- Gaza – de aanval; verklaring Nederlands Palestina Komitee, 7 oktober 2023 (p. 4)
- 30 jaar later: falen Oslo-Akkoorden door ernstige tekortkomingen (pp. 5-7).
- 30 jaar ‘Oslo’ – een interview met Mouin Rabbani (pp. 8-13).
- Jihadisten vs FATAH: Paard van Troje in Libanons Palestijnse vluchtelingenkampen (pp. 14-16).
- De draaideur: cruciaal onderdeel ‘veiligheidscoördinatie’ tussen Israel-PNA (p. 17).
- Geweld van joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever is geen misverstand – het is al jaren standaard beleid (pp. 18-20).
- Gevaarlijke anti-Palestijnse laster van extreem-rechts in Israel (pp. 21-24).
- Interne documenten onthullen de vastberaden inzet van joodse kolonisten om ‘Arabieren’ van de Westelijke Jordaanoever te verdrijven (pp. 25-28).
- Naar een tweede Nakba (pp. 29-31).
- Israel annexeert de Westelijke Jordaanoever – nu formeel (pp. 32-34).
- Grenzen tussen enscenering en werkelijkheid vervagen – Isabella Hammad: Geest komt op/Enter Ghost (pp. 35-36).
- Palestine Writes: een interview met Susan Abulhawa (pp. 37-39).
- Wat levert het de Verenigde Staten op om Israel binnen de Verenigde Naties af te schermen voor aansprakelijkheid ? (pp. 40-42).
- Gedicht van Mahmoud Darwish: ‘Mijn koffer is mijn vaderland’ (p. 43).
Bij het ter perse gaan van dit nummer van Soemoed is de confrontatie in en rond de Strook van Gaza dramatisch geëscaleerd. Wat ‘Gaza’ betreft moeten wij ons hier beperken tot een redactioneel commentaar.
De verrassingsaanval van HAMAS-strijders op 7 oktober vanuit de Strook van Gaza op de ‘grensovergang’ Erez en op een aantal militaire posten, gevolgd door een bloedbad onder non-combattanten – een oorlogsmisdaad – in nabij gelegen kibboetsen en onder bezoekers van een muziekfestival, heeft in Israel een grote schok teweeg gebracht. Het inmiddels breed levende idee dat het conflict met de Palestijnen – na decennia van kolonisatie, onderdrukking en geweld – ‘te managen’ was (Shimon Peres), is volstrekt onjuist gebleken.
Dat idee is in de praktijk overgenomen door Westerse regeringen die stelselmatig hebben geweigerd daadwerkelijk tegen de onderdrukking van de Palestijnen door Israel op te treden. Integendeel: de onderlinge banden worden op veel terreinen steeds verder aangehaald. Inmiddels is ook een aantal Arabische regimes – door de Verenigde Staten daarin sterk aangemoedigd dan wel onder druk gezet – de weg van ‘normalisering van de betrekkingen met Israel’ ingeslagen.
Na 7 oktober hebben de Verenigde Staten en regeringen van de Europese staten zich eensgezind achter Israel geschaard door te verklaren dat (de koloniaal-expansionistische apartheidsstaat) ‘Israel het recht heeft zich te verdedigen’. Die stellingname hebben zij met diplomatieke en (in enkele gevallen) militaire steun onderstreept.
Alles welbeschouwd is men zo het regime van Benjamin Netanyahoe te hulp geschoten. Maar wacht even: dat was toch de ‘meest rechtse regering in de geschiedenis van Israel’, met rechts-extremisten op belangrijke ministersposten, die de onderdrukking van de Palestijnen en de kolonisatie van hun grondgebied het afgelopen jaar verder aangejaagd hebben ? Kort na 7 oktober is die regering verbreed met de partij van oud-Opperbevelhebber van de Israelische Strijdkrachten Benny Gantz, die in de verkiezingscampagne van 2021 nog dreigde ‘delen van de Strook van Gaza naar het Stenen Tijdperk terug te zullen bombarderen’. Zo ongeveer wat zich nu voor onze ogen voltrekt.
Kolonisatie, onderdrukking en geweld – ofwel ‘de context’. Het lijkt taboe om het na 7 oktober daarover te hebben. Vanuit de positie van de pleitbezorgers van de Staat Israel is dat begrijpelijk: ‘de context’ is voor het pro-Israelische kamp sterk belastend – en daarmee in het voordeel van de Palestijnen. Neem het simpele gegeven dat Israel Palestijnen bezet houdt – niet omgekeerd ! Dat in het gebied dat zich uitstrekt van de Middellandse Zee tot aan de rivier de Jordaan zes miljoen joodse Israeli’s proberen om zes miljoen Palestijnen eronder te houden en daarbij geen methode schuwen – inclusief het begaan van oorlogsmisdaden.
Ook na 7 oktober zijn er door Israel nieuwe oorlogsmisdaden begaan: grootschalige bombardementen op stedelijke centra; de oproep tot vertrek van rond 1 miljoen Palestijnen uit het noordelijk deel van de Strook van Gaza; een algeheel verbod op de import van voedsel, medicijnen en brandstof, waardoor de elektriciteitsvoorziening stil komt te liggen – en daarmee de watervoorziening en de gezondheidszorg. Daarbij is door de minister van Defensie Yoav Gallant genocidale taal gebezigd : ‘Wij vechten tegen mensendieren [human animals] en treden tegen hen dienovereenkomstig op’. Wat Gallant hier openlijk zegt, zal ongetwijfeld door veel joodse Israeli’s worden onderschreven.
De geïncasseerde klap van 7 oktober lijkt voor de rechtse extremisten binnen de Israelische regering en daarbuiten vooral ook een historische kans te bieden. Al jaren sturen zij aan op het creëren van verder aangescherpte verhoudingen met de Palestijnen – in Palestina’48/Israel, op de Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jerusalem) en ten aanzien van de Palestijnen in de Strook van Gaza – waarin een ‘Tweede Nakba’ – massale verdrijving van Palestijnen – tot de opties moet gaan behoren. De afgelopen jaren leek in dit verband een speciale rol weggelegd te zijn voor de provocaties van rechts-religieuze joodse nationalisten in en rond de Aqsa-Moskee (zie de bijdragen van Amira Hass, Natasha Roth-Rowland en David Shulman in dit nummer van Soemoed). Nu zal ‘7 oktober’ als katalysator kunnen gaan fungeren.
De bezoeken van achtereenvolgens Antony Blinken en Joe Biden aan Israel lijken vooral tot doel te hebben gehad om de Israelische leiding af te houden van het doorvoeren van de rechts-extremistische agenda. Tegelijk kan ervan uitgaan worden dat Israel van Washington voor een ‘strafexpeditie’ tegen HAMAS/Gaza het groene licht heeft gekregen. Daarom ook de samentrekking van Amerikaanse vlooteenheden in het oostelijk deel van de Middellandse Zee, vanwege het daarmee verbonden risico van escalatie in de regio.
Ondertussen zitten de 2,1 miljoen Palestijnse bewoners van Gaza tussen de raderen. Zij kunnen letterlijk en figuurlijk geen kant op en moeten afwachten tot het allemaal voorbij is. Velen van hen zullen door Israelische bombardementen en door de tekorten aan voedsel, medicijnen en brandstof/elektriciteit/water omkomen. Degenen die het overleven zullen eventueel terugkeren naar een zwaar beschadigde of totaal verwoeste leefomgeving.
HAMAS hoopte met de verrassingsaanval de voor de Palestijnen uiterst negatieve status quo te doorbreken en de kwestie van de Palestijnen opnieuw op de politieke agenda te krijgen. Zal dit – ondanks alles – de uitkomst zijn: een besef dat het zo niet langer door kan gaan. Het is te vroeg om daarover – in welke richting dan ook – een zinnige uitspraak te doen.
de aanval
Politici in Nederland struikelen over elkaar heen in hun adhesiebetuigingen aan het adres van Israel, na de grootschalige aanval van HAMAS van vandaag op Israelische doelen. De media lijken op hun beurt de Israelische berichtgeving over de ontwikkelingen klakkeloos over te nemen(is men onbekend met Israelische oorlogspropaganda ?)
In de uitspraken van politici en in de berichtgeving gaat het uitsluitend over de aanval van HAMAS. Zoals zo vaak ontbreekt de context volledig.
De aanval van HAMAS komt niet uit de lucht vallen. De Palestijnen in Gaza staan bloot aan structureel Israelisch geweld– onder meer in de vorm van een al 17 jaar van kracht zijnde algehele blokkade. Daardoor is Gaza van de buitenwereld afgesneden geraakt. De leefomstandigheden zijn als gevolg van de blokkade inmiddels dramatisch verslechterd (‘voor mensen onleefbaar’ geworden, zoals jaren geleden al door de VN is gesteld).
De Palestijnen in Gaza hebben in die situatie twee keuzen: geheel in de ellende wegzakken en van de politieke agenda verdwijnen; of de aandacht van de wereld opnieuw op hun situatie vestigen door tot de aanval over te gaan.
Politici stellen dat ‘Israel het recht heeft om zich te verdedigen’. Maar het is Israel dat Palestijnen bezet houdt, niet omgekeerd; Israel knijpt Gaza af, niet omgekeerd. Toonaangevende mensenrechtenorganisaties hebben Israelische apartheid jegens de Palestijnen inmiddels gedegen gedocumenteerd.
Omdat alle politieke wegen afgesloten zijn om in de situatie verandering te brengen, hebben de Palestijnen in Gaza (en elders) het recht om zich – ook gewapenderhand – tegen hun onderdrukking te verzetten.
Nederlands Palestina Komitee – 7 oktober 2023
Maha Nassar
Op 13 september 1993 keek de wereld toe hoe de premier van Israel, Yitzhak Rabin, en de voorzitter van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO), Yasser Arafat, elkaar de hand schudden op het gazon van het Witte Huis.
Het was een verbluffend moment. De ‘befaamde’ handdruk tussen tegenstanders markeerde de start van het zogeheten Oslo-proces, een raamwerk voor gesprekken tussen Israelische en Palestijnse onderhandelaars, met bemiddeling van Amerikaanse diplomaten.
Het idee was dat de Palestijnen via onderhandelingen met een open einde en vertrouwenwekkende maatregelen uiteindelijk het heft in eigen handen zouden krijgen op de Westelijke Jordaanoever, inclusief in Oost-Jeruzalem, en in de Strook van Gaza – gebieden die Israel sinds de Juni-Oorlog van 1967 volkenrechtelijk illegaal bezet hield.
Na een overgangsperiode van vijf jaar, zo was de gedachte, zou er een Palestijnse staat naast Israel komen. Met zo’n twee staten-oplossing zou vrede tussen Israel en de Palestijnen bereikt kunnen worden.
Dertig jaar later is het duidelijk dat de Oslo-Akkoorden die uit het Oslo-proces zijn voortgevloeid noch vrede, noch een twee staten-oplossing hebben opgeleverd. In dit verband: alleen al dit jaar zijn er ruim 200 Palestijnen en rond 30 joodse Israeli’s door geweld om het leven gekomen. In Israel is de meest rechts-nationalistische regering in de geschiedenis van het land aan de macht, terwijl het Palestijnse leiderschap zwak en verdeeld is. Er is geen uitzicht op een spoedige hervatting van de onderhandelingen.
Hoe is deze grimmige realiteit ontstaan, nadat er in 1993 zulke hoge verwachtingen waren gewekt? Veel analisten wijzen op schendingen van de voorwaarden van de akkoorden door beide partijen. Anderen zeggen dat de schendingen ongecontroleerd konden doorgaan, omdat niemand ter verantwoording werd geroepen.
Zeker, er vallen genoeg verwijten te maken. Maar als specialist op het gebied van de Palestijnse geschiedenis is het voor mij duidelijk dat het zogenaamde vredesproces van Oslo is mislukt, omdat het raamwerk daarvan zèlf op drie belangrijke punten ernstige tekortkomingen vertoonde.
Ten eerste werd de machtsongelijkheid tussen de twee partijen genegeerd; ten tweede richtte het zich op het beëindigen van het geweld door militante Palestijnse groeperingen, terwijl gewelddaden gepleegd door de Staat Israel buiten beschouwing bleven; en ten derde werd als einddoel gestreefd naar ‘vrede’, in plaats van naar gerechtigheid.
Laten wij elk van deze punten eens nalopen.
negeren machtsongelijkheid
Al in 1988 had de PLO [in de Verklaring van Algiers] Israel impliciet erkend. Maar er was een formelere verklaring nodig, voordat Israel met besprekingen kon instemmen. In een briefwisseling schreef Arafat op 9 september 1993 aan Rabin: ‘De PLO erkent het recht van de Staat Israel om in vrede en veiligheid te bestaan.’
Door het bestaansrecht van Israel formeel te erkennen, gaf de PLO tegelijk haar eigen soevereine aanspraken op 78 procent van het historische grondgebied van de Palestijnen, dat nu onder Israel viel, op.
Op zijn beurt en in reactie daarop schreef Rabin aan Arafat dat Israel ”de PLO erkende als de vertegenwoordiger van het Palestijnse volk”. Let op: hij erkende niet het recht van de Palestijnen op een eigen staat te.
In de ‘Beginselverklaring’ die Arafat en Rabin op 13 september op het gazon vóór het Witte Huis ondertekenden, stond dat het doel van de besprekingen ‘uitvoering van de Resoluties 242 (uit 1967) en 338 (uit 1973) van de VN-Veiligheidsraad’ was. In deze resoluties wordt Israel opgeroepen om zich terug te trekken uit (de) gebieden die het in 1967 had veroverd en sindsdien bezet hield. Zij roepen echter niet expliciet op tot de oprichting van een Palestijnse staat.
Sinds 1967 heeft Israel bijna de helft van de Westelijke Jordaanoever onteigend voor exclusief gebruik door joodse kolonisten – een ernstige schending van de Vierde Conventie van Genève en daarmee van het internationaal recht. Verder onttrekt Israel stelselmatig water aan Palestijnse aquifers [waterhoudende bodemlagen] [] voor gebruik door de kolonisten, terwijl Palestijnen de toegang tot hun eigen water wordt ontzegd.
Als gevolg van deze en andere maatregelen is het leven voor de Palestijnen sinds ‘Oslo’ met het jaar niet verbeterd maar verslechterd. –. Naarmate de Palestijnen meer controle over hun grond, woonhuizen en hun natuurlijke hulpbronnen verloren, raakte het perspectief op een eigen staat steeds verder uit het zicht. Door aan te dringen op bilaterale onderhandelingen tussen een machtige staat en een staatloos volk – in plaats van onder auspiciën van de VN of een ander internationaal orgaan – negeerde het Oslo-kader de machtsongelijkheid tussen Israel en de Palestijnen. Amerikaanse bemiddelaars benadrukten daarbij steeds dat beide partijen compromissen moesten sluiten. Maar Israel beschikte over veel meer militaire, economische en diplomatieke macht dan de Palestijnen.
Door deze machtsongelijkheid te negeren, stelden de Oslo-Akkoorden Israel in staat om door te gaan met het ongestraft confisqueren van grond en andere natuurlijke hulpbronnen. Doordat Israel 60 procent van de Westelijke Jordaanoever onder controle heeft, is het vooruitzicht op een levensvatbare, onafhankelijke Palestijnse staat volledig ondermijnd.
geen eind aan staatsgeweld
In een vervolgovereenkomst uit 1994 staat: “Beide partijen nemen alle maatregelen die nodig zijn om tegen elkaar gerichte daden van terrorisme, misdaad en vijandelijkheden te voorkomen”.Daar werd nog aan toegevoegd dat “de Palestijnse kant alle maatregelen zal nemen die nodig zijn om dergelijke vijandige handelingen, gericht tegen de joodse nederzettingen, de infrastructuur die deze bedient en tegen Israelischemilitaire installaties, te voorkomen”.
Opeenvolgende Israelische regeringen hebben ‘vijandige handelingen’ daarbij ruim geïnterpreteerd. Als gevolg daarvan zijn zelfs Palestijnen die hun eigen grond op geweldloze wijze verdedigden, gearresteerd, gevangen gezet of door Israelische soldaten beschoten.
In de overeenkomst staat verder dat “de Israelische kant alle maatregelen zal nemen die nodig zijn om vijandige handelingen, die uitgaan van de [joodse] nederzettingen en gericht zijn tegen Palestijnen, te voorkomen”. Maar over Israelisch militair geweld tegen Palestijnse burgers wordt met geen woord gerept.
Om de overeenkomst binnen te halen, stemde het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) – formeel een autonoom orgaan dat de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever bestuurt – ermee in om het afhandelen van ‘veiligheidskwesties’ met het Israelische leger te coördineren. Het zou of Palestijnen arresteren die Israel verdenkt van het plegen van vijandelijkheden, of Israel toestaan de Palestijnse Gebieden binnen te gaan om er zelf Palestijnse verdachten te arresteren.
Deze coördinatie beschermt joodse Israeli’s [joodse kolonisten] tegen Palestijns geweld, maar omgekeerd Palestijnen niet tegen geweld van het Israelische leger. Daarbij heeft dat leger sinds het najaar van 2000 acht keer zoveel Palestijnen gedood als er joodse Israeli’s door Palestijnen zijn omgebracht. De helft van de Palestijnse slachtoffers was niet betrokken bij vijandelijkheden toen zij door Israelisch geweld omkwamen – aldus de Israelische mensenrechtenorganisatie B’Tselem.
Palestijnen worden ook nog onderworpen aan andere mensenrechtenschendingen door de Staat Israel. Zoals het slopen van woonhuizen, detentie zonder aanklacht of veroordeling door een rechtbank [administratieve detentie] en mishandeling bij checkpoints. Volgens Yesh Din, een andere Israelische mensenrechtenorganisatie, worden de meeste soldaten die beschuldigd zijn van het verwonden van Palestijnen, niet met consequenties van hun daden geconfronteerd.
vrede boven gerechtigheid
Dit soort structureel geweld en misbruik – gepleegd door de staat tegen gemarginaliseerde groepen – haalt zelden de westerse media. Een dergelijk gebrek informatie versterkt de mogelijkheden van Israel om het leven van Palestijnen te beheersen en ondermijnt de vooruitzichten op een vreedzame regeling.
Overigens vormt de exclusieve focus op het bereiken van een vredesregeling , volgens mij, een deel van het probleem. Amerikaanse en Israelische diplomaten definieerden ‘vrede’ slechts als de afwezigheid van gewapend geweld en stelden dit doel centraal. Daarbij stelden zij dat wanneer Palestijnen zich van gewelddaden onthielden, vrede op basis van een twee staten-oplossing kon worden bereikt. De berichtgeving die dit perspectief door de jaren heen in de reguliere Amerikaanse media vertolkte, heeft deze opvatting verder doen verankeren.
Maar een dergelijke opvatting van het begrip vrede heeft de behoefte van de Palestijnen aan gerechtigheid genegeerd. Op zijn minst zou gerechtigheid voor veel Palestijnen hebben betekend, dat er een eind komt aan de ‘veiligheidssamenwerking’ tussen de PNA en Israel en dat er een onafhankelijke, democratische Palestijnse staat wordt opgericht op de resterende 22 procent van het grondgebied van hun thuisland.
Door de machtsongelijkheden die in het Oslo-raamwerk waren verankerd en doordat de Amerikaanse bemiddelaars zich meer richtten op vrede – gemeten naar het aantal gewelddaden door Palestijnen in plaats van naar het geweld door de Staat Israel – mocht dit niet zo zijn.
‘Oslo’ = capitulatie
Een maand na de ‘befaamde’ handdruk beschreef de prominente Palestijnse wetenschapper Edward Said de Oslo-Akkoorden als ‘een instrument voor Palestijnse capitulatie’. Onlangs riep een groep vooraanstaande politicologen Amerikaanse beleidsmakers op om het Oslo-raamwerk en de twee staten-oplossing geheel los te laten. Zij roepen de Verenigde Staten op om ‘te pleiten voor gelijkheid, burgerschap en mensenrechten voor alle joden en Palestijnen die het door Israel gecontroleerde grondgebied bewonen [‘from the river to the sea’].
Het is, denk ik, een dringende oproep. De leefomstandigheden van de Palestijnen blijven verslechteren. Een groeiend aantal internationale mensenrechtenorganisaties en publieke figuren beschrijven de huidige realiteit in Israel-Palestina als een vorm van apartheid.
Sinds de handdruk van Arafat en Rabin zijn er 30 jaar verstreken. Het is tijd om onder ogen te zien dat het proces dat zij in gang hebben gezet inmiddels tot het verleden behoort.
bron: Informed Comment (Ann Arbor, Michigan), 14 september 2023
Maha Nassar is Universitair Hoofddocent aan de School voor Midden-Oosten- en Noord-Afrikastudies van de Universiteit van Arizona (Tucson
vertaling: Jochem van Oosten
Michael Sfard
In strijd met het internationaal recht is de regering van Benjamin Netanyahoe begonnen met een stilzwijgende bureaucratische manoeuvre: het overdragen van de controle over de bezette Palestijnse Gebieden van het militair naar burgerlijk bestuur.
Op 22 november 1967 debatteerde de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over een resolutie die de belangrijkste richtlijn van de internationale gemeenschap zou worden voor het Israelisch-Palestijns conflict sinds het Verdelingsplan voor Palestina van 1947. De discussie ging over de situatie ontstaan na de oorlog van 1967, waarin Israel zijn Arabische buren had verslagen en de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, veroverde op Jordanië, de Strook van Gaza en de Sinaï op Egypte en de Hoogte van Golan op Syrië.
In de Veiligheidsraad verklaarde de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken van Israel, Abba Eban: ‘Wij zullen de situatie die is vastgelegd in de staakt-het-vuren-overeenkomsten respecteren en volledig handhaven totdat vredesverdragen tussen Israel en de Arabische Staten een einde maken aan de oorlogstoestand.’ Dat was niet helemaal correct, want toen Eban zijn verklaring aflegde, had Israel zijn heerschappij over Oost-Jeruzalem al unilateraal gevestigd. En zou 15 jaar later hetzelfde doen door de Hoogte van Golan formeel te annexeren. In de afgelopen halve eeuw heeft de bouw en de uitbreiding van de joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever de Israelische controle vergroot en een militaire terugtrekking steeds onwaarschijnlijker gemaakt. (Israel gaf het Schiereiland Sinaï terug aan Egypte als onderdeel van een vredesverdrag in 1979).
Ondanks de vage diplomatieke woorden, zou de toespraak van Eban het officiële standpunt van Israel over de Westelijke Jordaanoever voor de komende 50 jaar bepalen: De uiteindelijke status van het bezette gebied zou de uitkomst zijn van politieke bemiddeling. Dat wil zeggen, tot een paar jaar geleden, tot het moment dat premier Netanyahoe openlijk begon aan te dringen op een beleid van unilaterale annexatie. Een recente bureaucratische manoeuvre binnen zijn nieuwe extreem-rechtse regering maakte de annexatie zo goed als officieel. In strijd met het internationaal recht is men begonnen veel bevoegdheden met betrekking tot het toezicht op de Westelijke Jordaanoever over te dragen van militaire aan burgerlijke functionarissen.
Vanaf het allereerste begin heeft Israel geprobeerd zijn eenzijdige bezetting van de Westelijke Jordaanoever te bestendigen. Terwijl opeenvolgende Israelische regeringen de wereld tientallen jaren lang voorhielden dat de toekomstige status van het bezette gebied zou worden opgelost door middel van onderhandelingen, vertelden de acties op de grond een heel ander verhaal.
Het internationaal recht beschouwt een bezettende staat als tijdelijk beheerder – en niet als een soeverein – van het gebied dat deze bezet houdt. Dit betekent dat het verplicht is om de situatie van vóór de bezetting zoveel mogelijk te behouden. Maar op de Westelijke Jordaanoever heeft Israel het tegenovergestelde gedaan – het heeft zich als overheerser gedragen door de grond en de natuurlijke hulpbronnen van het gebied in te zetten voor een gigantisch kolonisatieproject, voornamelijk in de vorm van joodse nederzettingen.
Sinds 1967 heeft Israel op de Westelijke Jordaanoever ruim 130 joodse nederzettingen gebouwd (en de bouw van ongeveer 140 joodse kolonistenposten gefaciliteerd). Op dit moment wonen er rond 700.000 joodse kolonisten in het gebied, waarvan ongeveer 230.000 in Oost-Jeruzalem, aldus Peace Now, een Israelische niet-gouvernementele organisatie waarvan ik juridisch adviseur ben. Joodse kolonisten, die volledige burgerlijke en politieke rechten hebben en naadloos zijn aangesloten op Israels infrastructuur en hulpbronnen, wonen naast miljoenen Palestijnen die onder Israelisch militair bewind staan en die geen enkele zeggenschap hebben over hoe zij worden bestuurd. Tal van vooraanstaande Israelische en internationale niet-gouvernementele organisaties hebben dit systeem van tweedeling vergeleken met apartheid (In 2020 schreef ik het eerste rapport van zo’n Israelische NGO – Yesh Din).
Het internationaal oorlogsrecht en de statuten van het Internationaal Strafhof (ICC) beschouwen het overbrengen van de burgerbevolking van een bezettende mogendheid naar bezet gebied als oorlogsmisdaad. Evenals het verbod op gedwongen overplaatsingen van de bezette bevolking binnen een gebied en deportaties buiten een gebied – de Russische president Vladimir Poetin is door het ICC voor het laatste aangeklaagd – is dit verbod bedoeld om ervoor te zorgen dat de bezettende mogendheid de situatie in het bezette gebied niet demografisch gaat wijzigen. Israel heeft dat duidelijk wel gedaan en drijft dit steeds verder op de spits door de nederzettingen te blijven uitbreiden.
Zowel in internationale betrekkingen als in het internationaal recht hecht men vooral belang aan woorden en verklaringen. Dus ondanks overvloedig, ondubbelzinnig bewijs dat Israel zijn soevereiniteit uitoefent op de Westelijke Jordaanoever, zonder een officiële verklaring van annexatie – en omdat het gebied officieel onder militair in plaats van civiel bevel staat – heeft de wereld de acties van Israel niet behandeld als een schending van één van de kernprincipes van het internationaal recht: het verbod op unilaterale annexatie van met geweld bezet grondgebied.
De kloof tussen de woorden en daden van Israel met betrekking tot de Westelijke Jordaanoever begon te veranderen in 2017, toen functionarissen in de toenmalige regering van Netanyahoe plannen begonnen te bespreken voor een unilaterale annexatie van het gebied. In december nam Netanyahoes regerende Likoed-partij een resolutie aan waarin haar Knesset-leden werd opgedragen om de volledige annexatie van de Westelijke Jordaanoever ‘na te streven’. Voor degenen die vóór de resolutie stemden, was het duidelijk dat het hier slechts om een intentieverklaring ging die niet onmiddellijk kon worden uitgevoerd vanwege internationale bezwaren.
Vervolgens, in aanloop naar de Israelische verkiezingen van 2019 en in het zicht van de ‘Deal of the Century’ van de toenmalige Amerikaanse president Donald Trump – die een gedeeltelijke Israelische annexatie van de Westelijke Jordaanoever behelsde – verklaarde Netanyahoe in interviews dat hij ‘geleidelijk’ de soevereiniteit van Israel over het bezette grondgebied zou uitbreiden. Netanyahoe zei dat hij ‘annexatie met instemming’ – toestemming van de Verenigde Staten – met de regering-Trump besproken had.
Netanyahoe heeft deze boodschap sindsdien verschillende malen herhaald. De nieuwe regering die hij vorig jaar vormde met rechtsextremistische kolonistenpartijen vermeldt in haar manifest ‘het exclusieve recht van het Joodse volk op het hele Land van Israel’ (Erez Israel). Het regeerakkoord tussen Likoed en de Religieuze Zionistische Partij van Bezalel Smotrich, minister van Financiën, is nog specifieker en stelt: ‘De premier zal werken aan de formulering en bevordering van beleid waarbij soevereiniteit wordt uitgeoefend over Judea en Samaria’ (kolonistentaal voor de Westelijke Jordaanoever).
Dit is de achtergrond van het recente besluit van de regering-Netanyahoe om de officiële bestuursstructuur van de Westelijke Jordaanoever te veranderen, door veel administratieve bevoegdheden over te dragen van militair naar burgerlijk gezag. Deze stappen zouden alle eventuele twijfels moeten wegnemen dat Israel bezig is de Westelijke Jordaanoever formeel te annexeren.
Eind februari ondertekende Smotrich – een uitgesproken homofoob en voorstander van Joodse superioriteit – een overeenkomst met minister van Defensie Yoav Gallant om een aantal bestuurlijke bevoegdheden op de Westelijke Jordaanoever van de militaire bevelhebber over te dragen aan Smotrich. (Naast minister van Financiën is Smotrich ook minister binnen het ministerie van Defensie). Deze overdracht stond in het regeerakkoord van diens Religieuze Zionistische Partij en Likoed.
Hoewel Smotrich niet de volledige portefeuille van de militaire commandant kreeg, veranderde de overdracht de structuur van het Israelische regime op de Westelijke Jordaanoever ingrijpend. Voor het eerst werden veel bestuurlijke bevoegdheden in het bezette gebied in handen van een burger gelegd. Smotrich werd feitelijk de gouverneur van de Westelijke Jordaanoever.
Volgens de overeenkomst gaat Smotrich – aangeduid als ‘minister binnen het Ministerie van Defensie’ – burgers benoemen op officiële posten in de militaire regering, zoals de nieuw gecreëerde functie van Plaatsvervangend Hoofd van de COGAT [Coordinator of Government Activities in the Territories], het militaire agentschap dat belast is met civiele zaken voor joodse kolonisten en joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Ook gaat hij de juridische adviseurs van deze ambtenaren benoemen.
Daarnaast is Smotrich als enige verantwoordelijk voor het ontwikkelen van een groot deel van het Israelische kolonisatiebeleid op de Westelijke Jordaanoever. Zaken als grondstoewijzing, planning en bouw in de meeste gebieden buiten Palestijnse steden en dorpen; wetshandhaving op illegale bouw door zowel Palestijnen als joodse Israeli’s; infrastructuur; watertoewijzing en nog veel meer, vallen nu allemaal onder Smotrichs bevoegdheid.
Sommige clausules in de overeenkomst verdoezelen de overdracht van bevoegdheden door de aangestelde Gouverneur te presenteren als ondergeschikt aan de minister van Defensie. Maar de minister van Defensie zal alleen in extreme gevallen een vetorecht hebben, zoals bij grootschalige sloopwerkzaamheden in Palestijnse Gebieden, en in ieder geven zullen deze beslissingen de militaire commandant omzeilen. Smotrich verzwijgt niet dat hij van plan is om de bevoegdheden van de Israelische regering uit te breiden naar de joodse nederzettingen door de COGAT volledig te ontmantelen. Hierdoor krijgen de Israelische autoriteiten directe jurisdictie over de Westelijke Jordaanoever.
In de overeenkomst staat ook dat de Gouverneur het duale rechtssysteem op de Westelijke Jordaanoever gaat uitbreiden door de Knesset-wetgeving verdergaand toe te passen op de joodse kolonisten, terwijl de Palestijnen onder de militaire wetgeving blijven vallen. Juridisch adviseurs zullen de opdracht krijgen om militaire orders op te stellen om de Israelische wetgeving officieel te kunnen toepassen op de kolonisten – een proces dat ‘kanaliseren’ wordt genoemd omdat de militaire wet de Knesset-wet naar bezet gebied kanaliseert.
Internationaal recht bepaalt dat een bezettende mogendheid – in dit geval Israel – de belangen van het bezette gebied moet behartigen gedurende de tijdelijke bezetting. Door administratieve bevoegdheden op de Westelijke Jordaanoever over te dragen van het leger aan een Israelische minister en het ambtenarenapparaat, doet Israel afstand van deze plicht, niet alleen in zijn daden – zoals het lang geleden deed – maar nu ook op papier. Israelische ambtenaren zijn immers verplicht en getraind om uitsluitend de Israelische belangen te behartigen.
Het stilzwijgen van de wereld ten aanzien van deze ontwikkelingen laat zien dat de uitzonderingspositie van Israel in de internationale arena bijzonder gevaarlijk is. De apathie van de Verenigde Staten en andere Westerse staten ten opzichte van Israels veranderende wettelijke regime op de Westelijke Jordaanoever heeft ernstige gevolgen voor de Palestijnen die onder bezetting leven. Maar deze grove fout van de internationale gemeenschap is niets nieuws. Het is een kenmerk –geen bug – van het systeem sinds de eerste dag van de Israelische bezetting.
Het stilzwijgen van het Westen ondermijnt ook zijn integriteit in de strijd tegen de Russische expansie in Oekraïne. Het verbod op unilaterale annexatie van een bezet gebied is een kernbeginsel van de regels die na de Tweede Wereldoorlog zijn opgesteld. Het niet ter verantwoording roepen van Israel ondermijnt niet alleen de geloofwaardigheid van het Westen, maar heeft ook een destabiliserend effect op het hele internationale systeem. Door Netanyahoe een vrijbrief te geven, geeft de internationale gemeenschap andere leiders met expansionistische neigingen – zoals Poetin – de gelegenheid om met geweld grondgebied te verwerven zonder dat dit consequenties heeft.
De moreel juiste weg naar legale annexatie is een officiële, publieke verklaring, zoals Poetin uitgaf toen hij in 2014 het schiereiland de Krim inlijfde. Maar annexatie hoeft niet per se gepaard te gaan met ceremonieel vertoon. Het kan ook gebeuren in saaie, raamloze kantoren en door schijnbaar saaie administratieve en bureaucratische handelingen.
Om de annexatie van Israel bloot te leggen, moet men uitzoomen. Dit doet de internationale gemeenschap niet en daarom wekt de grove schending van het internationaal recht door Israel niet de woede op die het zou moeten opwekken. De internationale discussie spitst zich toe op de formele versie van Poetins annexatie, die terecht werd beantwoord met berisping en sancties. De wereld weet niet hoe om te gaan met de tactiek van Netanyahoe.
Hoewel de overdracht van de portefeuille van het Israelische ministerie van Defensie aan Smotrich niet vergezeld ging van een uitdrukkelijke verklaring, komt deze feitelijk neer op annexatie van de Westelijke Jordaanoever. Bovendien is het een gevaarlijke stap in de richting van het verankeren van apartheid in het gebied.
bron: Foreign Policy (Washington, DC), 8 juni 2023
Michael Sfard is een Israelische advocaat gespecialiseerd in internationale mensenrechtenwetgeving en internationaal humanitair recht; hij is de auteur van The Wall and the Gate: Israel, Palestine, and the Legal Battle for Human Rights; New York: Metropolitan Books, 2018; 528 pp.
vertaling: Marijke Kruyt