- Al-Nakba – de etnische zuivering van Palestina in 1948 (pp. 4-5).
- De raciale logica achter de opdeling van Palestina (pp. 6-8).
- Historie, familie en persoon nauw verweven – memoires van sterke Palestijnse vrouwen (pp. 9-11).
- Man en paard noemen: Israel maakt zich schuldig aan ‘incrementele genocide’ jegens de Palestijnen (pp. 12-14).
- Huwara pogrom – de handhaving van apartheid op de Westelijke Jordaanoever (pp. 15-17).
- Het zijn niet alleen joodse kolonisten/Israel die verantwoordelijk zijn voor het pogrom in Huwara (pp. 18-21).
- Israel breidt macht uit om Palestijnen Israelisch staatsburgerschap en verblijfsstatus te ontnemen (pp. 22-25).
- Hoe Israels Hooggerechtshof sinds jaar en dag de rechten van Palestijnen met voeten treedt (pp. 26-27).
- Israels Hooggerechtshof is het Hof van etnische zuivering, kolonialisme en zionisme – en dat is nooit anders geweest (pp. 28-35).
- Hoe Israels Hooggerechtshof marteling van Palestijnse gevangenen mogelijk maakt (pp. 36-38).
- Waarom de Israelische oppositie niet wil praten over het werkelijke doel van de juridische hervormingen (pp. 39-41).
- Israel blaast de mythe van het ‘progressief-liberale’ zionisme op (pp. 42-45).
- Door de Israelische democratie te slopen, zou Netanyahoe de grootste bondgenoot van BDS kunnen worden (pp. 46-48).
- Het alternatief: het opbouwen van een bevrijdingsbeweging tegen een koloniaal regime – niet demonstreren om ‘Joodse democratie’ te verdedigen (p. 49).
- Gedicht van Marwan Makhoul: Armando (pp. 50-51).
Al-Nakba – de Catastrofe van 1948 rondom het ontstaan van de Staat Israel – met de systematische verdrijving door joodse strijdgroepen van rond 750.000 Palestijnen uit de nieuwgevormde staat – is behalve een historisch feit tevens het beginpunt gebleken van een voortgaand proces dat de Palestijnen aanduiden met de ‘ongoing Nakba’ – de catastrofe waar maar geen eind aan komt.
Israelische politici – van links tot rechts – zijn daarvoor in de afgelopen 75 verantwoordelijk geweest, waarbij de Israelische strijdkrachten, de diverse inlichtingendiensten en politionele eenheden het vuile werk hebben gedaan. De joods-Israelische publieke opinie verleende aan die praktijken haar overweldigende steun. De Westerse wereld – in hoge mate verantwoordelijk voor het creëren van dit laat-koloniaal conflict – keek weg en trad nimmer op tegen de stelmatige Israelische onderdrukking en onteigening van de Palestijnen, de kolonisatie van hun leefgebied en de agressie tegen hen en anderen – tot ver buiten de grenzen van de Staat Israel.
Door joodse Israeli’s en hun pleitbezorgers elders in de wereld is de Nakba – etnische zuivering avant la lettre, een grove schending van het internationaal recht, een oorlogsmisdaad – in het collectieve geheugen verdrongen, dan wel is en wordt deze ronduit ontkend.
Begin 2008 was er in het Tropenmuseum in Amsterdam een Nakba-tentoonstelling. Aan de kop van de tentoonstelling stond een paneel met daarop de volgende tekst (uit het hoofd geciteerd): ‘Vóór 1948 woonden er in Palestina rond 1 miljoen Palestijnen, na 1948 waren dat er nog ongeveer 250.000.’ Zomaar van de ene op de andere dag ? Een verklaring voor deze opmerkelijke demografische verschuiving werd de bezoeker niet gegeven (In het dagblad Trouw zei directeur Leo Schenk ‘In 2008 herdenken de Palestijnen dat zij zestig jaar geleden in grote meerderheid hun grondgebied moesten verlaten’ [sic; ‘moesten’ ?; zij zijn met geweld door joodse strijdgroepen verdreven !]. Schenk gaat verder: ‘Wij willen dit jaar de Palestijnen aan het woord laten’ [sic; nou, die hadden in dat geval zeker over dat geweld gesproken]. Wat bleek ? De belangrijkste sponsor van de tentoonstelling was het Ministerie van Buitenlandse Zaken en dit had vanuit die positie zijn invloed aangewend om te voorkomen dat in de tentoonstelling expliciet werd gesproken over de gewelddadige rol van joodse strijdgroepen in het drama van de Nakba. Kortom, dat heeft een historisch vertekend beeld opgeleverd.
Voor wie niet gelooft in een hiërarchie van leed: Nakba-ontkenning is, anders dan in het geval Holocaust-ontkenning, in het Westen niet strafbaar.
Wat het Ministerie van Buitenlandse Zaken betreft: wij herinneren ons dat de huidige minister Wopke Hoekstra zich in februari 2022 tegenover de Tweede Kamer distantieerde van de doorwrochte conclusie van Amnesty International, dat Israel zich schuldig maakt aan apartheid jegens de Palestijnen. Eerder waren toonaangevende Palestijnse, joods-Israelische en internationale mensenrechtenorganisaties al tot die conclusie gekomen.
De reden voor deze opstelling van Nederland is duidelijk: man en paard noemen inzake de Nakba en Israelische apartheid, zou implicaties (moeten) hebben voor opstelling van Den Haag ten opzichte van Tel Aviv. Het blijven vasthouden aan een zogenaamde twee staten-oplossing – in weerwil van uitvoerig gedocumenteerde feiten op de grond in de sinds 1967 bezette Palestijnse Gebieden – moet eveneens in dit licht worden gezien.
In dit nummer van Soemoed staan wij zowel stil bij wat er in en rond 1948 heeft gespeeld en wat zich vandaag voltrekt – in termen van de Nakba en de ‘ongoing Nakba’. Van Plan Dalet op basis waarvan de oorlogsmisdaad van etnische zuivering is gepleegd, tot de pogrom van joodse kolonisten in het stadje Huwara op de bezette Westelijke Jordaanoever. In dit verband beargumenteert Ilan Pappé in zijn bijdrage dat Israel zich schuldig maakt aan ‘incrementele genocide’ jegens de Palestijnen.
Verder willen wij voor eens en voor altijd afrekenen met het gunstige beeld dat in het Westen bestaat van Israels Hooggerechtshof. In diverse bijdragen wordt uiteengezet dat het Hof vanaf de oprichting van de Staat een instrument is geweest in de onderdrukking, onteigening en verdrijving van de Palestijnen. Ook de racistische, Joods-suprematistische Wet op de Joodse Natiestaat van 2018 is niet door het Hof geblokkeerd en ook beschermt het Palestijnen niet tegen geraffineerde methoden van marteling in Israelische gevangenissen. Er zijn veel meer voorbeelden te geven.
De aanval van de rechts-extremistische coalitieregering van Benjamin Netanyahoe op het rechtsstelsel – en in het bijzonder op de positie van het Hooggerechtshof – heeft de afgelopen maanden veel losgemaakt onder joodse Israeli’s die hun belangen als gevolg daarvan bedreigd zien. Inderdaad, het Hof dient eerst en vooral de belangen van joodse Israeli’s – niet die van de Palestijnen die dan ook niet aan de massale protestdemonstraties deelnemen. De lange aanloop van deze aanval wordt in de bijdrage van Michael Schaeffer Omer-Man uit de doeken gedaan.
Saree Makdisi betoogt dat Netanyahoe en de zijnen met de aanval op het Hof de mythe van het ‘progressief liberale’ zionisme opblaast, terwijl Daniël Boguslaw erop wijst dat de premier, al doende, wel eens de grootste bondgenoot van BDS kan worden. Het chantage-argument dat een oproep tot BDS blijk zou geven van ‘antisemitische drijfveren’, heeft daarbij een flinke knauw gekregen, nadat binnenlandse en buitenlandse partners uit protest tegen de aanval op het rechtsstelsel tot boycotmaatregelen tegen Israel hadden opgeroepen.
Voor het zionistische koloniale project in Palestina beginnen de problemen en de contradicties zich op te stapelen.
Ilan Pappé
Op een kille woensdagmiddag, op 10 maart 1948, legde een groepje van 11 man – ervaren zionistische leiders samen met jonge joodse officieren, onder leiding van David Ben-Goerion – de laatste hand aan een plan voor de etnische zuivering van Palestina.
Diezelfde avond nog werden militaire orders uitgegeven aan eenheden in het veld, om zich klaar te maken voor de systematische verdrijving van Palestijnen uit grote delen van het land. De orders waren voorzien van een gedetailleerde beschrijving van de te hanteren methoden om de bevolking met geweld te verdrijven: intimidatie op grote schaal, het belegeren en bombarderen van dorpen en bevolkingscentra, het in brandsteken van huizen, bezittingen en goederen, het verdrijven van bewoners, het verwoesten van huizen en, tenslotte, het leggen van mijnen in het puin om terugkeer van de verdreven bewoners te voorkomen. Elke eenheid kreeg zijn eigen lijst met dorpen en wijken om zich – in overeenstemming met het masterplan – op te richten.
Het plan met de codenaam D (Dalet in het Hebreeuws) was de vierde en definitieve versie van vagere plannen die het lot van de inheemse bevolking van Palestina zou gaan bepalen. In de drie eerdere plannen was slechts vagelijk aangegeven hoe de zionistische leiders van plan waren om te gaan met de aanwezigheid van zoveel Palestijnen in het land waarop de zionistische beweging haar oog had laten vallen. Plan Dalet, zoals gezegd de vierde en laatste blauwdruk, gaf het duidelijk en ondubbelzinnig aan: de Palestijnen moesten weg.
Het plan dat zowel de landelijke als de stedelijke gebieden van Palestina omvatte, was niet alleen het onvermijdelijke resultaat van de ideologische campagne van het zionisme voor een exclusief joodse aanwezigheid in Palestina. Het was tevens een antwoord op de ontwikkelingen op de grond, sinds het Britse besluit in februari 1947 om het Mandaat over het gebied te beëindigen en ‘de kwestie’ aan de Verenigde Naties over te dragen. Gevechten met lokale Palestijnse milities, vooral na de VN-Resolutie 181 van 29 november 1947 [de Verdelingsresolutie], verschaften zowel de perfecte context als ook het perfecte voorwendsel om de ideologische visie van een etnisch gezuiverd Palestina ten uitvoer te brengen.
Nadat het plan eenmaal in details was uitgewerkt, duurde het zes maanden alvorens de missie was volbracht. Toen alles voorbij was, was ruim de helft van de inheemse bevolking van Palestina – dat wil zeggen meer dan 750.000 mensen – op drift, 531 dorpen verwoest en 11 stadswijken van hun bewoners ontdaan. Het plan, dat op 10 maart 1948 was aangenomen, en vooral de systematische uitvoering ervan in de daarop volgende maanden, was een duidelijk voorbeeld van wat nu aangeduid wordt als een campagne van etnische zuivering.
de definitie van etnische zuivering
Etnische zuivering wordt vandaag de dag door het internationaal recht als een misdaad tegen de menselijkheid beschouwd. Degenen die deze bedrijven, dienen voor het gerecht te worden gedaagd. Een speciaal internationaal tribunaal is eerder in Den Haag ingesteld om degenen die worden beschuldigd van etnische zuivering in het voormalige Joegoslavië te vervolgen. Een soortgelijk hof werd in Arusha (Tanzania) opgezet om de zaak van Rwanda te behandelen. Toegegeven, de wortels van etnische zuivering zijn oud. Vanaf Bijbelse tijden tot op de dag van vandaag is deze bedreven, inclusief in de hoogtijdagen van het kolonialisme en in de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s en hun bondgenoten/handlangers.
Maar het waren vooral de gebeurtenissen in het voormalige Joegoslavië die aanleiding hebben gegeven om het concept te definiëren – gebeurtenissen die nog altijd gelden als het prototype van etnische zuivering. In haar speciale rapport over etnische zuivering in Kosovo, bijvoorbeeld, definieert het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken de term als ‘het systematisch en gedwongen verwijderen van leden van een etnische groep uit gemeenschappen, met het doel de etnische samenstelling van een gegeven regio te veranderen’. Het rapport documenteert vervolgens tal van gevallen met inbegrip van de ontvolking in 24 uur tijd van de West-Kosovaarse stad Pec, voorjaar 1999. Deze was slechts mogelijk geweest na een gedetailleerde planning, gevolgd door een systematische uitvoering.
In een eerder stadium was in een rapport van het Amerikaanse Congres ten behoeve van de Commissie Buitenlandse Zaken van de Senaat (augustus 1992), het ‘proces [beschreven] van het overbrengen van de bevolking, gericht op het verwijderen van de niet-Servische bevolking uit grote gebieden van Bosnië-Herzegovina’. Daarbij was opgemerkt dat de campagne ‘haar beoogde doel grotendeels had bereikt: een exclusief door Serven bewoonde regio, die tot stand was gebracht door het met geweld verdrijven van de moslim bevolkingsgroepen die daar de ruime meerderheid hadden gevormd’. Volgens dit rapport zijn de twee belangrijke elementen van etnische zuivering: ten eerste ‘de welbewuste inzet van artillerie en sluipschutters tegen de burgerbevolking van de grote steden’, en ten tweede: ‘de gedwongen verhuizing van burgerbevolkingen [gepaard gaande met] de systematische verwoesting van huizen, het plunderen van persoonlijke bezittingen, slaag, selectief en willekeurig doden, en massamoorden’.
Soortgelijke beschrijvingen kan men vinden in het rapport van april 1993 van de UN Council for Human Rights (UNCHR), dat is uitgebracht in vervolg op een resolutie van de VN-Veiligheidsraad van april 1993, die opnieuw ‘zijn veroordeling’ uitsprak ‘van alle schendingen van het internationaal humanitair recht, in het bijzonder de praktijk van etnische zuivering’. Het rapport laat zien hoe de wens van een staat om een op één etnische groep gerichte wet op te leggen aan een etnisch gemengd gebied, leidt tot verdrijving en geweld. Tevens wordt het zich daaruit ontvouwende proces van etnische zuivering beschreven, waarin mannen van vrouwen worden gescheiden en gevangen gezet, waar verzet leidt tot massamoord, waar dorpen worden opgeblazen en de nog resterende huizen vervolgens door een andere etnische groep worden betrokken.
Behalve de Verenigde Staten en de VN hebben ook academici het voormalige Joegoslavië als startpunt voor de bestudering van het fenomeen gebruikt. Zo publiceerde Drazen Petrovic een van de meest diepgravende studies van etnische zuivering (Ethnic Cleansing – An Attempt at Methodology, in: European Journal of International Law, Volume 5, Issue 3, 1994, pp. 342–359). Hij omschrijft dit als ‘een hecht gedefinieerd beleid van een bepaalde groep personen om systematisch een andere groep uit een gegeven gebied te verwijderen, op grond van zijn religieuze, etnische of nationale achtergrond’. Een dergelijk beleid gaat gepaard met geweld en is heel vaak verbonden met militaire operaties. Petrovic associeert etnische zuivering met nationalisme, de stichting van nieuwe natiestaten en met nationale strijd, waarbij hij op de nauwe relatie wijst tussen politici en het leger in het uitvoeren van misdaden: de politieke leiding delegeert de uitvoering van etnische zuivering aan het militaire niveau, en hoewel het geen systematische plannen verschaft, noch expliciete instructies geeft, bestaat er geen twijfel over het algehele doel.
Al-Nakba: beeld en realiteit
Deze beschrijving komt vrijwel exact overeen met wat er in 1948 in Palestina is gebeurd: Plan Dalet bevat een waarlijk repertoire aan zuiveringsmethoden, zoals beschreven in de verschillende rapporten over Joegoslavië en geeft de achtergrond voor de massamoorden die met de verdrijving gepaard zijn gegaan. Het schijnt mij toe dat, als wij nooit iets over de gebeurtenissen in het voormalige Joegoslavië in de jaren negentig hadden gehoord en wij alleen van de Palestijnse zaak op de hoogte waren, men het ons dan vergeven zou hebben wanneer wij gedacht hadden dat Al-Nakba – de Catastrofe van 1948 – tot in de laatste details tot bovenstaande beschrijvingen en definities had geïnspireerd.
Echter, als het gaat om de onteigening door Israel van de Palestijnen in 1948, dan gaapt er een diepe kloof tussen de realiteit en de voorstelling van zaken. Op zich is dit het meest verbijsterende van de zaak. Het valt nauwelijks te begrijpen hoe daden die in onze dagen zijn begaan en waarvan buitenlandse verslaggevers en VN-waarnemers getuige zijn geweest, systematisch konden worden ontkend, zelfs niet erkend als historische feiten, laat staan als een misdaad die men politiek en moreel onder ogen moet zien. Niettemin bestaat er geen twijfel over dat de etnische zuivering van 1948 – de meest ingrijpende gebeurtenis in de moderne geschiedenis van het land Palestina – vrijwel geheel uit het collectieve geheugen is weggedrukt en uit het geweten van de wereld is verdwenen.
uit: Journal of Palestine Studies (Washington, DC); Volume 36, Number 1 (Autumn 2006); pp. 6-20 (fragment)
Ilan Pappé is hoogleraar aan de Universiteit van Exeter (Groot-Brittannië) en de auteur van onder meer The Ethnic Cleansing of Palestine (Londen: Onewold Publications, 2007; 313 pp.) en (met Ramzy Baroud) eds., Our Vision for Liberation: Engaged Palestinian Leaders and Intellectuals Speak out (Atlanta: Clarity Press, 2022; 462 pp.)
vertaling: Koen Bos
Michael Schaeffer Omer-Man
Regeringsfunctionarissen hebben expliciet gezegd dat hun voorgenomen wijziging van het rechtsstelsel over annexatie gaan. Tegenstanders zullen dit niet toegeven omdat zij dezelfde visie hebben.
Zo’n tien jaar geleden voerde de huidige Israelische minister van Justitie Yariv Levin – toen al een rijzende ster in de Likoed-partij van Benjamin Netanyahoe – het woord op een conferentie van de Israelische Soevereiniteitsbeweging die pleit voor volledige annexatie van de bezette Palestijnse Gebieden.
Alvorens een vierstappenplan uiteen te zetten voor wat velen een ‘sluipende annexatie’ hebben genoemd, door de Israelische wet in kleinere, graduele tappen op de Westelijke Jordaanoever in te voeren, had Levin een waarschuwing voor zijn publiek van ideologen in petto.
‘Ik twijfel er niet aan dat wij binnen niet al te lange tijd de soevereiniteit over heel Eretz Israel [het Land Israel] kunnen uitbreiden’, hield hij de aanwezigen voor. ‘Het is belangrijk die visie voor ogen te blijven houden, omdat die soms botst met de tactieken en compromissen die nodig zijn. Wij moeten ons aan de visie houden, maar ons in de beslommeringen van alledag verstandig – ik zou soms haast zeggen: subtiel – gedragen, om zo uiteindelijk ons doel te bereiken.’
Een jaar later sprak Levin opnieuw op de conferentie. Afgezien van de verborgen en moeilijker te vermijden stappen die hij in zijn vorige optreden presenteerde, introduceerde de Likoed-politicus twee belangrijke voorwaarden voor volledige annexatie. De eerste, zo stelde hij, is een langzame en geduldige campagne om de manier te veranderen waarop het Israelische publiek, inclusief de annexatie-gerichte Israelische rechterzijde, denkt en praat over de Palestijnse kwestie na decennia waarin de Oslo-Akkoorden en de twee staten-oplossing het dominante discours waren.
De tweede noodzakelijke voorwaarde die hij besprak was een stuk radicaler: een volledige herziening van Israels juridische en gerechtelijke systemen. ‘Wij kunnen geen genoegen nemen met de huidige situatie, waarin het rechtsstelsel in handen is van een radicaal-linkse, post-zionistische minderheid die zichzelf achter gesloten deuren kiest en ons haar waarden dicteert – niet alleen over annexatie, maar ook over andere kwesties. Een verandering in het rechtsstelsel is van wezenlijk belang omdat die ons in staat zal stellen en het ons veel gemakkelijker zal maken, om tastbare stappen in de richting van uitbreiding van soevereiniteit te zetten.’
Velen aan de Israelische rechterzijde menen dat de rechterlijke macht – die overigens de tot stand koming en uitbreiding van joodse nederzettingen in de bezette Palestijnse Gebieden heeft ondersteund en mogelijk heeft gemaakt – vijandig staat tegenover de joodse kolonistenbeweging. De restricties die het Hof sporadisch heeft opgelegd – vooral afschaffing van een wet ter legalisering van joodse nederzettingen die zijn gebouwd op gestolen Palestijns privébezit – zien zij als grootste obstakel op weg naar de verwezenlijking van hun annexatiedroom, een combinatie van messiaanse en ideologische voorschriften.
Nu, tien jaar later, is Levin minister van Justitie en voert hij in versneld tempo een volledige herziening door van de juridische en gerechtelijke systemen van het land, wat velen in Israel als een poging tot staatsgreep zien. Er is dan ook een massale protestbeweging op gang gekomen, met wekelijks demonstraties, landelijke stakingen, dreigen met kapitaalvlucht en oproepen tot burgerlijke ongehoorzaamheid van de kant van spraakmakende figuren.
Ondanks het toenemende oproer is door de Knesset in eerste lezing de zegen gegeven aan een wetsvoorstel dat de regering meer controle zal geven over de gerechtelijke selectiecommissie, en het Hooggerechtshof zal beletten rechterlijke toetsing uit te oefenen op de Basiswetten van het land [Israels equivalent van een Grondwet].
Het voorstel vereist nog twee lezingen om in wet te worden omgezet. In een land met een constitutionele structuur waarin leiders ontelbare malen beslissen om geen beslissingen te nemen, is het een angstaanjagend vooruitzicht: een resolute extreem-rechtse regering die de macht consolideert en de enige institutionele rem op haar ambities ondermijnt. Daarom menen veel joodse Israeli’s dat zij verwikkeld zijn in een gevecht om de democratie en de vrijheden die zij driekwart eeuw hebben ervaren.
Daarbij dringt zich wel een cruciale vraag op: waarom is het onderliggende ideologische en beleidsmatige doel achter deze extreem-rechtse herziening van Israels gehele bestuurssysteem – lees: de eenzijdige annexatie van de bezette Palestijnse Gebieden – zo afwezig in het algemene discours en de verontwaardiging op straat ?
geen radicale agenda
Je hoeft geen tien jaar oude YouTube-video’s op te diepen om de fanatieke obsessie met annexatie van rechts in Israel te begrijpen. Nog maar een paar jaar geleden, in een regering die niet erg verschilde van de huidige, zei Netanyahoe dat hij niet meer dan een paar dagen verwijderd was van de officiële annexatie van grote delen van de bezette Westelijke Jordaanoever – een plan dat naar verluidt werd bevroren in ruil voor genormaliseerde diplomatieke betrekkingen met de Verenigde Arabische Emiraten, en later Bahrein, Marokko en Soedan.
Na die deceptie voor annexatiegericht-rechts richtte toenmalig Knesset-voorzitter Yariv Levin, samen met de huidige minister van Financiën Bezalel Smotrich, in 2020 de zogeheten Caucus for the Land of Israel op. Hij waarschuwde zijn ideologische medestanders dat hij als Knesset-voorzitter ‘waardig’ zou moeten spreken, maar stelde hen ook gerust: hij zou annexatie blijven stimuleren. ‘Soevereiniteit over het hele land Israel’, zei hij, ‘is het onvervreemdbare recht van het Joodse volk. Het is onze plicht, geen keuze, om hieraan te voldoen’.
Het is van belang Levins leiderschap in dit annexatiestreven onder de loep te nemen. Om twee redenen. De eerste is dat hij nu de juridische basis kan leggen voor uitvoering van de annexatie. De tweede is de idee, zowel in Israel als daarbuiten, dat de annexatieplannen van deze regering niet meer zijn dan de wens van extremistische kolonistenpolitici en partijen, die Netanyahoe nodig had om na vier verkiezingen met een onduidelijke uitkomst weer aan de macht te komen, na kortstondig in de oppositiebanken te hebben vertoefd.
In de Caucus for the Land of Israel die Levin mede-oprichtte om annexatiegerichte legalistische strategieën en allianties te bevorderen, is Likoed van begin af aan toonaangevend geweest. In de 23e Knesset, toen de caucus werd opgericht, vormden Likoed-parlementariërs 44 procent van de leden, ruim de helft van de gekozen vertegenwoordigers van de partij. Sindsdien, in de 24e Knesset die afgelopen november afliep, maakte 87 procent van de Likoed-Knesset-leden deel uit van de caucus, wat neerkomt op 57 procent van de caucus. Een paar jaar daarvoor stemde het Centraal Comité van Likoed voor annexatie.
Ondanks hun expliciete agenda worden in het bredere publieke discours de pogingen van Netanyahoe en Likoed om het regeringssysteem te veranderen anders opgevat. Deze zouden zijn ingegeven door megalomanie en corruptie. De premier, zo luidt het argument, staat momenteel terecht wegens corruptie, wat voor zijn traditionele partners reden was hem in de steek te laten. De enige manier waarop hij met zekerheid uit de gevangenis kan blijven, is door de controle over de rechterlijke macht over te nemen. Binnen dat verhaal wordt de revisie van de regering louter voorgesteld als een machtsgreep, zij het met verstrekkende gevolgen voor de Israelische economie, diplomatieke status, burgerrechten en een van de meest beladen breuklijnen van allemaal: religie en staat.
Alleen de kleinere, radicalere partijen in deze laatste regering-Netanyahoe, die worden geleid door Itamar Ben-Gvir en Bezalel Smotrich, zou het volgens de goegemeente te doen zijn om annexatie, ongebreidelde uitbreiding van de joodse nederzettingen en verdrijving van zoveel mogelijk Palestijnen. Voor het merendeel van de oppositie zijn zij in het beste geval opportunisten die dit moment aangrijpen waarin hun messiaanse fantasieën samenkomen met de persoonlijke belangen van Netanyahoe. Al was het maar omdat zonder hen de regering-Netanyahoe zou instorten.
Zodoende wordt de strijd om de Israelische democratie afgeschilderd als soortgelijk aan het verval tot autoritarisme waarvan we de afgelopen tien jaar in Hongarije en Polen getuige zijn geweest. Stop de ‘Orbanisatie’ van Israel is daarom een soort strijdkreet van de oppositie geworden.
een allesoverheersend kolonistenethos
De reden voor deze dissonantie tussen het verhaal van de oppositie en de echte agenda van Likoed is tweeledig. Ten eerste omdat het deels waar is: Netanyahoe heeft deze coalitiepartners inderdaad nodig voor zijn eigen politieke overleving en persoonlijke vrijheid. De tweede reden is dat de Israelische oppositie en Netanyahoe dezelfde ideologie delen, het zionisme, waarvan de basis het geloof is dat God het Land Israel aan het Joodse volk heeft gegeven, dat joden het recht hebben om alle delen van dat land te koloniseren en dat het voortbestaan van het Joodse volk afhankelijk is van de fysieke en politieke manifestatie van die leer.
Deze visie is alleen op de proef gesteld door het mislukte Oslo-proces, dat een deling van het land en beperkte Palestijnse autonomie beoogde, al heeft het nooit de fundamentele zionistische overtuiging betwist dat het Land Israel in zijn geheel aan het Joodse volk toebehoort. De Israelische leiders Yitzhak Rabin en Ariel Sharon verschilden van mening over strategische compromissen, niet over ideologie. Zij en hun aanhangers zagen het opgeven van volledige implementatie van de zionistische aanspraken – het ‘maximalistische’ of ‘expansionistische’ zionisme – nooit als de ontkenning ervan.
Die hoeksteen van het zionisme is de reden dat Yitzhak Rabin, Ariel Sharon, Ehoed Barak, Shimon Peres, Ehoed Olmert, Tzipi Livni en elke Israelische politicus van statuur die territoriale concessies heeft voorgesteld of getracht heeft te doen, in de verste verte niet heeft overwogen om alle joodse nederzettingen buiten de Groene Lijn op te geven. Nu, tien jaar na de zoveelste fase in ‘het vredesproces’, is in Israel zelfs de steun voor een beperkte territoriale concessie vrijwel verdampt.
Historisch accuraat of niet, het Israelisch-linkse idee van land in ruil voor vrede is in diskrediet gebracht als bewezen mislukking door de meeste joodse Israeli’s. Zelfs die paar politieke partijen die nog steeds een twee staten-oplossing steunen – al was het maar in theorie – hebben zich in werkelijkheid al lang geleden neergelegd bij de zinloosheid van dit streven. Uit een recente peiling bleek dat de joods-Israelische steun voor een permanent apartheidsregime, waarin Israel het hele gebied tussen de rivier de Jordaan en de Middellandse Zee controleert maar Palestijnen geen gelijke rechten toekent, de afgelopen twee jaar is verdubbeld – van 15 naar 29 procent. Het aantal joodse Israeli’s dat twee staten steunt is in dezelfde periode gedaald van 43 naar 34 procent.
Nog belastender is het dat een aanzienlijke dwarsdoorsnede van degenen die protesteren tegen het plan-Netanyahoe/Levin/Smotrich/Ben-Gvir – en daarbij waarschuwen voor straatgeweld – helemaal niet tegen de onderliggende ideologische principes en beleidsdoelen zijn die door dit plan moeten worden verwezenlijkt.
Sommige joodse Israeli’s hebben een persoonlijke reden voor hun verzet: zij verafschuwen het idee dat iemand die terechtstaat wegens corruptie hun land leidt. Anderen, zoals Avigdor Lieberman en veel seculiere joodse Israeli’s die niets moeten hebben van religieuze dwingelandij, keuren Netanyahoes alliantie met religieus-joodse partijen af. Voor hen die zich meer verbonden voelen met centrumlinks, gaat het om de aantasting van de zogeheten Joodse democratie en het quasi-liberalisme. Veel economen en zakelijke elites zijn simpelweg doodsbang voor de voorspelde schade aan de Israelische economie door afkalving van de rechtsstaat en een onafhankelijke rechterlijke macht.
het probleem met ‘Israelische democratie’
Aangezien deze verschillen niet ideologisch zijn, geeft bijna niemand zich rekenschap van de dissonantie tussen hun opvatting van Israelische democratie die zij proberen te redden, en het intrinsiek ondemocratische en onliberale apartheidsregime waarop de ‘Joodse soevereiniteit’ altijd gebaseerd is geweest.
Het Israelische politieke centrum en een groot deel van Israelisch-rechts zijn tegen annexatie van de Westelijke Jordaanoever op korte termijn. Zij menen dat de status quo van een ‘tijdelijke’ militaire bezetting van meer dan 55 jaar onder de huidige omstandigheden in strategisch opzicht verstandiger is. Het formeel uitwissen van het onderscheid tussen de bezette Palestijnse Gebieden en het erkende grondgebied van de Staat Israel zelf zou het volgens hen te moeilijk maken om de wereld ervan te overtuigen dat Israel geen apartheidsregime is, waarin de helft van de bevolking – Palestijnen – elementaire democratische, burgerrechten en mensenrechten worden ontzegd.
Die dissonantie blijkt uit het ontbreken van een alternatieve visie bij de oppositie tegen het plan van Netanyahoe. Niemand stelt voor dat Israel een grondwet aanneemt met formele garanties van gelijkheid, burgerrechten, democratie of duidelijkheid over zaken betreffende religie en staat. Niemand is bereid om de expansionistische aspiraties van Levin, Smotrich en Ben-Gvir aan de kaak te stellen, omdat die aspiraties en het geloof dat het Land van Israel aan het Joodse volk toebehoort, ingebakken zitten in het zionistische ethos. Zij zijn niet in staat onder ogen te zien wat een Israelische democratie eigenlijk voorstelt als deze ondemocratisch over miljoenen Palestijnen blijft regeren zonder hun gelijke rechten te verlenen.
Deze discrepantie zou Israel volgens sommigen in een burgeroorlog kunnen storten en daarom gaat het hier niet om concurrerende nationale visies. Het gaat erom dat de ene groep niet langer tevreden is met wachten op de ‘juiste voorwaarden’ om de zionistische droom van Joodse soevereiniteit over het Land Israel in zijn geheel te vervullen, terwijl de andere groep liever vasthoudt aan de politieke traditie om tijd te winnen – door te besluiten om geen beslissingen te nemen.
Voor Netanyahoe, Levin, Smotrich en Ben-Gvir is dat het allemaal waard. De gevolgen van een formalisering van apartheid, een apartheid die de notie van Israelische democratie ondermijnt – en het verlies van sommige van de privileges en het inkomen die dat label hen biedt: zij zijn het waard. Bovendien is het nog afwachten of de internationale gemeenschap Israel er echt op zal afrekenen.
Voor de oppositie zou het presenteren van een werkelijke alternatieve visie een mate van zelfonderzoek en bevraging van kernovertuigingen vergen, die niemand vrijwillig kan opbrengen.
bron: +972 Magazine (Tel Aviv), 21 februari 2023
Michael Schaeffer Omer-Man is directeur onderzoek inzake Israel/Palestina bij DAWN (Democracy for the Arab World Now), een denktank in Washington D.C.
vertaling: Carl Stellweg
Campaign for One Democratic State
Sinds Israels minister van Justitie, Yariv Levin, ingrijpende ‘hervormingen’ in Israels rechtssysteem aankondigde – bedoeld om de bevoegdheid van het Hooggerechtshof om wetten ongrondwettig te verklaren, teniet te doen en om de rechterlijke macht in te pakken met politieke benoemingen – debatteert een regime dat gebaseerd is op Joods kolonialisme, apartheid en Joodse suprematie over Palestijnen, over de vraag hoe het zich als ‘een democratie’ kan handhaven. Want er is een protestbeweging opgekomen die in kracht groeit en oproept tot burgerlijke ongehoorzaamheid – inclusief ‘militante’ oproepen tot verzet van voormalige hoge politieke, veiligheids- en militaire functionarissen.
Niemand kan voorspellen hoe deze confrontatie afloopt. Wel is duidelijk dat het hier om een intern-zionistisch geschil gaat. Want de protesten verwijzen nimmer naar de keerzijde van de Israelische ‘democratie’: de uitsluiting van Arabische [Palestijnse] burgers, die wat de leiders van ‘de oppositie’ betreft niet welkom zijn bij de protesten en niet eens als een legitiem onderdeel van het politieke bestel worden beschouwd. Integendeel. De leiders van de oppositie menen dat in het oog springende deelname van Palestijnen aan de demonstraties hun strijd tegen de regering alleen maar kan schaden, omdat deze de regerende coalitie van Netanyahoe, Ben-Gvir en Smotrich een voorwendsel geeft om de protesten als ‘anti-zionistisch’ verdacht te maken. En, overbodig om te vermelden, dat degenen die nu strijden voor ‘het behoud van de democratie’ – zionistische ‘liberalen’ – zelf nimmer de pretentie hebben gehad om de nationale en democratische rechten van de Palestijnen te erkennen, die leven onder een wreed regime van koloniale apartheid in de sinds 1967 Bezette Palestijnse Gebieden, in vluchtelingenkampen en/of in ballingschap.
Ongeacht of de coalitie en de oppositie in Israel een akkoord weten te bereiken dan wel dat de breuken die binnen de staat en de kolonistenmaatschappij aan het daglicht zijn getreden, niet gerepareerd zullen worden, zet het Palestijnse volk zijn eigen strijd voort en houdt daarbij zijn legendarische standvastigheid in stand. Gegeven de politieke realiteit is er binnen de Palestijnse politieke elite in Palestina’48 [Israel] een debat ontstaan over de vraag wat de beste manier is om op de ontwikkelingen te reageren. Leiders van enkele Arabische [Palestijnse] politieke partijen en een handvol activisten roepen op tot deelname aan de demonstraties van de [liberaal] zionistische oppositie. De overgrote meerderheid van ons onthoudt zich echter van deelname – bewust als men zich is van de morele tegenstrijdigheid en de politieke schade die een dergelijke deelname met zich meebrengen.
Een klassenstrijd nemen wij hier niet waar. Het koloniale project en de privileges die het aan de kolonistenmaatschappij verschaft, staan ontwikkeling van een klassenbewustzijn in de weg. Evenmin gaat het hier om een strijd om oplossingen die nodig zijn om een eind te maken aan de misdaden van bezetting, kolonialisme en apartheid, noch om een eind te maken aan het lijden van het Palestijnse volk. Wij zijn eerder getuige van een strijd over wie het apartheidssysteem vormgeeft en controleert – met als doel Joodse suprematie en koloniale overheersing in stand te houden. Voor de Palestijnen maakt het weinig uit wie het rechtssysteem controleert. Of het nu liberale of conservatieve zionisten zijn, de Israelische rechtbanken – van de laagste tot de hoogste – zullen doorgaan met het legitimeren en het voortduren van de misdaad van verdrijving, van moordpartijen en etnische zuivering, die alle essentieel zijn voor het behoud van de controle van het Israelische staatsapparaat over de Palestijnse meerderheid, woonachtig in het gebied dat zich uitstrekt van de rivier [de Jordaan] tot aan de [Middellandse] zee.
Om al deze redenen weigeren Palestijnse staatsburgers van Israel deel te nemen aan demonstraties die bescherming van ‘Joodse democratie’ tot inzet hebben. Palestijnen en joden die zich verzetten tegen apartheid en kolonisatie moeten daar tegenover zelf verder werken aan de opbouw van een verenigde verzetsbeweging. Zij mogen zich niet laten afleiden door ‘protesten’ die een nep-democratie slechts legitimeren en in feite haar repressieve systeem van kolonisatie en controle versterken. Een echte bevrijdingsbeweging vereist een verzetsstrategie voor de lange termijn, een nationale en humane bevrijdingsvisie. Zij moet degenen die in Palestina wonen en degenen die door de zionistische beweging verdreven zijn, zien te verenigen. De beweging moet een duidelijk alternatief bieden: het tot stand brengen van één democratische staat in heel historisch Palestina, op de ruïnes van het apartheidsregime en zijn criminele vertakkingen.
Dit is het werkelijke alternatief – niet deelname aan een protestbeweging die slechts tot inzet heeft om een racistisch koloniaal regime in stand te houden. Het is een realistisch alternatief waarvan de verwezenlijking wel een lange, harde strijd vergt. Het leidt ons in de juiste politieke richting, in tegenstelling tot protesten die slechts cosmetische verbeteringen bieden van een onrechtvaardig en gewelddadig systeem van onderdrukking. Het doel kan alleen worden bereikt door een Palestijnse nationale, democratische beweging die in het proces van opbouw haar bevrijdende, humane visie heeft hervonden en heeft gemobiliseerd rond een politiek programma – in onze visie dat van één democratische staat in heel historisch Palestina. Het vereist een combinatie van interne volksstrijd en externe strijd, in de vorm van de boycotcampagne [BDS], en gesterkt door internationale solidariteit.
Palestina’48, 21 februari 2023
bron: Mondoweiss (Verenigde Staten), 26 februari 2023
vertaling: Jochem van Oosten