting van Israel gepaard ging met de massale verdrijving van Palestijnen uit hun huizen tijdens wat Palestijnen Al-Nakba (De Catastrofe) noemen. Hoewel in de oorlog ook een handjevol joodse gemeenschappen werd vernietigd, was het de omvang van de Palestijnse ontheemding – van het zuidwesten bij Gaza naar de kuststeden, langs de corridor naar Jeruzalem en in het noordoosten – die het Israelisch-Palestijnse conflict zoals wij dat kennen creëerde. Het gaat niet alleen om de fysieke realiteit van Palestijnse vluchtelingen, maar ook om de psychologie van de Israelische samenleving: de officiële ontkenning dat het leger systematische verdrijving doorvoerde, naast een aanhoudende onderstroom van amorfe steun voor verdrijving van Palestijnen als oplossing voor een vermeend ‘demografisch probleem’.

Decennialang zorgden Israelische institutionele barrières voor de handhaving van een zorgvuldige grens tussen deze onderliggende gevoelens en legitieme politieke discussies. Het opvallendste voorbeeld kwam in de jaren tachtig van de vorige eeuw van rabbijn Meir Kahane, een in Brooklyn geboren Israelische politicus. Kahane was in de Verenigde Staten door de rechter vanwege terroristische daden veroordeeld, voordat hij zich in Israel vestigde. Daar richtte hij de extreem-rechtse Kach-partij op, die expliciet pleitte voor de verdrijving van de Palestijnse bevolking uit door Israel gecontroleerde gebieden. Zijn pleidooi voor etnische zuivering leidde tot een brede veroordeling in het gehele politieke spectrum van Israel. De regering, destijds onder leiding van premier Yitzhak Shamir van de Likoed-partij, steunde samen met de andere partijen van het rechtse blok, maatregelen om Kahanes participatie in de Israelische politiek te blokkeren. Shamir noemde Kahane een ‘gevaarlijk personage’, terwijl leden van de Knesset, het Israelische parlement, steeds massaal de vergaderruimte verlieten als hij opstond om het woord te nemen. Het Israelische Hooggerechtshof oordeelde later dat het bepleiten van etnische zuivering reden was voor diskwalificatie van deelname aan verkiezingen. Dit betekende dat verdrijving van Palestijnen destijds buiten de grenzen van acceptabel politiek discours viel. Veertig jaar later blijkt Netanyahoe, Shamirs opvolger als Likoed-leider en premier van Israel, snel bijgekomen te zijn van zijn aanvankelijke verbazing over Trumps voorstel om de Palestijnse bevolking van Gaza te verdrijven en heeft hij het taboe van weleer nu geheel omarmd.

Toch bleek uit opiniepeilingen door de jaren heen wat segmenten van het Israelische publiek eigenlijk vonden van de institutionele consensus. Daaruit bleek het verdrijvings-georiënteerd denken zeer hardnekkig te zijn. Zo steunde in 2004, ten tijde van de Tweede Intifada en te midden van een golf van militante aanvallen, 64 procent van de joodse Israeli’s ‘het aanmoedigen van Arabische [Palestijnse] emigratie’ – zorgvuldig taalgebruik dat een direct pleidooi voor gedwongen verdrijving vermeed. In 2015 was de helft van de religieus-zionistische kiezers van mening dat verdrijving ‘onderdeel van de discussie’ zou moeten zijn, terwijl uit een opiniepeiling uit 2019 van het Israel Democracy Institute inzake annexatie van de Westelijke Jordaanoever aanzienlijke steun bleek te zijn voor ‘het aanmoedigen’ van het vertrek van Palestijnen uit gebieden die onder volledige Israelische controle stonden. Deze cijfers onthulden niet alleen het voortbestaan van verdrijving als concept, maar ook de zorgvuldige eufemismen die werden gebruikt om dit bespreekbaar te maken zonder daarbij de bestaande rode lijnen te overschrijden.

De spanning tussen institutionele barrières en populair sentiment op rechts heeft een eigenaardige dynamiek in de Israelische politiek gecreëerd. Hoewel verdrijving officieel een taboe bleef, sudderde het onder de oppervlakte door, ingedamd maar nooit volledig geëlimineerd. Zorgvuldige formuleringen in opiniepeilingen en in het publieke discours – zoals het ‘aanmoedigen van vertrek’ – weerspiegelden daarbij niet alleen politieke correctheid, maar ook een diepere overeenstemming dat bepaalde ideeën, hoe populair ook, officieel onbespreekbaar waren en dat bleven. Trump heeft met zijn recente uitspraken deze lang in stand gehouden barrière doorbroken en heeft wat ooit zorgvuldig in eufemismen was verpakt, veranderd in een expliciete beleidsdiscussie.

De schijnbaar onpraktische aard van het Gaza-plan van Trump – het ontbreken van beleidsdetails, een institutioneel kader of een regionale basis – heeft sommige waarnemers ertoe gebracht om dit enigszins welwillend te interpreteren als louter strategisch machtsvertoon. Volgens deze opvatting moet de spectaculaire interventie van de president gezien worden als een onderhandelingstactiek, waarbij een provocatieve tactische zet in de diplomatieke arena regionale actoren tot actie moet dwingen. Voorstanders van deze interpretatie zouden zelfs kunnen wijzen op de veerkracht van de onderhandelingen over de uitwisseling van de gevangenen als bewijs dat Trump de boel heeft weten op te schudden en Israel, de Palestijnen en de regionale machten ertoe dwingt om meer eigen verantwoordelijkheid te nemen voor de situatie, in plaats van op Amerikaanse bemiddeling te vertrouwen.

Die lezing geeft echter blijk van een diep onbegrip van de wijze waarop politieke ideeën, wanneer zij eenmaal zijn gelegitimeerd, een eigen leven gaan leiden. Een recent precedent toont dit aan: tijdens het laatste jaar van zijn eerste ambtstermijn opperde Trump een kader voor een Palestijns-Israelische overeenkomst met daarin de annexatie van joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Hoewel de overeenkomst daadwerkelijk nooit tot stand is gekomen, werd annexatie al snel het leidmotief binnen de rechtervleugel van de Israelische politiek. Sindsdien is het een primaire rechtvaardiging voor extreem-rechtse facties om hun steun aan de regering van Netanyahoe voort te zetten en voortdurend de ‘historische kans’ na te jagen die deze regering volgens hen geboden is.

De normalisering van het idee van verdrijving als een oplossing voor ‘Gaza’ legitimeert een denkwijze die Palestijnen hun rechten op hun eigen land ontzegt. Een en ander is inmiddels de leidraad voor het Israelische establishment aangaande de Palestijnse aanwezigheid in heel Israel en in de sinds 1967 bezette Palestijnse Gebieden. Vaak gaat de theorievorming over overdracht gepaard met pseudo-geschiedenis die het Arabisch-Palestijnse bestaan in het land presenteert als vreemd, met de bewering dat Palestijnen in feite migranten zijn die zich hier vestigden nadat zionistische kolonisten het in het begin van de 20e eeuw tot een aantrekkelijke plek om te wonen hadden gemaakt.

Het normaliseren van het verdrijvingsidee heeft veel praktische gevolgen. Palestijnse gemeenschappen die al onder grote druk staan, worden nu geconfronteerd met een verhoogde dreiging van daadwerkelijke verdrijving – uit zogeheten C-Gebied op de Westelijke Jordaanoever, uit Sheikh Jarrah en Silwan in geannexeerd Oost-Jeruzalem en uit bedoeïnengemeenschappen in de Negev (Naqab) Woestijn in het zuiden van Israel. Het model voor grootschalige verwoesting van steden en verdrijving van de bevolking, zoals dat de afgelopen anderhalf jaar in Gaza gestalte heeft gekregen, kan elders worden nagevolgd. De Israelische Strijdkrachten zijn inmiddels al op ongekende wijze bezig om – in het kader van Operation Iron Wall – Palestijnse huizen in het noordelijk deel van de Westelijke Jordaanoever te verwoesten. Het ontnemen van het Israelische staatsburgerschap aan Palestijnen die in de Staat Israel zijn geboren en deportatie van Palestijnse burgers die worden beschuldigd van ‘het plegen van misdaden’, zou eveneens een gangbare praktijk kunnen worden. Kortom, het idee van ‘transfer’ heeft verdrijving van Palestijnen in gebieden onder Israelische controle bespreekbaar gemaakt.

De directe paradox van het Gaza-plan van Trump ligt in de combinatie van ontwrichting en duistere fantasie. De afstand tot de realiteit, het gebrek aan institutionele steun en de veronachtzaming van de regionale dynamiek zouden lokale machten juist kunnen aanzetten tot een grotere betrokkenheid bij het lot van de Palestijnen. Tegelijk is er de diepere schade, veroorzaakt door het legitimeren van verdrijving als oplossing, vooral in het Israelische politieke discours. Daarmee ontstaan er nieuwe obstakels. In Gaza lijkt een verontrustende nieuwe status quo steeds waarschijnlijker, waarbij Palestijnen voor onbepaalde tijd in tentenkampen verblijven, terwijl Israel doorgaat met militaire operaties van een lage intensiteit, onder het mom van de voortdurende aanwezigheid van HAMAS en de gebleken brede afwijzing, ook in de regio, van Trumps plan. Zo worden de slechtste aspecten van de huidige regelingen gecombineerd met een nieuwe morele knieval – Palestijnen niet eens meer behandelen als een veiligheidsrisico, maar als objecten waarvan men zich naar believen kan ontdoen.

De Trump-regering heeft inmiddels patent op het creëren van chaos, maar is tegelijk niet in staat tot constructieve doorvoering van beleid. Dat biedt weinig hoop. Eventuele nostalgie naar het – politiek failliete – beleid van Biden zou misplaatst zijn. Door eerst Palestijnen te negeren in de jaren die voorafgingen aan 7 oktober en daarop gevolgde oorlog in Gaza en door nadien het Israelische optreden te blijven steunen waartegen het naar eigen zeggen was gekant, hielp het Biden-team het politieke vacuüm te creëren dat nu door Trump-plan inzake de overdacht van Gaza wordt gevuld. De ontmenselijking van Palestijnen begon niet met Trumps plan voor een vastgoedontwikkelaarsaanpak met betrekking tot Gaza. Sinds jaar en dag wordt de Palestijnse kwestie gezien als een probleem dat moest worden gemanaged in plaats van als een zaak van een volk met legitieme rechten en aspiraties. Deze houding is rampzalig uitgepakt, niet alleen voor Palestijnen, maar ook voor joodse Israeli’s.

Voor buitenstaanders is een veroordeling nu te gemakkelijk. De aanslagen van 7 oktober hebben ook in de Israelische samenleving diepe wonden achtergelaten, maar beide volkeren hebben door de geschiedenis heen laten zien dat zij in staat zijn om boven hun slechtste instincten uit te stijgen. Juist op zulke momenten is goed leiderschap cruciaal. Door de Trumps van deze wereld worden de destructieve tendensen alleen maar versterkt in plaats van overstegen.

Vooruitgang vereist méér dan verzet tegen Trumps visie of een terugkeer naar mislukte paradigma’s. Het vereist op de korte termijn de confrontatie aangaan met Trumps expliciete overdracht-van Gaza-plan, evenals met bredere patronen waaruit een en ander is voortgekomen. Regionale en mondiale actoren moeten naar voren stappen met voorstellen die verder gaan dan conflictbeheersing, die fundamentele veranderingen beogen en daarbij de bereidheid tonen om Washington te tarten, waar en wanneer dat nodig is. De uitdaging is niet om het verleden te verdedigen, maar om een nieuwe koers uit te zetten die fantasieën over etnische zuivering niet alleen politiek taboe maken, maar eenvoudigweg ondenkbaar laten zijn.

bron: New Lines Magazine (Washington, DC), 20 februari 2025

Noam Sheizaf is journalist en documentairemaker, gevestigd in Tel Aviv

vertaling: Carl Stellweg

interview: Palestijnse dichter Marwan Makhoul: ‘Mijn hoop is op de nieuwe generatie gevestigd’

Erik Prins

Terwijl het Palestijnse leven – en daarmee de Palestijnse cultuur en identiteit – als gevolg van de Israelische bezetting en genocidale oorlog tegen Gaza meer dan ooit gevaar loopt, brengt de Palestijnse dichter Marwan Makhoul met een mengsel van humor en ironie de moeilijke situatie van de Palestijnen onder de aandacht.

Zijn werk is inmiddels vertaald naar het Engels, het Hebreeuws en het Hindi. Onlangs is een selectie van zijn gedichten door Klaartje Nijland uit het Arabisch naar het Nederlands vertaald. Zijn voordrachten zijn – soms muzikaal ondersteund – een prachtig eerbetoon aan Palestina in moeilijke tijden.

Tijdens zijn bezoek aan Nederland, voor een presentatie van zijn dichtbundel in Rotterdam (Leeszaal West), Utrecht (de Kargadoor) en Amsterdam (Pakhuis de Zwijger), had ik samen met Sonia Zarour een gesprek met Makhoul.

Niet onverwacht vormt de Kwestie Palestina een belangrijke inspiratiebron voor Makhouls poëzie. Daarbij neemt hij geen blad voor de mond en vertolkt zo de frustraties van Palestijnen die onder Israelische overheersing leven. Het maakt daarbij niet uit waar zij wonen: in de Strook van Gaza, op de Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem) of, zoals hijzelf, in Palestina’48/Israel.

Ook de thema’s van de structurele ongelijkheid tussen Palestijnen en joodse Israeli’s, en de door Israel bewerkstelligde opdeling van de Palestijnse bevolkingsgroep in heel historisch Palestina komen veelvuldig in zijn poëzie voor.

Die ongelijkheid komt al gelijk aan de orde wanneer wij hem vragen hoe zijn reis naar Nederland is verlopen.

Makhoul verzucht hoe hij en zijn reisgenoot en oud-speler Anan – beiden Israelisch staatsburger – op de luchthaven Ben-Goerion (Tel Aviv) voor de zoveelste keer met hun ondergeschikte positie geconfronteerd werden. Hij vertelt hoe zij, zoals ieder ander, de veiligheidscontrole ondergingen. Zodra Anan echter met hem een woord Arabisch had gewisseld, nam de veiligheidsbeambte hen beiden voor een extra controle apart. Ironisch zei Makhoul tegen de betreffende persoon:

‘Ik ben verdrietig, omdat jullie mij al tientallen jaren discrimineren. Elke keer dat jullie mij vervolgen en proberen mij te vernederen, stap ik op jullie af om jullie daarvoor te berispen en jullie te vragen waarom. Wat mij nu pijn doet, is dat ik het gevoel heb dat die vraag aan jullie eigenlijk overbodig is, omdat ik alle hoop in jullie heb verloren. Dit stemt mij verdrietig, omdat ik niet het punt wil bereiken waarop ik niet langer het gevoel heb dat jullie mensen zijn zoals ik.’

Het incident is tekenend voor de manier waarop Palestijnen – waar zij zich in Palestina ook bevinden – door de Israelische overheerser worden behandeld. Het betreffende incident vormt slechts het topje van de ijsberg. Want Palestijnen hebben structureel met discriminatie en onderdrukking door Israel te maken.

Ondanks deze schrijnende situatie, bedient Makhoul zich in zijn gedichten van humor en ironie om zijn eigen bestaan en dat van andere Palestijnen te verwoorden. Die aanpak helpt hem om nader tot de lezer of de toehoorder te komen, bij het vertolken van zijn woede en frustratie over de situatie in zijn land, zo zegt hij.

‘Mensen willen niet te zeer geëmotioneerd raken of door verdriet of angst overmand worden. Als dichter moet je hen zien te bereiken door hen met woorden een glimlach te ontlokken.’

Dit zien wij duidelijk terug in het gedicht ‘Een Arabier op de Luchthaven Ben Goerion’. Daarin gaat hij in op de discriminerende, vaak vernederende behandeling van Palestijnen door Israelisch beveiligingspersoneel. Palestijnen, maar ook buitenlanders die Palestijnen willen bezoeken, worden uit de rij gepikt, ondervraagd en grondig onderzocht. Soms moeten zij zich bij het fouilleren geheel ontkleden.

Ik ben een Arabier! – roep ik bij de ingang van de luchthaven

vlug neem ik de kortste weg naar de veiligheidsbeambte

en zeg: ondervraag me maar, maar doe het snel alsjeblieft

want ik wil mijn vlucht niet missen.

[..]

Wie heeft je koffer ingepakt ? – vraagt ze

Osama bin Laden – zeg ik, maar schrik niet!

Dit is de bekende grap van gekrenkten

die realisten zoals ik hier gewend te zijn te maken in de strijd.

tweederangsburgers die als vijand worden gezien

Makhoul werd in 1979 geboren in al-Buqeia – ‘dorp van dichters’ – in Galilea (al-Jalil) in het noorden van Palestina’48/Israel. Daar groeide hij ook op. Als tiener vroeg hij zich ooit af waarom het aangrenzende Palestijnse dorp Suhmata toch zo leeg was.

Suhmata werd – net als zo’n vijfhonderd andere Palestijnse dorpen in de periode 1948-1949 door joods-zionistische milities ‘etnisch gezuiverd’ van Palestijnen. De Palestijnen duiden deze periode aan met al-Nakba (de Catastrofe), waarbij rond 750.000 Palestijnen door joods-zionistische strijdgroepen uit hun huizen en van hun grond werden verdreven. Velen zagen zich gedwongen hun geboorteland te verlaten. Op de grond van het ontvolkte Suhmata verrees er in 1949 een joodse nederzetting, bewoond door joodse kolonisten afkomstig uit Roemenië, schrijft Zochrot, een organisatie van joodse Israeli’s die de verwoeste Palestijnse dorpen in kaart heeft gebracht.

Op de ruïnes van dorpen als Suhmata is in 1948 de Staat Israel gevestigd.

Het droeve lot van Suhmata zette Makhoul ertoe aan om politieke poëzie te gaan schrijven. Uit het gedicht ‘Regels die mijn gedichten zijn vergeten’:

Ik zal politieke poëzie schrijven

als water dat onophoudelijk sijpelt op steen

om er een gat in te slijpen.

Al meer dan zestig jaar

vragen we de wereld om hulp

alsof we een vis zijn

die onder water huilt.

Van meet af aan zijn de Palestijnen in Israel, hoewel Israelisch staatsburger, tweederangsburgers in eigen land geweest. In 2018 nam het Israelische parlement daar bovenop de zogeheten Wet op de Joodse Natiestaat aan, die bepaalt dat Israel een natiestaat exclusief voor joden is en dat alleen zij daar het recht op zelfbeschikking hebben. In het verlengde daarvan devalueerde het Arabisch van de tweede officiële taal – naast het Hebreeuws – tot een taal met nog slechts een ‘speciale status’. Palestijnen vormen ongeveer een vijfde van de totale bevolking van Israel.

Wanneer wij hem vragen hoe hij zichzelf in dit verband ziet, valt er een korte stilte. Hoewel hij formeel Israelisch staatsburger is, ziet hij zichzelf eerst en vooral als een Palestijn uit Palestina, legt hij uit.

‘Wanneer ik zeg dat ik een Palestijn uit Israel ben, dan voelt dat niet goed, omdat mij dit is opgelegd. De staat ziet ons, Palestijnen, daarbij vooral als een vijand en als een bedreiging voor de toekomst van Israel als joodse staat.’

Uit het gedicht ‘Leve ons land, dood aan ons land’:

Ik sta achter een joodse staat

van Zimbabwe tot aan de Steenbokeilanden.

Zijn leiders van hemelse afkomst staan boven alle rassen

zoals op een herfstblad beschreven

hun bloed is blank als Damasceense zijde

zacht lopend over een stukje kant.

Ze hebben gevoelens die het hart verslaan

door hun intense menselijkheid

maar niet bij mij

[..]

Ik ben de gast die er al gauw op zijn tenen vandoor gaat

om de toekomstige bewoners van het land niet wakker te maken

hen bevrijdend van de last van de lange weg

tussen Rusland en Bi’r al-Sab’a.

Ik ben de Arabier, vroom en onnozel tegelijk,

een expert in koken, niet meer en niet minder

dan dat ik geen gif toevoeg

aan de schotel van wie mij hier met tegenzin in dienst nam.

 

Apartheid

Joden nemen op basis van de zionistische ideologie – en nog eens versterkt door de eerdergenoemde Wet op de Joodse Natiestaat – binnen de Staat Israel een exclusieve positie in. Dat heeft de vorm aangenomen van een discriminatoir regime waaraan de Palestijnen onderworpen zijn. Verscheidene mensenrechtenorganisaties hebben dit regime gekwalificeerd als apartheid – internationaalrechtelijk een misdaad tegen de menselijkheid.

Onderdeel daarvan is het tegen elkaar uitspelen en verdeeld houden van de diverse geledingen binnen de Palestijnse bevolkingsgroep – niet alleen fysiek (hun leefgebied terugbrengen tot van elkaar gescheiden woongebieden in de diverse delen van Palestina), maar ook op sociaal vlak.

Daarbij is Israel het Palestijnse bevolkingsdeel ook intern, op basis van religieuze identiteit gaan opdelen: moslims onderling (soennieten en de minderheid van druzen) en moslims versus de minderheid van christenen, zo legt Makhoul uit.

Door christenen, naast druzen, te werven voor het Israelische leger, probeert Israel die bevolkingsgroepen tegen de meerderheid van soennitische moslims uit te spelen. Doel is om de aard van de Palestijnse kwestie te veranderen van een nationale strijd in een factiestrijd op sektarische basis, met schadelijke gevolgen voor de sociale cohesie van de Palestijnse samenleving.

Daarbij zet Israel de meerderheid van soennitische moslims, in hun strijd tegen de Israelische bezetting, neer als ‘terroristen’. Zo wil het land de sympathie van ‘de internationale gemeenschap’ winnen voor een gezamenlijke strijd tegen ‘het terrorisme’. Dat alles leidt vanzelfsprekend de aandacht af van de voortgaande kolonisatie van Palestijns grondgebied door Israel en vormt het een legitimatie voor aanhoudend geweld tegen Palestijnen.

Israel wordt daarbij geholpen door het feit dat moslims in de Verenigde Staten en in Europa, mede door toedoen van (extreem-)rechts, in een kwaad daglicht zijn geplaatst, zegt Makhoul, met als gevolg dat veel mensen bang zijn geworden voor moslims en voor de islam.

Terwijl Israel probeert een wig te slaan tussen de diverse geledingen van de Palestijnse samenleving, wil Makhoul de boodschap uitdragen dat deze niet uit elkaar te drijven zijn. In het gedicht ‘Zondagspreek’, waarvan de titel verwijst naar zowel de islamitische ‘Vrijdagspreek’ als de preek op zondag voor christenen, roept hij christenen op om zich niet te laten misbruiken door in het Israelische leger te gaan dienen.

Sta op uit je tijdelijke dood, Jezus en vergeef de bezetter

dit verbond van je heer mag je nooit verbreken, kom!

Bid voor de regeringen die alles van betekenis in de Torah in de ban doen.

Kom in actie!

Vergeet wat er in je handpalmen is geslagen

open de goddelijke wonden niet

ze hebben je niet gekruisigd, mijn heer, dus laat je niet misleiden

zeg: ik heb gezondigd tegen de joden

en ben door de poort van vergeving gekomen om een volk

dat zich heeft verzet, te troosten met goddelijke vergelding

[..]

Gezegend zijn zij die de wapens opnamen tegen hun volk

en hun geschriften van vrede verraadden voor een staat

die hen zou beschermen voor de islam waar ze bang voor zijn.

En groepen terroriseren hen wanneer je hun binnenkant en ISIS-kant onderzoekt

je vindt hun vijanden, hun scheppers in naam van de profeet Mohammed!

Makhoul heeft ‘Zondagspreek’ enkele malen samen met de Libanese zangeres Oumeima El Khalil ten gehore gebracht.

universeel

In zijn kritiek op de politiek van de Staat Israel legt Makhoul steeds de nadruk op het menselijke perspectief. Desondanks is hij meerdere malen door Israel gearresteerd vanwege ‘het politieke karakter’ van zijn werk. Bang om opnieuw opgepakt te worden is hij overigens niet.

‘Ik denk niet dat ik met mijn poëzie de grenzen van de wet overschrijdt. Ik schrijf vanuit een menselijk perspectief. Menselijkheid kun je niet arresteren, evenmin als de waarheid. Iemand die de zaak vanuit een menselijk perspectief beschrijft, kun je niet arresteren of gevangen zetten.’

Zijn uitgangspunt is dat het recht op leven een universeel recht is.

‘Ik wil de Palestijnen bevrijden zonder daarbij joden te doden of hen iets aan te doen – door niet het historisch onrecht dat mij is aangedaan te vervangen door een ander onrecht. Ik wil de fout van de joden niet herhalen, die toen zij naar Palestina kwamen de [inheemse] Palestijnen zijn gaan onderdrukken. In mijn poëzie zal ik de Palestijn niet ten koste van de jood bevrijden.’

hoop

Naar aanleiding van de genocide in Gaza schreef Makhoul het gedicht ‘Een nieuw Gaza’. Daarin richt hij zich tot zijn toen nog niet geboren kind. Net als in ‘Zondagspreek’ probeert hij de diverse Palestijnse bevolkingsgroepen samen te brengen door het gebruik van zowel christelijke als islamitische terminologie.

Er is geen tijd meer

talm niet langer in de schoot van je moeder, mijn zoontje

kom, haast je, niet omdat ik naar je verlang

maar omdat de oorlog razend rondwaart en ik bang ben

dat jij je land niet zult zien, hoezeer ik je dat toewens.

[..]

Als je te laat komt, zal je me niet geloven

en denken dat het een land is zonder volk

en wij hier helemaal niet geweest zijn.

We zijn tweemaal verbannen en daarna vijfenzeventig jaar

in opstand gekomen tegen ons lot

toen alle geluk ons werd afgenomen

en de hoop de kop ingedrukt.

[..]

Tussen de 500 slachtoffers was een kind

dat riep naar zijn broer met half weggeblazen hoofd

en open ogen: ‘broertje, kun je me zien?’

Die zag hem niet, net zo min als de bezeten wereld

zij veroordeelde twee uur lang en viel daarna in slaap

om hem en zijn broer te vergeten.

De voortgaande genocide tegen de Palestijnen in Gaza en het stilzwijgen daarover van Westerse regeringen, inclusief die van Nederland, drijft Palestijnen tot wanhoop. Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever die in verhoogde mate aan bruut geweld van het Israelische leger en van joodse kolonisten bloot zijn komen te staan, hangt daarbij etnische zuivering boven het hoofd. Hen dreigt hetzelfde lot te treffen als de Palestijnen in Gaza. Hoe kunnen wij in deze situatie hoop houden?

Makhoul zegt dat het te vroeg is om over hoop te spreken, nog voordat de oorlog beëindigd is. Daarbij hebben politieke systemen en regimes er nog altijd belang bij om Israel te verdedigen.

‘Het volk heeft hier geen invloed op. Regimes profiteren van het bestaan van conflicten, waarbij mensen tegen elkaar opgezet worden’ zegt hij. ‘Voor politiek gewin vreten zij van de lijken in Gaza.’

Hij spreekt over president Donald Trump die onwetende Amerikanen voor zijn karretje heeft weten te spannen en die niet alleen Groenland of Mexico wil inlijven, maar ook Gaza in een toeristisch resort wil omtoveren, ‘op de puinhopen van de huizen van mensen die daar nog altijd massaal sterven’.

Niettemin put Makhoul hoop uit de opstelling van een groeiend aantal mensen, vooral jongeren, dat wereldwijd voor de Palestijnen opkomt. De nieuwe generatie is wellicht in staat de opstelling van ‘de internationale gemeenschap’ te veranderen, waardoor Israel niet langer in staat zal zijn om de bezetting van Palestina en de overheersing van de Palestijnen in stand te houden.

In landen als Spanje en Ierland vereenzelvigen bevolking en overheden zich veel meer met het lot van de Palestijnen dan elders in Europa. Naar aanleiding van een bezoek aan Ierland schreef Makhoul het gedicht ‘Exodus uit Ierland’:

Ik kwam aan in Ierland, toen mijn jas riep:

jij ging op reis vriend, maar mij liet je thuis.

Misschien was het een veeg teken

want de raketten gingen tekeer boven mijn familie in al-Jalil

toen ik overstag ging en gehoor gaf aan de uitnodiging van Ana Maria.

Ik kwam om hier mijn poëzie te lezen voor hen ver weg

gedichten die door de plaatselijke vertaler op het eerste gehoor

geweld werd aangedaan en hem deden huilen.

Misschien deden ze hem denken aan zijn grootvader

die een eeuw vóór mij de onderdrukking had ontweken

tot hij bevrijd en onafhankelijk werd.

[..]

Zo dus, familie in al-Jalil, bracht ik mijn reis door

in de warmte van hen om me heen

ik bedoel degenen die demonstreerden

voor het stoppen van de oorlog en me omringden

met hun hijgende kreten als van vee boven een voederbak

met mij als een bode, gezonden door Jezus

die net als ik geloofde in het gedicht.

Hoewel Makhoul het hoopvol vindt dat een land als Ierland achter de Palestijnen staat, mede vanwege haar eigen ervaring met de Britse overheersing, vindt hij het pijnlijk dat in veel gevallen ‘volkeren pas voor de rechten van anderen opkomen wanneer zij zelf eerder iets dergelijks hebben meegemaakt’.

Terwijl de meeste mensen niet op de hoogte zijn van de situatie in Palestina, blijft Makhoul hoopvol dat de ‘weldenkenden de onwetenden uiteindelijk zullen bevrijden’.

(het gesprek is in het Arabisch gevoerd)

Erik Prins is Arabist

Marwan Makhoul, een bloemlezing van zijn gedichten’

Eind februari 2025 lanceerde de Stichting Palestina Publikaties tijdens openbare bijeenkomsten in Rotterdam, Utrecht en Amsterdam de door Klaartje Nijland, in samenwerking met Sonia Zarour, uit het Arabisch naar het Nederlands vertaalde dichtbundel Marwan Makhoul – een bloemlezing van zijn gedichten.

Dat gebeurde in aanwezigheid van de dichter die hiervoor speciaal uit Palestina’48 (Israel) naar Nederland was overgekomen.

In deze bundel (132 pagina’s, ISBN 978 90 804 2934 5) zijn de geselecteerde gedichten zowel in het Nederlands als in het Arabisch afgedrukt.

U kunt de dichtbundel bestellen door 20,25 euro (inclusief porto) over te maken op bankrekeningnummer NL 21 INGB 0002 0474 09 t.n.v. Stichting Palestina Publikaties, Amsterdam o.v.v. ‘bundel Makhoul’; vergeet niet per email uw postadres aan ons door te geven: npk@xs4all.nl

Eerder publiceerde Klaartje Nijland de Nederlands/Arabische dichtbundel Mahmoud Darwish & de Palestijnse identiteit (55 pagina’s) dat via de Stichting Palestina Publikaties nog verkrijgbaar is (14,- euro, inclusief porto).

Wilt u een abonnement op Soemoed nemen?