januari-februari 2016 | nr 1

Inhoud | jaargang 44, nummer 1 |
  • Afscheid van een bescheiden Prinzipienreiter – Kees Wagtendonk (pp. 4-60).
  • Syrië – catastrofe voor Syriërs en Palestijnen in een door oorlog verwoest land (pp. 7-8).
  • Het Israelische leger rekruteert op sektarische basis (pp. 9-10).
  • Israelische deelnemers aan ‘Horizon 2020’ (pp. 11-12).
  • ECCP – Brief aan EU-beleidsmakers inzake naleving volkenrechtelijke verplichtingen bij handel met joodse nederzettingen (pp. 13-15).
  • Palestijnen steeds armer – voor het derde jaar op rij (p. 15).
  • De ene film over Palestijnen is de andere niet … (p. 16).
  • Israels Hooggerechtshof haalt streep door ‘Israelische nationaliteit’ (pp. 17-19).
  • Hoe Israel het Arabisch uit de leefomgeving wil doen verdwijnen (pp. 20-22).
  • Geheim anti-BDS-overleg in de Verenigde Staten – een journalist klapt uit de school (pp. 23-24).
  • Verontrustende implicaties anti-BDS-brief Hillary Clinton (pp. 25-26).
  • Brief Hillary Clinton aan Haim Saban (pp. 27-28).
  • Wat valt er inzake Israel/Palestina van Hillary Clinton te verwachten? (pp. 29-33).
  • De Clintons: grijpen, graaien (p. 33).
  • Hoe zou de Midden-Oosten-politiek van president Bernie Sanders eruit zien? (p. 34).
  • Het project Palestijnse Staat roept steeds meer vragen op (pp. 35-39).
Redactioneel
Syrië, Palestina & Hillary

Vrijwel dagelijks worden wij via de media geconfronteerd met zeer deprimerende beelden en informatie over het drama dat zich al vijf jaar in Syrië voltrekt: de grote aantallen doden en gewonden, de verwoesting van hele stadswijken en de niet-aflatende stroom vluchtelingen – binnenslands, in de regio en in Europa.

Palestijnse vluchtelingen in Syrië hebben hun aandeel in de ellende volop gehad. Een groot aantal van hen heeft zich gedwongen gezien naar elders te vluchten en is veelal buiten Syrië – in Libanon, Jordanië, Turkije – of buiten de regio terecht gekomen – van Scandinavië tot Australië (waaronder ook in Nederland en België).

In het laatste geval zijn Palestijnse vluchtelingen letterlijk en figuurlijk nog verder van huis geraakt. De hechte Palestijnse vluchtelingengemeenschap in Syrië is uiteengeslagen. Families zijn uiteengerukt en over de wereld verspreid geraakt. Palestijnen spreken van de Tweede Nakba (Arabisch voor Catastrofe; de eerste voltrok zich in 1948, rondom het ontstaan van de Staat Israel).

Uitzicht op een uitweg uit het drama in Syrië is er vooralsnog niet. Te vrezen valt dat daarvan pas sprake zal zijn wanneer de strijdende partijen – het Assadregime (de eerst verantwoordelijke voor het uitbreken van de burgeroorlog) tegenover zijn binnenlandse tegenstanders, plus de strijdgroepen die zich als handlangers van regimes in de regio in de strijd hebben gemengd – de fase van uitputting hebben bereikt en de eveneens volop betrokken Verenigde Staten en Rusland hun regionale cliënten en bondgenoten tot een politiek vergelijk kunnen dwingen en samen strijdgroepen van salafistische jihadi’s aan te pakken.

Dramatische ontwikkelingen in Syrië hebben het nieuws over ontwikkelingen in Palestina sterk naar de achtergrond gedrukt. De aankondiging door de regering van Israel dat er een reeks nieuwe bouwprojecten binnen en buiten de joodse nederzettingen in gang zal worden gezet, haalt de media nauwelijks nog. Die plannen lijken zich uit te strekken tot het bebouwen van de strook land (E1; zie daarover Soemoed van mei-augustus 2015), die geannexeerd Oost-Jeruzalem verbindt met de grote joodse nederzetting Ma’aleh Adumim en zo de Westelijke Jordaanoever in tweeën deelt. De zoveelste oorlogsverklaring aan de Palestijnen – en tot nu toe een rode lijn voor ‘de internationale gemeenschap’.

Met enige regelmaat vallen er doden onder Palestijnen, die sinds begin oktober in verhevigde mate tegen de zich alsmaar verdiepende kolonisatie en tegen de bezetting opnieuw in opstand komen. Vrijwel zonder uitzondering worden zij bij aanvallen op joodse Israeli’s door politieagenten, soldaten of anderen standrechtelijk geëxecuteerd – in scherp contrast met het lot van de orthodoxe jood die eind juli in Jeruzalem de Gay Pride Parade met een mes aanviel, daarbij enkele demonstranten verwondde, maar die door Israelische politieagenten werd overmeesterd. Volgens de laatste cijfers zijn er sinds de opleving van de protesten 172 Palestijnen en 26 joodse Israeli’s gedood. Steun van buitenaf krijgen de Palestijnen niet. Palestijns geweld wordt door Israel gebruikt om de onderdrukking, bezetting en kolonisatie – lees: structureel geweld – naar ‘de internationale gemeenschap’ te rechtvaardigen.

Steun uit Washington hebben de Palestijnen sinds jaar en dag moeten ontberen en het ziet ernaar uit dat dit onder Hillary Clinton als mogelijke nieuwe president van de Verenigde Staten zo zal blijven. Haar nauwe banden met de meest militante, joods-zionistische, pro-Israel lobbyisten als Haim Saban (zie daarover enkele bijdragen in dit nummer van Soemoed) doen in dit verband het ergste vermoeden. Zij heeft zich inmiddels aangesloten bij het anti-BDS-kamp in Washington, dat een frontale aanval op de gestaag groeiende BDS-beweging heeft ingezet.

In Washington – evenals in de diverse Europese regeringscentra – is het nog altijd niet doorgedrongen, dat de diepe crisis die de Arabische Wereld teistert, aangepakt moet worden door langslepende kwesties zoals die spelen rond Israel-Palestina, Koerdistan en Iran op te lossen. In ons tijdsgewricht blijken salafistische jihadi’s de grote aanjagers van bovengenoemde conflicten te zijn – met geweld in woord en daad tegen shi’ieten, Koerden, yazidi, christenen, joden enzovoort. Het heeft onder meer shi’itisch extremisme uitgelokt, waarin eveneens een groot gevaar schuilt. Om die reden moeten salafistische jihadi’s bestreden worden – in Syrië en Irak, maar ook in Saoedi-Arabië en elders.

Tegelijk moet het beleid erop gericht zijn het welzijn en de rechten van de inwoners van de regio en van diverse bevolkingsgroepen te waarborgen. Dat betekent dat er geen plaats meer is voor repressieve regimes als in Syrië en elders, die veelal door de Verenigde Staten – en in het geval van Syrië door Rusland – worden gesteund. Om mensen een perspectief op een betere toekomst te bieden, moet er voorts een omvangrijk economisch wederopbouwprogramma in de regio opgestart worden.

Op de korte termijn schuilt de beste bestrijding van de strijdgroepen van (soennitische) salafistische jihadi’s in het bieden van perspectieven aan soennitisch Arabische bevolkingsgroepen in Syrië en Irak, die door een samenspel van factoren in de armen van salafistische jihadi’s gedreven zijn of door hen in bedwang worden gehouden. Het verleden heeft geleerd, dat zonder hun steun strijdgroepen van salafistische jihadi’s niet uitgeschakeld kunnen worden.

Syrië – catastrofe voor Syriërs en Palestijnen in een door oorlog verwoest land

Maureen Clare Murphy

De VN-Veiligheidsraad heeft zijn gewicht geplaatst achter een politiek proces, dat erop gericht is om aan de catastrofale oorlog in Syrië een eind te maken. Voor miljoenen inwoners blijft de situatie vooralsnog precair.

Onder de getroffenen bevinden zich naar schatting 450.000 Palestijnse vluchtelingen, die in Syrië zijn gebleven. Daar hebben zij bijna vijf jaar van geweld doorstaan, dat volgens de VN inmiddels een kwart miljoen mensen het leven heeft gekost.

Afgelopen week was het drie jaar geleden dat opstandelingen Yarmouk – het grootste Palestijnse vluchtelingenkamp in Syrië, dat aan Damascus grenst en waar ook veel Syriërs wonen – binnentrokken en de centrale moskee door de Syrische luchtmacht werd beschoten.

Sindsdien is het kamp verstoken gebleven van elektriciteit en water, in juli 2013 gevolgd door een complete belegering door regeringstroepen, gesteund door met het Assad-regime sympathiserende strijdgroepen.

Tienduizenden bewoners die niet hebben kunnen wegkomen, zitten sedertdien in het kamp vast. In de winter van 2014-2015 zijn tientallen van hen de hongerdood gestorven of bij gevechten en beschietingen omgekomen.

In april 2015 slaagden strijders van de Islamitische Staat erin het kamp binnen te dringen. Verscheidene gewapende groeperingen blijven – over de rug van de burgerbevolking heen – in het kamp strijden om de controle over deze zuidelijke toegangspoort tot de hoofdstad.

vluchtelingen opnieuw ontheemd

Yarmouk is niet het enige Palestijnse vluchtelingenkamp dat door de verwoestende oorlog is getroffen.

Ein al-Tal, Dera’a, Husseiniyeh, Sbeineh en Khan Eshieh ‘hebben alle te lijden gehad van zware beschietingen, verwoestingen en massale vlucht van hun bewoners’, zo staat te lezen in een paper van de Palestijnse denktank Al-Shabaka.

Sinds juni 2015 hebben regeringstroepen Khan Eshieh van het naburige Damascus afgesneden.

De Jafra Foundation for Relief and Youth Development – een Palestijnse NGO – stelde afgelopen week, dat ‘sinds 2011 ruim 250.000 Palestijnse vluchtelingen zich gedwongen hebben gezien hun kampen te verlaten’.

Rond 100.000 Palestijnen zijn terecht gekomen in gebieden waar een beperkte toegang tot humanitaire hulp is, aldus de groep.

De VN verklaarde deze week dat 4,5 miljoen mensen in delen van Syrië wonen, die door humanitaire hulporganisaties moeilijk bereikt kunnen worden. Rond 400.000 mensen zitten vast in belegerde gebieden, waaronder een aantal Palestijnse kampen.

In de periode september-november 2015 was de VN in staat om zich toegang te verschaffen tot ‘slechts 32 procent van de moeilijk bereikbare locaties’. Als gevolg daarvan ontvangt ‘slechts 1 procent van de belegerde bevolking voedselhulp en minder dan 1 procent heeft toegang tot gezondheidszorg’.

De VN-Veiligheidsraad verklaarde op 22 december 2015 dat bijna 14 miljoen mensen in Syrië dringend humanitaire hulp nodig hebben en riep alle partijen – met name de overheid – op om de beperkingen inzake het verkrijgen van toegang tot hulp onmiddellijk op te heffen en de aanvoer van vitale goederen toe te staan.

miljoenen vluchtelingen

Sinds maart 2011 zijn naar schatting 4,2 miljoen inwoners van Syrië – op een totaal van rond 18 miljoen – het land ontvlucht, de meesten van hen vrouwen en kinderen, aldus de VN. Nog eens 6,5 miljoen mensen zijn binnenslands ontheemd geraakt – dat wil zeggen bijna de helft van het resterende deel van de bevolking.

De meeste vluchtelingen zijn in de buurlanden Libanon, Jordanië en Turkije terecht gekomen. Negen van de tien Syriërs in Libanon en Jordanië leeft daar onder de armoedegrens.

‘Omdat zij geen werkvergunning krijgen, verkeren de vluchtelingen in een economisch kwetsbare positie. Zij zijn afhankelijk van schaarse humanitaire hulp en zijn gedwongen om zich in de schulden te steken om hun gezinnen te kunnen voeden,’ zo verklaarde António Guterres, de Hoge Commissaris van de VN voor de Vluchtelingen, op 21 december in de Veiligheidsraad. ‘Slechts de helft van alle vluchtelingenkinderen gaat naar school,’ aldus Guterres.

Als gevolg van de oorlog heeft Syrië te maken gekregen met een enorme braindrain. Een onderzoek van de UNHCR onder 1200 vluchtelingen in Griekenland wees uit, dat bijna de helft van hen universitair is geschoold.

Van de bijna 1 miljoen vluchtelingen die in 2015 per boot Europa wisten te bereiken, was ruim de helft Syriër, aldus Guterres. Zij hadden geluk, want volgens de International Organisation for Migration (IOM) zijn in datzelfde jaar bij de riskante overtocht ongeveer 3700 in de Middellandse Zee mensen verdronken.

Volgens Al-Shabaka kampen Palestijnen die de oorlog in Syrië zijn ontvlucht met specifieke problemen, zoals een non-entry-beleid in Jordanië, grote beperkingen bij toegang tot en verblijf in Libanon en een onduidelijke juridische status in Turkije.

Als gevolg van dergelijke belemmeringen zagen veel Palestijnen zich gedwongen om clandestien naar Europa door te reizen. Ondanks alle onzekerheden en alle gevaren die zij daarbij lopen, hebben velen al hun spaargeld in een dergelijke riskante onderneming gestoken, zo stelt Al-Shabaka.

De gevaren bestaan, aldus Al-Shabaka, eruit ‘door smokkelaars in de steek gelaten te worden voordat de eindbestemming is bereikt; smokkelaars aan wie geld voor de reis naar Europa is betaald, maar die het vervolgens laten afweten; beschoten, gearresteerd of vastgehouden te worden door de autoriteiten op de plaats van vertrek; onderweg door de Europese grensautoriteiten gearresteerd en/of mishandeld te worden; dood door verdrinking tijdens de overtocht; enzovoort.’

Palestijnen in Syrië

Vóór het uitbreken van de oorlog in maart 2011 stonden er ruim een half miljoen Palestijnse vluchtelingen in Syrië bij de UNRWA geregistreerd.

Van de naar schatting 450.000 Palestijnse vluchtelingen die nog in Syrië zitten, zijn de meesten inmiddels binnenslands ontheemd geraakt.

De Action Group for Palestinians of Syria heeft de namen geregistreerd van ruim 3000 Palestijnse vluchtelingen die sinds 2011 zijn gedood. Ongeveer 1300 van hen zijn volgens de groep door de Syrische autoriteiten of door een van de vele milities gearresteerd of te zijn verdwenen.

Wat de achtergrond van de Palestijnse vluchtelingen in Syrië betreft: de meesten zijn gedurende de campagne van etnische zuivering in 1948 door joodse strijdgroepen uit Palestina verdreven, dan wel voor het oorlogsgeweld weggevlucht.

Sedertdien heeft Israel hen én miljoenen andere Palestijnse vluchtelingen – en hun nakomelingen – het [in het internationaal recht verankerde] recht ontzegd om naar hun vaderland terug te keren.

bron: The Electronic Intifada (Chicago), 23 december 2015 Maureen Clare Murphy is de managing editor van The Electronic Intifada en woont in Chicago vertaling: Koen Bos

Israelische deelnemers aan ‘Horizon 2020

European Coordination of Committees and Associations for Palestine (ECCP)

Horizon 2020 is een nieuw onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma van de EU dat voor de periode van 2014 tot 2020 ongeveer 80 miljard euro beschikbaar heeft. Op het ogenblik doen 70 Israelische bedrijven mee aan 212 projecten die onder Horizon 2020 vallen. Wij hebben een dossier samengesteld dat het resultaat is van onderzoek dat ECCP verricht heeft naar de lijst van Israelische instellingen die aan Horizon 2020 deelnemen, hun Europese partners en de hoeveelheid geld die naar Israelische bedrijven en instellingen gaat.

Tijdens het vorige ‘framework program’ voor onderzoek, FP7, hebben Israelische instellingen meegedaan aan ruim 1500 projecten. In de loop van FP7 heeft Israel € 535 miljoen bijgedragen, maar het heeft uit dat programma € 840 miljoen aan financiering ontvangen.

Doordat Israel deelneemt aan onderzoeksprojecten van de EU, en doordat Israelische wapenfabrieken en militaire onderzoeksinstellingen mee mogen doen met EU-programma’s, speelt de EU een sleutelrol bij het ondersteunen van de Israelische Strijdkrachten, wat met zich meebrengt dat ze Israel helpt om de kosten van zijn bezetting en zijn militaire acties te dekken. Bedrijven of instellingen als universiteiten leveren vaak een rechtstreekse bijdrage aan de manier waarop Israel het volkenrecht schendt doordat zij de middelen leveren om de misdaad te faciliteren – een materieel element van medeplichtigheid. Krachtens het internationaal strafrecht kan iedereen die betrokken is bij het bedrijven van een misdrijf verantwoordelijk gesteld worden als hoofddader of als medeplichtige.

Tot de Israelische instellingen die deelnemen aan Horizon 2020 behoren vooraanstaande militaire bedrijven:

  • Elbit systems

Van FP7 ontvangen financiering: € 3.268.720,–

Tot nu toe door Horizon 2020 toegekende financiering: € 403.750,–

Elbit Systems is Israels toonaangevende bedrijf voor militaire technologie en wapens. Zijn onbemande luchtvoertuigen (‘Unmanned Aerial Vehicles’, UAV’s of ‘drones’) van de types Hermes 450 en Hermes 900 worden veelvuldig gebruikt tijdens Israels militaire aanvallen op Gaza en Human Rights Watch heeft gedocumenteerd dat zij door de Israelische Strijdkrachten gebruikt worden om opzettelijk Palestijnse burgers aan te vallen. In de nasleep van de aanval op Gaza van 2014, waarbij burgers opzettelijk aangevallen werden met gebruikmaking van drones, heeft Elbit Systems deelgenomen aan een aantal congressen die beoogden technologieën te etaleren die tijdens de aanval gebruikt waren. Onderzoek van de Noorse regering heeft tot gevolg gehad dat deze regering haar sovereign wealth fund desinvesteerde uit dat bedrijf, want uit dit onderzoek bleek dat Elbit Systems op permanente basis het elektronische bewakingssysteem ‘Torch’ levert voor Israels illegale muur [op de Westelijke Jordaanoever]. De Noorse regering en verscheidene Europese banken hebben hun investeringen in het bedrijf teruggetrokken wegens deze medeplichtigheid aan Israels schendingen van het volkenrecht. Elbit is kortgeleden toegelaten als deelnemer in FLYSEC, een op veiligheid gericht onderzoeksprogramma van Horizon 2020.

  • Israel Aerospace Industries

Van FP7 ontvangen financiering: € 3.734.667,–

Tot nu toe door Horizon 2020 toegekende financiering: € 2.013.899,–

Israel Aerospace Industries is een grote fabrikant van door het Israelische leger gebruikte drones. Ook zijn drones worden veelvuldig gebruikt tijdens Israels militaire aanvallen op Gaza, en Human Rights Watch heeft gedocumenteerd dat zij door de Israelische Strijdkrachten gebruikt worden om opzettelijk Palestijnse burgers aan te vallen. Israel Aerospace Industries is een essentiële partner in de bouw van Israels illegale muur [op de Westelijke Jordaanoever].

Tot de Israelische deelnemers aan Horizon 2020 behoren bedrijven die ten nauwste betrokken zijn bij Israels bezetting en illegale joodse nederzettingen:

  • Technion – Het Israelische Instituut voor Technologie

Van FP7 ontvangen financiering: € 70.310.554,–

Tot nu toe door Horizon 2020 toegekende financiering: € 17.000.000,–

Dit instituut verricht een grote verscheidenheid aan onderzoek naar technologie en wapens die gebruikt worden om Palestijnen te onderdrukken en aan te vallen. Onderzoekers van Technion hebben bij voorbeeld speciale onbemande voertuigen ontwikkeld die het Israelische leger helpen bij het verwoesten van Palestijnse huizen. Het instituut verzorgt ook cursussen en programma’s die speciaal zijn afgestemd op militaire functionarissen en bestuurders van Israelische wapenfabrieken. Technion heeft een geschiedenis van hechte samenwerking met Elbit Systems.

  • Hebreeuwse Universiteit

Van FP7 ontvangen financiering: neemt deel aan tenminste 126 FP7 projecten

Financiering door Horizon 2020 tot nu toe: € 12.450.000,–

Eén van de campuses van deze universiteit is uitgebreid tot op bezet Palestijns gebied door onteigening van Palestijnse grond. Enkele van de studentenverblijven die eigendom van de universiteit zijn, bevinden zich in een nederzettingenwijk in het bezette Palestijnse Oost-Jeruzalem. Bovendien onderhoudt de universiteit hechte banden met de Israelische Strijdkrachten. Alle Israelische militaire academies en opleidingsfaciliteiten vallen onder de auspiciën van de Hebrew University in Jeruzalem. De universiteit leidt militairen op in natuurwetenschappen en technologie en herbergt op haar campus een militaire basis. De Hebrew University neemt deel aan 126 projecten van FP7. Door haar nauwe verbondenheid met de Israelische Strijdkrachten is de universiteit rechtstreeks medeplichtig aan schendingen van het volkenrecht en van de rechten van de mens, ook aan die welke plaatsvonden tijdens de aanval van 2008-2009 op Gaza.

  • Motorola Solutions Ltd

Van FP7 ontvangen financiering: neemt deel aan tenminste 2 FP7 projecten; exacte ontvangen financiering niet bekend

Tot nu toe door Horizon 2020 toegekende financiering: € 906,727

Motorola Solutions Israel is een volledige dochteronderneming van het reusachtige elektronica- en telecommunicatiebedrijf Motorola Solutions. In 2005 verkreeg het bedrijf een inschrijving van het Israelische Ministerie van Defensie om te zorgen voor virtuele omheiningen voor joodse nederzettingen die zichzelf niet wilden verschansen. Volgens persberichten is er een radardetectiesysteem van Motorola geïnstalleerd in zo’n 47 joodse nederzettingen op de bezette Westelijke Jordaanoever. Het systeem wordt ook gebruikt in het complex van de muur [op de Westelijke Jordaanoever], in de muur rond Gaza en in militaire bases.

Door deze bedrijven toe te staan aan onderzoeksprogramma’s van de EU deel te nemen verschaft de EU Israel de politieke, materiële en financiële steun die het nodig heeft om het volkenrecht te blijven schenden.

De ethische code van Horizon 2020 bepaalt dat onderzoek dat onder de vlag van Horizon 2020 uitgevoerd wordt, nadrukkelijk op civiele toepassingen gericht moeten zijn, en dat de onderzoeksactiviteiten in overeenstemming moeten zijn met de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens. Het ethische kader van Horizon 2020 is in hoge mate afhankelijk van zelfbeoordeling en rapportage door deelnemers aan het programma en wordt door de EU niet nauwgezet gecontroleerd.

noot

Alle gegevens over de toegekende financiering zijn verkregen van materiaal dat door de EU gepubliceerd is op de website Cordis.

Lees verder op:

www.eccpalestine.org

www.eccpalestine.org

bron: website van European Coordination of Committees and Associations for Palestine (ECCP), 25 november 2015

vertaling: Paul Bakker

ECCP - brief aan beleidsmakers in de Europese Unie en haar lidstaten

oproep tot naleving van volkenrechtelijke verplichtingen die verband houden met het niet toestaan van handel van en naar Israelische nederzettingen

16 december 2015

Wij richten een verzoek aan de volksvertegenwoordigers in de Europese Unie (EU) en haar lidstaten om niet weg te lopen voor de fundamentele juridische plicht om Israelische [joodse] nederzettingen en hun economische activiteiten niet te erkennen of te steunen.

Wij, ter zake deskundige juristen, vragen de EU elke vorm van handel met de niet erkende nederzettingen af te wijzen. Individuele lidstaten hebben niet alleen het recht, maar zijn ook rechtens verplicht om dit verbod te handhaven, ook als de centrale handelsautoriteit (de Europese Commissie) zich hier niet aan houdt.

Elk beleid dat betrekking heeft op de etikettering van producten en diensten, hoezeer ook geworteld in het Europees recht, blijft een volledig ontoereikende maatregel, die geen recht doet aan de internationale wettelijke verplichtingen van derde landen. De enige juridisch juiste maatregel is: de onrechtmatige internationale handelsrelaties met nederzettingen te verbieden. Handel met nederzettingen houdt een impliciete erkenning in en is een schending van het volkenrecht. Het is ook in strijd met de standpunten die de EU en EU-lidstaten publiekelijk ingenomen hebben met betrekking tot de nederzettingen, en met hun binnenlandse rechtsplicht om te zorgen voor consistentie tussen zulke standpunten en het gedrag van de overheid.

Wij wijzen erop dat de EU er zeer snel bij was om een verbod op invoer uit de Krim uit te vaardigen in de nasleep van de Russische annexatie van dat gebied Ze heeft dit verbod uitdrukkelijk bevestigd als integraal deel van haar beleid van niet-erkenning. Alles wat wij vragen is het niet-erkenningsbeleid van de Europese Unie consequent toe te passen.

Wij roepen de EU en haar individuele lidstaten op deze verplichting te aanvaarden, niet alleen om het vredesproces in het Midden-Oosten te steunen, maar ook om fundamentele rechtsnormen te respecteren, het enige middel om internationale vrede en veiligheid en de internationale rechtsorde te verzekeren.

Ondertekenaars:

[vanuit Nederland en België: Pauline Malek, Jeff Handmaker, John Dugard, Eric David, Liesbeth Zegveld, Paul de Waard, Marcel Brus, Mansoob Murshed, Karin Arts]

Ga voor de volledige lijst van ondertekenaars naar:

www.eccpalestine.org

De instellingen [waaraan de ondertekenaars verbonden zijn] worden hier alleen vermeld ter wille van de identificatie. Alle ondertekenaars hebben de brief op persoonlijke titel getekend.

BIJLAGE

wettelijke bepalingen

Over Israels schendingen van het volkenrecht met betrekking tot handel met nederzettingen

De Israelische bezetting van Palestijns gebied en de Israelische [joodse] nederzettingen schenden vele volkenrechtelijke normen, onder andere:

  • schending van het fundamentele recht van de Palestijnen op zelfbeschikking;
  • de facto annexatie;
  • illegale overbrenging van burgerbevolking naar bezette gebieden;
  • illegale exploitatie van bezit ten bate van de economie van de bezettende staat;

De naleving van deze verplichtingen is volkenrechtelijk van het hoogste belang. Het recht op zelfbeschikking is erkend als ius cogens (ook bekend als een dwingende volkenrechtelijke norm). Met betrekking tot de kernverplichtingen onder het humanitair recht heeft het Internationaal Gerechtshof bevestigd dat deze verplichtingen ‘door alle staten nageleefd’ moeten worden want ‘zij behoren tot de essentiële beginselen van het internationaal gewoonterecht’ en zijn ‘fundamenteel voor het respecteren van humaniteit’ en ‘elementaire overwegingen van humaniteit’.

Juridische deskundigen en individuele rechters van het Internationaal Gerechtshof hebben uitdrukkelijk aangegeven dat deze fundamentele normen van humanitair recht, zoals het verbod op het overbrengen van burgers naar bezette gebieden, ofwel ius cogens in statu nascendi ofwel ius cogens zijn. In beide gevallen hebben derde partijen concrete verplichtingen wanneer zo’n norm geschonden wordt.

Wij stellen vast dat Israel het volkenrecht aanhoudend schendt.

over de economische activiteit van Israelische nederzettingen in bezet gebied

Fundamentele normen van internationaal humanitair recht die voortvloeien uit de Conventie van Den Haag (IV) van 1907 en de Conventie van Genève (IV) van 1949 bevestigen ondubbelzinnig het fundamentele verbod op het overbrengen van burgerbevolking, hetgeen ipso facto een even krachtig verbod inhoudt op elke economische activiteit van overgebrachte burgers ten bate van de bezettende staat.

Juridisch zijn er maar twee omstandigheden die een beperkt gebruik van openbaar en particulier bezit en economische activiteiten door de bezettende mogendheid geoorloofd maken: 1) als dit gerechtvaardigd wordt door militaire noodzaak, of 2) als dit aan de bezette bevolking ten goede komt. Er zijn geen andere omstandigheden waaronder het volkenrecht economische activiteit door burgerlijke nederzettingen ten bate van de bezetter toestaat.

Dit verbod wordt niet alleen erkend in het volkenrecht, maar ook in het Israelische binnenlandse recht. In de zaak-Beth El heeft het Israelische Hooggerechtshof gesteld dat nederzettingen alleen dán en slechts tijdelijk aanvaardbaar zijn, als deze op militaire gronden onontbeerlijk zijn voor de veiligheid van de Israelische staat. In de zaak-Elan Moreh and Cooperative Society heeft het Hooggerechtshof uitgesproken dat alleen de veiligheidseisen van het bezettende leger een rechtvaardiging kunnen vormen voor het bestaan van nederzettingen en dat nationale, economische of maatschappelijke belangen hierin geen enkele rol mogen spelen.

Wij concluderen dat economische activiteiten binnen niet-militaire nederzettingen bijna uitsluitend aan de bezettende macht ten goede komen, en dat bijgevolg Israel fundamentele volkenrechtelijke normen aanhoudend schendt.

over de multilaterale reactie op handel met nederzettingen

Resolutie 465 van de VN-Veiligheidsraad, getekend op 1 maart 1980, ‘roept alle staten op Israel geen enkele bijstand te geven die met name gebruikt wordt in verband [sic] met nederzettingen in de bezette gebieden’. Een bona fide uitleg van de term ‘bijstand’, op grond van het doel van deze resolutie en de functie van handel zoals omschreven in de Akkoorden van de World Trade Organization (WTO), maakt duidelijk dat handel met nederzettingen inderdaad een vorm van ‘bijstand’ aan de levensvatbaarheid van het nederzettingenproject is.

VN-resoluties die verwijzen naar Hoofdstuk VII of Artikel 15 van het VN-Handvest zijn per definitie bindend. De afwezigheid van zo’n uitdrukkelijke verwijzing sluit niet het bindende karakter uit van een resolutie als Veiligheidsraadresolutie 465. In dit geval wordt de vraag of een resolutie wel of niet bindend is bepaald door de interpretatieregels die gebaseerd zijn op het Adviserend Oordeel van het Internationaal Gerechtshof over Namibië (1971) en op de Artikelen 31-33 van de Conventie van Wenen inzake het Verdragsrecht. Een bona fide analyse van deze interpretatieregels toont met een grote mate van waarschijnlijkheid aan dat Resolutie 465 volkenrechtelijkheid bindend is.

Wij concluderen dat staten, ondanks Resolutie 265, handel blijven drijven met nederzettingen en daarmee hun volkenrechtelijke verplichtingen schenden.

over de verplichting van niet-erkenning in verband met handel met nederzettingen 

Aangezien de VN-Veiligheidsraad een politiek orgaan is waarin vijf permanente leden wegens hun vetomacht grote politieke invloed kunnen uitoefenen, het respecteren van de verplichting van niet-erkenning geheel in het belang van de handhaving van vrede en veiligheid. Deze verplichting is vastgelegd in de Artikelen inzake de Aansprakelijkheid van Staten voor Internationale Onrechtmatige Daden van de International Law Commission (ILC). De verplichting van niet-erkenning houdt in dat staten een situatie die voortvloeit uit een ernstige inbreuk op een dwingende volkenrechtelijke norm, niet mogen erkennen, en ook geen hulp of bijstand mogen verlenen die de uit de inbreuk voortvloeiende situatie in stand houdt.

Het Internationaal Gerechtshof en andere gezaghebbende volkenrechtelijke bronnen hebben bepaald dat de verplichting van niet-erkenning van toepassing is als gevolg van de inbreuk op het Palestijnse zelfbeschikkingsrecht. Deze verplichting van niet-erkenning en dit verbod op bijstand geldt ook voor illegale nederzettingen in bezet gebied. Handel met nederzettingen toestaan is een daad die in strijd is met de verplichting van niet-erkenning en het verbod op bijstand, als die handel voornamelijk de bezetter ten goede komt.

Afzien van handel met nederzettingen is géén vergelding of sanctie, maar een vreedzame en juridisch gerechtvaardigde reactie. Het feit dat een dergelijke handel bestaat is een onrechtmatigheid in de internationale handelsrelaties, het is namelijk handel met nederzettingen die internationaal als illegaal gekenmerkt worden. Deze handel had er helemaal niet mogen zijn, en het corrigeren van deze fout is slechts een kwestie van naleving van de verplichting van niet-erkenning.

Deze verplichting van niet-erkenning heeft twee fundamentele kenmerken:

  • het is een gebruikelijke verplichting voor alle staten
  • het is een zelfbekrachtigende verplichting

Dit betekent dat 1) deze verplichting voor individuele EU-lidstaten geldt, ook al heeft de Europese Commissie de exclusieve bevoegdheid met betrekking tot handelsbeleid, en dat 2) er geen uitdrukkelijke actie van de VN-Veiligheidsraad nodig is voor deze verplichting.

Wij concluderen dat de EU en haar lidstaten in gebreke zijn om hun wettelijke verplichting van niet-erkenning en het verbod op bijstand na te leven, doordat zij bij voortduring het bestaan van handel met illegale nederzettingen in bezet gebied toelaten.

Ga voor het uitgebreide notenapparaat naar:

www.eccpalestine.org

ECCP – de European Coordination of Committees and Associations for Palestine (ECCP) – is opgericht in 1986, is een netwerk van 50 Europese comités, organisaties, NGO’s, vakbonden en internationale solidariteitsbewegingen uit 22 Europese landen, dat de strijd steunt van het Palestijnse volk voor vrijheid, rechtvaardigheid en gelijkheid.

vertaling: Paul Bakker

De Clintons: grijpen, graaien

Evenals de Britse ex-premier Tony Blair, zijn Bill en Hillary Clinton na het neerleggen van officiële functies erin geslaagd hun prominente positie binnen het Amerikaanse establishment te verzilveren. Bill sinds hij in 2001 president-af was, Hillary nadat zij in 2013 als minister van Buitenlandse Zaken was teruggetreden.

Beiden vragen extreem hoge honoraria voor het delen van hun ‘inzichten’ met een gehoor en voor consultancy.

Berekend is dat de Clintons tussen 2007 en 2013 – een periode van zes jaar – met dergelijke activiteiten in totaal 139 miljoen dollar hebben weten te vergaren. Over dat bedrag hebben zij bijna 44 miljoen aan Federale Belastingen betaald (blijft over 95 miljoen dollar). Daarvan schonken zij in totaal 15 miljoen dollar aan goede doelen (waaronder de Clinton Family Foundation), wat weer belastingaftrek opleverde – variërend van 550.00 dollar in 2008 tot ruim 3 miljoen dollar in 2007, 2013 en 2014.

In 2013 incasseerde Hillary zelf in totaal 9,7 miljoen dollar voor het geven van 41 speeches (39 in de Verenigde Staten en 2 in Canada). Het hoogste honorarium bedroeg 400.000 dollar voor een toespraak voor het Jewish United Fund/Jewish Federation of Metropolitan Chicago (Bill en dochter Chelsea ontvingen op hun beurt in de achterliggende jaren miljoenen dollars aan honoraria van joods-zionistische organisaties).

Hillary’s honorarium voor een optreden bedraagt – zo blijkt uit de cijfers – in de regel 225.000 dollar. Dat wil zeggen voor een toespraak van gemiddeld een uur ontvangt zij een honorarium dat ruim boven de zogeheten Balkenende-norm ligt (het jaarsalaris van een premier in Nederland, dat als bovengrens geldt voor het salaris van een overheidsfunctionaris).

Hierover ondervraagd door de bekende Amerikaanse televisiejournalist Anderson Cooper: ‘But did you have to be paid 675.000 dollar [for three speeches to Goldman Sachs]?’

Hillary Clinton: ‘Well, I don’t know. That is what they offered.’

Zoals wel vaker spreekt Hillary hier niet de waarheid: het was niet wat de bank haar aan honorarium bood, het was het bedrag – 225.000 dollar – dat het Team Hillary per optreden vroeg!

Grote banken en andere financiële firma’s zijn Hillary’s belangrijkste klanten: Ameriprise, Apollo Management Holdings, Bank of America, Canadian Imperial Bank of Commerce, Deutsche Bank, Fidelity Investments, Golden Tree Asset Management, Goldman Sachs, Morgan Stanley en UBS – samen in 2013 goed voor een totaalbedrag van 2,9 miljoen dollar aan honoraria.

De nauwe banden van Hillary Clinton met Wall Street en met de pro-Israel-lobby werpen zo hun schaduw vooruit.

bronnen: The New York Times van 1 augustus 2015; The Intercept van 9 januari 2016; CNN van 6 february 2016; Alternet van 8 en 11 februari 2016

Wilt u een abonnement op Soemoed nemen?