- De oorzaak die maar niet weggenomen wordt – de escalatie in april/mei heeft Palestina opnieuw op de internationale agenda gezet (pp. 4-5).
- ‘Ik benoem de zaken zoals zij zijn’ – Mohammed al-Kurd over verschuivingen in het discours over Palestina in het Westen (pp. 6-10).
- Israel-Palestina: normalisering van apartheid onder het mom van ‘het terugschroeven van het conflict’ (pp. 11-12).
- Een nacht met Palestijnse verdedigers van de Sabih-berg (pp. 13-16).
- De export van het instrumentarium van Israelische apartheid (pp. 17-18).
- Waarom socialisten het zionisme verwerpen – zes argumenten (pp. 19-21).
- Israels high-tech stand op de Dubai Expo verhult de wreedheid van de bezetting (p. 21).
- ‘Progressief zijn behalve in het geval van Palestina’ – dat kan niet (pp. 22-24).
- Nieuwe kansen voor progressieven in een evoluerend Midden-Oosten ? (pp. 25-28).
- Extreemrechts in Europa steunt het zionisme (pp. 29-30).
- ‘Palestijnse kunst is een opmerkelijke overwinning op de pogingen ons bestaan uit te wissen’ – een interview met filmmaker Hany Abu-Assad (pp. 31-34).
- Palestine Cinema movie database (p. 34).
- De langdurige medeplichtigheid van de Israel Medical Association aan foltering van Palestijnen (pp. 35-39).
Sinds januari van dit jaar is in de Verenigde Staten een regering onder leiding van Joe Biden aan de macht, in Israel sinds juni een coalitieregering onder leiding van Naftali Bennett. Tijd voor het opmaken van een eerste balans.
De Palestijnen zagen uit naar het aantreden van Biden: alles beter dan zijn voorganger Donald Trump ! In die dagen stond de regering in Israel nog onder leiding van Benjamin Netanyahoe. Die had in het politieke kamp waartoe Biden behoort veel kwaad bloed gezet – niet alleen door het schofferen van president Barack Obama (en daarmee diens vicepresident Biden) door op uitnodiging van een aantal Republikeinse Congresleden, buiten het Witte Huis om, het Congres toe te spreken en daar onder meer de politiek van Washington jegens Iran op de korrel te nemen; ook de identificatie van Netanyahoe met de politiek van Trump en de nauwelijks verhulde steun voor diens (mislukte) herverkiezing, heeft de verstandhouding met het Obama/Biden-kamp verder doen verslechteren.
Kort na zijn aantreden gaf Biden aan dat het afgelopen was met de militant anti-Palestijnse koers van Trump. Die koerswijziging werd spoedig kracht bijgezet met kleine gestes richting de Palestijnen: herstel van financiële steun aan onder meer het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) in Ramallah en aan de UNRWA. Gesproken werd over de heropening van het Amerikaanse Consulaat in (geannexeerd) Oost-Jeruzalem. Daar stond tegenover dat het besluit van de regering-Trump om de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem te verplaatsen, door Biden niet werd teruggedraaid (net zo min als de erkenning door Washington van de annexatie door Israel van de Hoogvlakte van Golan).
De regering-Bennett – die wat betreft politieke opvattingen op hoofdpunten niet verschilt van die van Netanyahoe – is zich terdege bewust van de schadelijke gevolgen voor Israel van een aanhoudend problematische relatie tussen Tel Aviv en het politieke kamp van Biden. De afgelopen maanden heeft zij dan ook veel moeite gedaan om die relatie te verbeteren. Zo is tot tevredenheid van Washington door Tel Aviv de kou uit de lucht gehaald in de sterk bekoelde betrekkingen met zijn bondgenoot Jordanië. Daarnaast zijn met instemming van Washington – dat zijn militaire aanwezigheid in het Midden-Oosten wil terugschroeven – door Tel Aviv de banden met een aantal Golf-regimes – met name met de Verenigde Arabische Emiraten – verder aangehaald, waarbij het vooral om militaire samenwerking draait (voor Israel spelen ook commerciële belangen).
Tijdens bezoeken aan westerse hoofdsteden hebben Bennet en diens minister van Buitenlandse Zaken Yair Lapid geprobeerd zich van hun meest ‘welwillende’ kant te tonen. Daarmee lijken hun gastheren – onder wie Biden – zich maar al te graag tevreden te stellen – in weerwil van de situatie op de grond in Israel/Palestina.
Want voor de Palestijnen heeft de regering-Bennett sinds haar aantreden gewoon meer van hetzelfde betekend: de facto annexatie in de vorm van de voortgaande uitbreiding van de joodse nederzettingen en verder toenemend militair en politioneel geweld. Nu in de visie van de Israelische machthebbers de Palestijnen verslagen zijn – de volksopstand van afgelopen mei/juni in alle delen van Palestina past hier even niet in dit beeld – is er ruimte voor enige economische versoepeling in het kader van zogeheten ‘economische vrede’.
Aan de vooravond van zijn eerste bezoek aan Washington verklaarde Bennett tegenover de The New York Times: ‘Deze [mijn] regering zal noch annexeren, noch een Palestijnse staat vormen’. ‘Inderdaad – en dit is in feite een kernachtige samenvatting van 54 jaar Israelisch beleid van meerdere, en divers samengestelde, coalitieregeringen, van Likoed tot de Arbeid(er)s Partij,’ aldus de Britse analist Ben White (zie zijn bijdrage elders in dit nummer van Soemoed).
Die politiek heeft Israel sinds 1967 in staat gesteld de ‘juridisch onbepaalde status’ – volgens het internationaal recht gaat het hier om bezet gebied – van de Palestijnse Gebieden in zijn strategisch voordeel uit te buiten. ‘“Economische vrede” en de facto annexatie – zijn een recept voor apartheid,’ aldus White.
Inmiddels is Israelische apartheid in rapporten van Palestijnse, Israelische en westerse mensenrechtenorganisaties uitgebreid gedocumenteerd en geanalyseerd. De immer assertieve of agressieve pro-Israel lobby heeft zelfs geen poging ondernomen tot weerlegging van deze aanklacht.
White: ‘Het “terugschroeven van het conflict” is niets nieuws onder de zon. Het is de vertrouwde Israelische afwijzing van het recht van Palestijnen op zelfbeschikking en van internationale normen. Er is geen concept met betrekking tot Palestijnse rechten, identiteit of geschiedenis. Deze vormen slechts een bron van ergernis en een complicerende factor.’ Een regeringsadviseur spreekt in termen van een ‘chronische ziekte’ die ‘deel van je leven zal blijven’.
In de Palestijnse samenleving neemt het verzet tegen de apartheidsconstellatie toe – getuige de volksopstand van april/mei. Ook zwelt de kritiek op het functioneren en op de repressieve methoden van de PNA aan. Deze laatste stelt zich daarbij in toenemende mate tegenover Palestijnen op, wat zijn positie verder onder druk zet. Zolang zich geen voor Israel bruikbaar (collaborerend) Palestijns alternatief aandient, zal Tel Aviv er alles aan doen om de val van de PNA te voorkomen.
Metras Editorial Board
De Palestijnse activist Mohammed al-Kurd deelt in onderstaand interview de lessen die hij trok uit zijn omgang met de westerse media en legt uit hoe Palestijnen hun verhaal het meest effectief kunnen vertellen.
Joodse Israeli’s richten zich al jaren tot het Westen door middel van een doelbewust programma van politieke propaganda dat hasbara (‘uitleg’) wordt genoemd. De Palestijnen daarentegen hebben weinig vergelijkbare successen behaald, en zeker niet op die manier vormgegeven.
In de jaren zestig en zeventig profiteerden de Palestijnen van internationale linkse retoriek om de publieke opinie te mobiliseren. Bovendien konden zij vrijwilligers rekruteren uit linkse internationale bewegingen. Vervolgens trok de retoriek van Edward Said de aandacht. Deze was gebaseerd op het principe het Westen in verlegenheid te brengen. Said benadrukte de tegenstelling tussen de breed gedragen verdediging van de mensenrechten en de aanslag op de rechten van de Palestijnen.
De afgelopen jaren zijn verscheidene bewegingen en organisaties van de grond gekomen, waaronder boycotbewegingen en andere op het internationaal recht georiënteerde organisaties, die de Palestijnse zaak opnieuw onder de aandacht van het westerse publiek hebben gebracht. Hun inspanningen waren gericht op het aan het daglicht brengen van de schendingen van de mensenrechten door de bezetting en de schendingen van het internationaal recht. Ondanks zorgvuldig opereren hebben deze bewegingen en organisaties van zionistische zijde te maken gekregen met beschuldigingen van antisemitisme. Dergelijke beschuldigingen dwingen sommigen van hen tot een nog voorzichtigere aanpak.
Het lijkt er echter op dat door de gebeurtenissen van de afgelopen maanden in Palestina een meer gewaagde retoriek is ontwikkeld, die het beestje bij de naam durft te noemen. Activisten streven er steeds meer naar waarheid te onthullen in plaats van voorzichtig te opereren. Een van degenen die op dit moment achter deze gedurfde retoriek staan, is Mohammed Nabil al-Kurd, een inwoner van de Oost-Jeruzalemse wijk Sheikh Jarrah die met zijn familie al jaren door de joodse kolonistenbeweging met huisuitzetting wordt bedreigd.
In tegenstelling tot veel Palestijnse sprekers duidt Mohammed in interviews met westerse media de Israelische aanwezigheid in de gebieden die sinds 1948 bezet zijn, als ‘bezetting’ aan. Hij stelt duidelijk dat het regime van Israel terroristisch is en dat de Palestijnen daarmee niet kunnen samenleven. Dat Israel een koloniaal beleid voert van etnische zuivering en verdrijving – evenals het toepassen van een ‘apartheidspolitiek’. Een stellingname die bij voorstanders van de Palestijnse zaak in zwang is geraakt. Deze retoriek appelleert aan de politieke intuïtie van elke Palestijn, verschuift confrontatie met de media van defensief naar offensief, en zet zo het discours naar Palestijnse hand. Het vermijdt bijgevolg de retorische labyrinten die rechtvaardige zaken smoren in een kluwen van onsamenhangende juridische en té gedetailleerde kwesties.
Mohammed al-Kurd is niet de eerste die een dergelijke retoriek hanteert. Eerder waren er Ghassan Kanafani en andere Palestijnse nationale bevrijdingsschrijvers die op deze wijze zeiden waar het op stond
Verscheidene Palestijnse belangenbehartigingsorganisaties zijn van mening dat een diplomatieke retoriek, die zich richt op rode lijnen en in overeenstemming is met internationaalrechtelijke definities, succesvoller is bij het aanspreken van een westers publiek en dat daarvan meer invloed zal uitgaan op het beleid. Anderen zijn daarentegen van mening dat de ‘nieuwe’ retoriek, gezien haar duidelijkheid en vrijmoedigheid, efficiënter is om een internationaal publiek mee aan te spreken.
In dit interview bespreekt Mohammed al-Kurd deze verschuivende retorische strategieën, de effectiviteit ervan en hoe deze zich hebben ontwikkeld.
De Palestijnse zaak heeft (opnieuw) brede internationale solidariteit ondervonden. Het begon met de gebeurtenissen in Sheikh Jarrah en zette zich door ten tijde van de zogeheten Slag om het Zwaard van Jeruzalem van afgelopen mei. Voor het eerst sinds jaren vonden er ongekend grote marsen in Europese steden plaats, waarbij demonstranten de schendingen door Israel, begaan in bezet Palestina, veroordeelden. Van oudsher zijn er stemmen geweest die zich tegen Israel keerden. Hoe verklaar je dat deze effectiever en wijdverbreider zijn geworden?
Ik denk dat er te veel redenen zijn om het plafond van de nieuwe Palestijnse retoriek te verhogen. De golf van steunbetuigingen van de afgelopen maanden is de uitkomst van een cumulatief proces dat door individuele pleitbezorgers en door een lange reeks organisaties gedurende tientallen jaren is vormgegeven.
Ditmaal waren de Palestijnen in staat om de obstakels waarmee zij werden geconfronteerd en de pogingen van westerse mediabedrijven om hen het zwijgen op te leggen, te overwinnen door inzichtelijk en gepolitiseerd gebruik te maken van sociale-mediaplatforms. Daardoor dwongen zij de media om het virale nieuws van de sociale media te bespreken en te belichten. Er waren veel beroemdheden die hun invloed op sociale media aanwendden om de Palestijnse zaak te steunen en de politiek van de joodse kolonisten te veroordelen. Voor het eerst hadden bijvoorbeeld enkele stemmen in het Amerikaanse Congres de moed om het Israelische beleid te bekritiseren. Daarnaast zagen wij de status van Israel in Amerikaanse en Europese opiniepeilingen nogal kelderen.
Ook moeten wij de protesten tegen de moord op George Floyd in de zomer van 2020 niet vergeten. Voordat deze werden gekaapt door de Amerikaanse regering en de elite van zwarte kapitalisten, hadden zij het internationale publiek al voorbereid op de nieuwe Palestijnse retoriek. In plaats van te vragen om de juridische en veiligheidssystemen in de Verenigde Staten te herstellen, eisten deze protesten de volledige afschaffing van deze systemen; het afschaffen van zowel politie als het gevangeniswezen. Hoewel deze radicale retoriek niet nieuw was, kon zij voor het eerst de voorpagina’s van kranten halen. Dit heeft op zijn beurt de weg vrijgemaakt voor het stellen van eisen, zoals de bevrijding van Palestina van de rivier tot aan de zee.
Wanneer wij het vandaag hebben over ‘de bezettende staat’, beperken wij ons niet tot de onmenselijke behandeling en de schendingen van de rechten van de Palestijnen. Tegelijk benoemen wij de bezettende staat als onderdeel van een koloniaal systeem, waarbij wij de legitimiteit van de staat en zijn instellingen als zodanig ter discussie stellen en die ontkrachten.
De wijk Sheikh Jarrah in Jeruzalem is hier een goed voorbeeld van. Wij hebben niet alleen joodse kolonisten beschuldigd van het gebruik van valse voorwendselen en van discriminerende wetten en regels ten aanzien van de Palestijnen. Tegelijk poneerden wij dat het juridische systeem van Israel in wezen koloniaal is. En dat dit systeem nooit recht zal doen aan de Palestijnen, omdat het door de joodse kolonisten is opgezet om hun belangen te dienen. Wij stelden ook vast dat het Israelische gezag geen legitieme autoriteit heeft om te beslissen over het lot van de Palestijnen die in bezet Jeruzalem wonen.
Ik ben van mening dat Palestijnen vandaag de dag in staat zijn om alle bureaucratische obstakels te overwinnen, die hun worden opgelegd door de toonaangevende westerse media, zoals het verkeerd weergeven van bestaande machtsverhoudingen die het voor het internationale publiek moeilijker maken om over de Palestijnse zaak te oordelen. Als gevolg daarvan wordt het in Palestina gemakkelijker, omdat het publiek niet meer gespecialiseerd in politiek of geschiedenis hoeft te zijn om de essentie van het kolonialisme en de verschijnselen ervan te begrijpen.
Wat ook het vermelden waard is, is dat de Palestijnse retoriek in het verleden gericht was op het aanspreken van een specifieke groep van besluitvormers in westerse- en Israelische regeringen. Het verschil met de hedendaagse retoriek is dat die nu meer een weergave is van de stemmen en de vooruitzichten van de gemiddelde Palestijn. De retoriek probeert niet langer de sympathie en het respect van het westerse publiek te winnen.
Wat vind je van degenen die denken dat het inefficiënt is om het Westen via zijn media aan te spreken en dat het niet nodig is om het publiek daar ergens van te overtuigen? Is het mogelijk om tussen de verschillende westerse mediakanalen onderscheid te maken? Anders gezegd, wat is het verschil tussen Europese en Amerikaanse media? Zijn er verschillen wanneer je deze afzonderlijk bekijkt?
Er wordt algemeen aangenomen dat het Westen alleen uit witte mensen bestaat. Het Westen is echter veel complexer en omvat verschillende raciale groepen die zich verzetten tegen fascisme, slavernij en kolonialisme in hun diverse contexten en die zich soms identificeren met de Palestijnse bevrijdingsstrijd. Wij moeten ons ervan bewust zijn, dat wanneer wij met het Westen praten, wij ook spreken met groepen onderdrukte mensen die zelf ook tegen onrecht strijden. Wij richten ons tot mensen, niet tot regeringen, in hun gevecht tegen hun fascistische overheden die medeplichtig zijn aan de Israelische bezetting.
Opmerkelijk is dat aanspreken niet altijd smeken betekent. Het is soms een strijd tegen diplomaten en besluitvormers en anderen die ons bloed aan hun handen hebben. Het is cruciaal om hen expliciet te confronteren en verantwoordelijk te stellen voor hun aandeel in onze ontheemding en de voortzetting van de bezetting. De strijd vereist geen verfijning en diplomatie. Integendeel, het is belangrijk ‘to name and shame’. Wij kunnen niet langer medeplichtig zijn en leugenaars niet langer respijt geven, omdat deze strategie in de loop van de tijd heeft bewezen niet effectief te zijn.
Wij kunnen slechts vaststellen dat de meeste bekende nieuwszenders, zowel Amerikaanse als Europese, het zionistische discours ondersteunen en onder het mom van ‘neutraliteit’ de waarheid geweld aandoen. Een interview met een Palestijn op CNN zal Palestina niet bevrijden of de agenda van de zender veranderen. Wat wij echter nastreven, is dat de Palestijnse zaak aan de orde komt op de televisieschermen van gewone burgers.
Ongeacht de vragen die gesteld worden, moeten wij ons bewust zijn van wat wij willen zeggen en dat wij onze eigen agenda moeten afdwingen, in plaats van onderworpen te worden aan manoeuvres die ons dwingen onszelf en ons verzet uit te leggen. Ondanks het feit dat de meeste van deze interviews de Palestijnen in een defensieve positie proberen te plaatsen, is het belangrijk om hier – in de eerste plaats voor onszelf – te benadrukken dat feiten feiten zijn en dat wij niet kunnen toestaan dat deze in interviews als discutabel worden voorgesteld.
Wat betreft de verschillen tussen Europese en Amerikaanse radio- en televisiezenders, zou ik eerder willen zeggen dat het meer gaat om het publiek tot wie wij ons richten en de rol die het betreffende land kan spelen. Het betekent dat wanneer wij tot een Amerikaans publiek spreken, wij de rol van de regering bespreken bij het ondersteunen en in stand houden van het kolonialisme en de bezettende staat. Wij moedigen op onze beurt degenen die dat willen, aan om tegen hun regering in te gaan. De Amerikaanse regering verstrekt de Israelische bezetting jaarlijks een bedrag van rond vier miljard dollar onder de noemer ‘militaire hulp’. Dat bedrag zou geïnvesteerd moeten worden ten behoeve van het Amerikaanse volk zelf, dat bijvoorbeeld lijdt onder een duur en ontoegankelijk gezondheidssysteem.
Maar voor een Duits publiek zijn weer andere rollen weggelegd en er kunnen andere eisen worden gesteld. Kortom, deze mensen zullen de Palestijnse zaak niet kunnen steunen, als ze niet ook voor zichzelf opkomen. Het geld dat naar Israel gaat voor de onderdrukking van Palestijnen, kan beter worden besteed om de minstbedeelde en onderdrukte groepen in het eigen land te steunen.
Wanneer wij naar uw interviews bij nieuwsuitzendingen kijken, is het duidelijk dat je niet de typische diplomatieke discussie voert en dat je niet de gebruikelijke ‘politieke correctheid’ toepast. Om een voorbeeld te geven, terwijl het internationaal recht het bestaan van de Staat Israel in de in 1948 bezette Palestijnse landen erkent en deze legitiem acht, spreek je over ‘bezetting’. Is dit een bewuste strategie? Of benoem je de zaken gewoon zoals zij zijn?
De laatste tijd zijn wij getuige van een herovering van de politiek door het Palestijnse volk. De mensen die de straat op gaan, zijn nu de game changers en de besluitvormers. Wij hebben gebroken met de zogenaamde ‘formele vertegenwoordiging’ van de Palestijnse elite en de officiële leiders.
De Palestijnse jongeren van tegenwoordig zijn in staat om hun Palestijnse identiteit uit te dragen in heel historisch Palestina, ondanks de koloniale, geografische en politieke scheidslijnen die hen door Palestijnse elites worden opgedrongen. Tegelijkertijd durven wij de zaken expliciet te benoemen. Zo worden door sommigen joodse bezetters in alle delen van Palestina – of zij die nu in ’48 of in ’67 veroverd hebben – allen ‘joodse kolonisten’ genoemd.
Kortom – ja, ik benoem de zaken zoals zij zijn.
Wat het internationaal recht betreft: dat gebruikt Israel als een instrument om ons het zwijgen op te leggen, zonder zich echter te houden aan ook maar één van zijn regels. Integendeel, het overtreedt deze regels zonder enige terughoudendheid. Wij moeten ons ervan bewust zijn dat het internationaal recht als instrument heel beperkt is en niet voldoet aan onze ambities als gekoloniseerd volk. Ons vertrouwen erin moet daarom beperkt zijn, want ondanks het in theorie vaststellen van een aantal Palestijnse rechten, zijn de beslissingen van internationale instellingen in de praktijk zelden afgedwongen.
Palestijnen worden in de media al lang gezien als de slachtoffers van schendingen door Israel van internationale rechtsregels. Hoe zie je het verschil tussen deze retoriek en de retoriek die je gebruikt tijdens recente gebeurtenissen in Palestina?
Ja, wij zijn slachtoffers, maar de veronderstelling dat slachtoffers geen macht en politieke wil hebben, is onjuist. Integendeel, slachtoffers kunnen zich verzetten en hebben zelfs revolutionaire veranderingen tot stand gebracht. Ik geloof dat de erfenis van het zwarte verzet in de Verenigde Staten de weg heeft vrijgemaakt voor het westerse publiek om het karakter van de Palestijnen te begrijpen als ‘impliciete slachtoffers, maar echte strijders’.
Wij zien al jaren dat zwarte tieners door de Amerikaanse politie op straat worden vermoord. Discriminerende vragen als ‘wat voerden zij daar eigenlijk uit ?’, ‘werden zij van iets verdacht ?’, of ‘waren zij gewapend ?’ werd opgevoerd om de moord op die tieners te legitimeren. Hoe het ook zij, de politie mag hen onder geen enkele voorwaarde doden, zelfs niet wanneer de tieners gewapend of vijandig zijn.
Naar mijn mening verwerpt de zwarte gemeenschap in de Verenigde Staten tegenwoordig dit soort vragen die dienen om de aandacht af te leiden van de oorspronkelijke misdaad en de werkelijke crimineel. In het kielzog van de toenemende retoriek in Palestina, willen de Palestijnen vandaag niet meer aan het beeld voldoen van het ‘perfecte’ slachtoffer, dat bekend staat om zijn geduld en tolerantie. Integendeel, zij willen de hele wereld het beeld van een verontwaardigd en zich verzettend slachtoffer voorschotelen.
In aansluiting op de vorige vraag: jij hebt de defensieve positie die door interviewers aan geïnterviewde Palestijnen wordt opgelegd meerdere keren omgedraaid in een proactieve positie. Terwijl de Palestijnen altijd de ‘beschuldigde’ waren, die zijn goede bedoelingen moest aantonen en elke actie die verband houdt met het Palestijnse gemilitariseerde verzet moest veroordelen, draai jij de vragen om door je op het Israelische beleid te concentreren. Is de ‘sterke’ Palestijnse retoriek krachtiger en effectiever dan die van het Palestijnse ‘slachtoffer’?
Wanneer je een dergelijke vraag krijgt, moet je de impliciete bedoelingen ervan blootleggen in plaats van te beginnen met antwoorden door te oordelen. Onze missie in de komende periode moet niet alleen het Palestijnse recht op verzet legitimeren, maar ook het recht om woede te voelen wanneer ons land en onze rechten worden geschonden.
Het is onjuist en irrationeel om van Palestijnen – vooral van diegenen die direct het slachtoffer zijn van koloniale misdaden – te verwachten dat zij op internationale platforms zeggen dat zij ‘Israel niet verafschuwen’ om de sympathie van het westerse publiek te winnen. Dergelijke retoriek is niet nodig !
Het is mensonterend om zulke verklaringen van Palestijnen te verwachten. Palestijnen hebben niet slechts jeugdherinneringen of toekomstige ambities maar ook menselijke reacties van woede en weerstand. Dat de Palestijnen mensen zijn, betekent niet alleen dat zij naar school gaan zoals iedereen, maar ook dat zij hun aanvaller terugslaan net als normale mensen.
Een criticus van het beleid van Israel wordt maar al te vaak beschuldigd van antisemitisme. Hoe ga je om met veelvoorkomende reacties van interviewers op westerse nieuwszenders, ook met betrekking tot antisemitisme?
Het is belangrijk om te begrijpen waarom wij altijd worden ondervraagd over antisemitisme. Het is niet omdat men wil weten hoe wij daarover denken, maar om ons in het defensief te drukken en eigenlijk elk antwoord dat wij geven, te criminaliseren. Wat wij ook zeggen, zelfs wanneer wij een niet-radicale positie verkondigen, wij worden er altijd weer van beschuldigd antisemitisch te zijn.
In het debat wordt dit een ‘red herring’ genoemd [letterlijk: rode haring; in de betekenis van: een vis met een sterke geur die jachthonden voorgezet krijgen om hen af te houden van het jagen op konijnen], bedoeld om de aandacht af te leiden van het thema waar het om gaat en naar een zijspoor te dirigeren. Dit draagt niet bij aan de discussie, maar verdoezelt de feiten en leidt af van het onderwerp.
Je kunt een gesprek beginnen om te bewijzen dat je niet antisemitisch bent, maar dit zou ertoe leiden dat je in de val loopt die de zionistische lobby al jaren opzet. Het is bedoeld om elke criticus van Israel, of elke twijfelaar aan de legitimiteit van de bezetting, van antisemitisme te beschuldigen. Wij hebben helaas gezien dat veel mensen in rechtszaken in deze valstrik liepen. In plaats van tijd te investeren in het overbrengen van hun boodschap, moesten zij zich als daders in de rechtszaal verdedigen.
Paradoxaal genoeg worden dergelijke vragen nooit aan de onderdrukker gesteld. Je zult nooit horen dat een zionist beschuldigd wordt van het haten van moslims. Dit geeft aan dat de wereldmacht altijd aan de kant staat van de onderdrukker en de onderdrukten veroordeelt, zelfs in dialogen op televisie.
De Israeli’s hebben een programma ontwikkeld dat gespecialiseerd is in politieke propaganda, aangeduid met hasbara, die gericht is op het verdedigen van het beleid en de strategieën van Israel. Wat zijn de cruciale punten waarvan de pleitbezorgers van de Palestijnse zaak zich bewust moeten zijn wanneer zij met de westerse media spreken? Met andere woorden, hoe moet worden gereageerd op herhaalde vragen van het Westen? Hoe moeten bijvoorbeeld vragen over het Palestijnse verzet in Gaza en zijn verantwoordelijkheid voor het ‘doden van Israelische burgers’ worden beantwoord? Over het beschuldigen van HAMAS van de mensonterende situatie in Gaza, over de bewering dat de regeringen van het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) en HAMAS mensen op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza onderdrukken, en meer van dit soort voorbeelden?
Net als bij elke andere propaganda zijn al deze beweringen hetzelfde: zij zijn oppervlakkig en herhalen zichzelf. Zoals ik eerder heb gezegd, zijn deze beweringen niet bedoeld om de mening van de geïnterviewde Palestijn te leren kennen, maar om hem of haar in het defensief te drukken. Naar mijn mening is het onthullen van de bedoelingen achter dit soort vragen in een interview van vijf minuten richting de kijker veel effectiever en aantrekkelijker dan het voeren van een ideologische strijd die zeker meer tijd zal vergen.
Zionisten spreken vaak over ‘twee kanten’ van het verhaal, hun ‘verdriet’, de ‘levens van Palestijnse onschuldige burgers’, en vragen de westerse kijker: ‘Wat zou jij doen als je in onze schoenen stond?’. Zij beweren ook dat HAMAS haar burgers als ‘menselijk schild’ gebruikt, terwijl de waarheid is dat Israel verantwoordelijk is voor burgerslachtoffers, wat er in andere informatie ook mag worden beweerd.
Ja, wij geven toe dat de PNA zijn mensen onderdrukt. Het staat echter vast dat de zionistische staat de enige is die verantwoordelijk is voor deze realiteit, aangezien onderdrukking door de PNA zonder de aanwezigheid van het zionistische kolonialisme niet zou bestaan. Ik zou eerder zeggen dat wij nieuwe strategieën moeten ontwikkelen die erop gericht zijn de hasbara tegen te gaan. Wij moeten streven naar strategieën die gemakkelijk kunnen worden begrepen en herhaald door elke gemiddelde burger die geen relatie heeft met de huidige machthebbers. Daarnaast moeten wij mensen bewust maken, zodat zij de Israelische beschuldigingen herkennen als voorbeelden van hasbara, die niet waar hoeven te zijn. Integendeel, zij zouden moeten worden ontmaskerd als producten van strategische plannen van de overheid, voorzien van enorme fondsen, die zich richten op de beeldvorming van het westerse publiek, zonder verder vragen te beantwoorden.
Zo was ik onlangs verwikkeld in een virtuele dialoog waarin mij werd gevraagd naar mijn inbreng over de bewering dat ‘Gaza en de Westelijke Jordaanoever beide onder Jordaanse heerschappij stonden en dat zij leeg en onbewoond waren’. Toen sommige van mijn collega’s in de val liepen en zich begonnen te rechtvaardigen door historici te citeren, moest ik hen stoppen. Ik zei dat wij volledig bereid zijn om dergelijke vragen te beantwoorden en beweringen over ‘lege landen’, en hoe Palestijnen ‘in de jaren zestig werden bedacht’, en de mythe van ‘menselijke schilden’ te weerleggen. Maar dat vragen stellen aan ons over deze beweringen eigenlijk verbluffend en onaanvaardbaar is. Het zegt meer over de ondervrager dan over degene die er niet op kan of wil reageren.
Wij moeten de zaak bij de naam noemen: een misleidende vraag waar wij geen antwoord op hoeven te geven. Het is aan ons om duidelijk te maken dat deze vraagstelling alleen bedoeld is als afleiding van het kernprobleem, namelijk de onteigening van onze huizen en onze grond. Door deze manier van vragen stellen te ontmaskeren en er zelfs mee te spotten, gaat de kijker begrijpen dat deze vragen het gewoonweg niet waard zijn om te beantwoord te worden.
bron: Mondoweiss (Verenigde Staten), 9 september 2021
Metras is een in Palestina gevestigde digitale media-outlet die in 2018 is opgericht en zich bezighoudt met politiek, technologie, cultuur, samenleving en met onderbelichte onderwerpen in Palestijnse media
vertaling: Marijke Kruyt
Hadas Thier
Het Amerikaanse links-liberalisme heeft lang een merkwaardige eigenaardigheid gekend: die van de liberaal die progressief is in elke kwestie, behalve in het geval van Palestina. Maar naarmate de wreedheid van Israels bezetting niet langer genegeerd kan worden, is dit standpunt in afnemende mate houdbaar.
De nieuwe president van Israel, Isaac Herzog, waarschuwde vorige week voor een ‘nieuw soort terrorisme’ dat de Joodse Staat bedreigt. Misschien een nieuw wapen of een nieuwe strategie van HAMAS ? Of een door Iran gesteunde samenzwering binnen de grenzen van Israel ?
Nee. Israel heeft de term ‘terrorisme’ nu opgerekt tot het recente voornemen van Ben & Jerry’s dat zij gaan stoppen met de verkoop van ijs aan joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever.
Voor alle duidelijkheid, Ben & Jerry’s heeft nooit gezegd dat zij de verkoop aan Israel in zijn geheel gaan stoppen, alleen aan joodse nederzettingen in de bezette Palestijnse Gebieden – nederzettingen die in strijd zijn met het internationaal recht. Het is een minimale maar symbolisch belangrijke concessie. Maar dat heeft hysterische reacties en dreigementen van de Staat Israel niet weten te voorkomen. Of van sommige Amerikaanse politici onder wie – zeer komisch – de liberale burgemeester van New York City, Bill de Blasio, die het bedrijf een uitbrander gaf en aankondigde dat hij uit protest geen Cherry Garcia meer zal eten.
Hoe komt het dat een bedrijf dat lange tijd links-liberale doelen heeft gesteund, en recent nog steun betuigde aan ‘het ontmantelen van blanke suprematie’, aan het verdedigen van transgenders en het opkomen voor de rechten van vluchtelingen, nu ineens velen tegen de haren instrijkt ? Het antwoord ligt deels in de politieke stellingname die links in de Verenigde Staten al geruime tijd koestert, zozeer zelfs dat deze een eigen benaming heeft: PEP, ‘progressief behalve in het geval van Palestina’ (Progressive except for Palestine). Het is de politiek van diegenen die nadrukkelijk de rechten van immigranten, LGBTQ, gendergelijkheid en raciale rechtvaardigheid steunen, die zich verzetten tegen de misdaden van het Amerikaanse imperium, maar zwijgen over Israel.
Is het mogelijk, vraagt Chris Hedges, ‘om jezelf als liberaal of progressief te zien en tegelijk excuses te maken voor Israels bezetting, religieus chauvinisme, anti-Arabisch racisme, selectieve toepassing van mensenrechtenstandaarden en flagrante minachting van het internationaal recht ?’ Marc Lamont Hill en Mitchell Plitnick gaan op deze vraag in en leggen de schadelijke ontkoppeling van ‘progressief behalve in het geval van Palestina’ bloot in hun recente boek, Except for Palestine: The Limits of Progressive Politics (New York: The New Press, 2021; 240 pp.).
Hill en Plitnick schetsen ons een beeld uit 2018, toen president Donald Trump duizenden troepen inzette tegen de ‘invasie’ van migranten aan de zuidgrens en progressieven reageerden met het bekende Amerikaanse refrein: ‘Dit is niet wie wij zijn.’
Maar diezelfde zomer, toen Trump de financiering aan de UNRWA stopzette – die noodvoedsel, onderdak en medicijnen aan Palestijnse vluchtelingen verschaft, en zo een grote ramp voor de mensenrechten veroorzaakte – werd dit besluit vanuit liberale hoek merendeels in stilte ontvangen.
De dubbele moraal kwam nog scherper naar voren toen Trump voorstelde dat Amerikaanse troepen met scherp zouden schieten op iedereen uit de Centraal-Amerikaanse karavaan die stenen gooit. De meeste Amerikanen, en vrijwel alle liberalen, waren verontwaardigd dat de president opriep tot een dergelijk onevenredig gebruik van geweld tegen ongewapende mensen. Toch handelt Israel al vele jaren op precies dezelfde manier. De laatste jaren zijn in de Strook van Gaza honderden Palestijnen beschoten met zowel rubberkogels (die dodelijk kunnen zijn) als scherpe munitie, ondanks het feit dat zij geen onmiddellijke bedreiging voor een Israelische soldaat of burger vormden.
Hill en Plitnick leggen uit dat het ‘in de mildste bewoordingen’ in twijfel trekken van de onvoorwaardelijke steun van de Verenigde Staten aan Israel lange tijd een politiek dwaalspoor is geweest, dat is beantwoord met beschuldigingen van het uitlichten van ‘s werelds enige Joodse Staat en met beschuldigingen van antisemitisme. ‘Tegen de achtergrond van deze realiteit heeft Amerikaans politiek-links een wereld genormaliseerd waarin het in woord en beleid aanvaardbaar is om de ethische en politieke tegenstrijdigheid te omarmen “progressief te zijn behalve in het geval van Palestina”.’
Terwijl in de meeste delen van de wereld solidariteit met de Palestijnse strijd vanzelfsprekend is voor iedereen die zichzelf als ‘links’ beschouwt, is Amerikaans-links op zijn best inconsistent en op zijn slechtst opvallend stil gebleven. Binnen de context van een zeer asymmetrisch conflict steunt stilzwijgen of ‘neutraliteit’ in feite een gewelddadige status quo – een waarin Israel als sterk gemilitariseerde staat zijn controle handhaaft over een staatloze bevolking, systematisch verstoken van alle sociale, economische en fysieke rechten.
de bi-partisan consensus over Palestina
Zoals Mehdi Hasan formuleert, ‘bloedt het hart van progressieven voor Syriërs, Libiërs, Afghanen, Iraki’s, Rwandezen, Kosovaren … maar niet voor Palestijnen’. Toen Israelische troepen tientallen Palestijnen doodschoten tijdens de eerste Grote Mars van de Terugkeer op 30 maart 2018, vroeg Hasan: ‘Waar zijn de boze opiniestukken van Nicholas Kristof van The New York Times, Richard Cohen van The Washington Post of David Aaronovitch van The Times (Londen), die concrete actie eisen tegen de mensenrechtenschenders van het IDF [Israelische Strijdkrachten] ?’
Het falen van de Amerikaanse progressieven in de kwestie Palestina weerspiegelt de jarenlange steun van beide partijen aan de Staat Israel en de mate waarin de liberale politiek wordt beperkt door wat de Democratische Partij aanvaardbaar acht.
Zo werd de Palestijnse antiterrorisme-wet, ingevoerd na de democratische verkiezingsoverwinning van HAMAS in 2006, mede-ingediend door 294 leden van het Huis van Afgevaardigden. Het begeleidende wetsvoorstel in de Senaat werd door negentig van de honderd senatoren gesteund.
‘Zelfs tegenstanders van het wetsvoorstel gingen hierin mee,’ stellen Hill en Plitnick. ‘De Republikeinse afgevaardigde Betty McCollum, bijvoorbeeld, die bekend staat als een van de meest principiële verdedigers van de rechten van de Palestijnen in het Congres,’ verklaarde dat de bewoordingen in de iets mildere Senaatsversie van het wetsvoorstel haar standpunt correct weergaven.
In Except for Palestine richten Hill en Plitnick zich op de zwakste schakels van de liberale ideologische keten: 1) Dat wat je ook zegt over de ergste Israelische agressie, zijn ‘bestaansrecht’ moet worden verdedigd; 2) Dat de beweging om Israel te boycotten, te desinvesteren en te sanctioneren (BDS) inherent antisemitisch is; en 3) Dat voor zover de Amerikaanse regering een negatieve rol heeft gespeeld in de onderdrukking van de Palestijnen, dit eerder te maken heeft met het beleid van Donald Trump dan met de historische, onvoorwaardelijke inzet voor de Staat Israel.
Pleitbezorgers van Israel beschuldigen zijn critici er vaak van Israel ‘apart de maat te nemen’ voor zijn misdaden. Dat is niet waar. Voorstanders van de rechten van de Palestijnen zijn doorgaans dezelfde mensen die zich in het algemeen verzetten tegen onderdrukking en imperialisme. Toch zijn er aspecten aan Israels vestigingskolonialisme en zijn relatie met de Verenigde Staten, die uniek zijn. Een van deze aspecten is de eis dat het bezette volk – de Palestijnen – Israels ‘bestaansrecht’ moet erkennen.
Hill en Plitnick wijzen erop dat staten ‘de territoriale integriteit van [andere] staten binnen internationaal erkende grenzen erkennen en de legitimiteit van de huidige regering erkennen (of ontkennen)’. Maar geen enkele staat wordt erkend voor zijn zelfbepaalde karakterisering. Iran wordt niet erkend als Islamitische Republiek. Saoedi-Arabië wordt niet erkend als een absolute monarchie.
De eis echter aan Palestijnen (en aan niemand anders) om te erkennen dat Israel niet alleen recht van bestaan heeft, maar dat het moet bestaan als de Joodse Staat, die permanent een demografisch joodse meerderheid behoudt, is een eis aan de Palestijnen om hun aanspraken op hun zelfbeschikkingsrecht op te geven. Het is ‘in feite de eis dat de Palestijnen hun onteigening legitimeren’.
De centrale eis van de Palestijnse beweging – het recht op terugkeer van onteigende Palestijnse vluchtelingen naar het grondgebied dat Israel van hen heeft gestolen – wordt erkend door het internationaal recht maar het brengt Israels joodse demografische meerderheid in gevaar. Dat geldt ook voor de natuurlijke bevolkingsgroei van de Palestijnen die in Israel wonen. Het erkennen van Israels bestaansrecht als joodse etno-nationalistische staat betekent in feite het opgeven van zowel het recht op terugkeer als van gelijke democratische rechten voor de Palestijnen die in Israel wonen.
De vraag ‘Heeft Israel bestaansrecht ?’ is daarom geen abstracte kwestie van joodse zelfbeschikking. ‘Het gaat niet om het recht van de joden om een natie te vormen of zelfs om een thuisland na te streven,’ maar om de vraag of dat thuisland het ‘recht’ heeft om te bestaan op basis van de onteigening en de voortdurende ontzegging van democratische rechten aan de Palestijnen.
de wortels van PEP
De weigering om deze basiseisen op te geven brengt de beweging voor boycot, desinvesteren & sancties (BDS) in botsing met Israels aanhangers.
In 2005 riep een grote coalitie van meer dan 170 Palestijnse maatschappelijke organisaties op tot BDS totdat Israel zijn verplichtingen nakomt om het onvervreemdbare recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk te erkennen en zich volledig aan de besluiten van het internationaal recht houdt door:
- Een einde te maken aan de bezetting en kolonisatie van al het Palestijnse grondgebied en de Muur [de gigantische zogenaamde afscheidingsmuur die door Israel is gebouwd en door de Westelijke Jordaanoever loopt] te ontmantelen.
- Het erkennen van de fundamentele rechten van de Palestijnse staatsburgers van Israel op volledige gelijkheid.
- Het respecteren, beschermen en bevorderen van de rechten van Palestijnse vluchtelingen om naar hun huizen en eigendommen terug te keren, zoals bepaald in VN-Resolutie 194 [1948].
Als Israel geen etno-nationalistische staat zou zijn, zouden deze eisen vrij basaal zijn: democratische rechten voor al zijn burgers, een einde aan de decennialange bezetting, het internationaal erkende recht van vluchtelingen om naar hun huizen terug te keren. Bovendien kent de oproep tot BDS een expliciet geweldloze strategie. Wat liberalen ook mogen vinden van het recht van onderdrukte mensen om zich met alle noodzakelijke middelen te verzetten, de geweldloze middelen die BDS-campagne inzet om hun onvervreemdbare rechten op te eisen, zouden voor progressieven vanzelfsprekend moeten zijn.
Maar elke eis van BDS – in het bijzonder de laatste twee – ondermijnt fundamenteel Israels vermogen om een joodse demografische meerderheid te handhaven. ‘Het ter sprake brengen van de kwesties van de Palestijnse vluchtelingen en de Arabische [Palestijnse] burgers van Israel,’ merken Hill en Plitnick op, ‘maakte helder dat de oproep [tot BDS] zich niet alleen zou richten op kritiek op Israels bezetting van de Westelijke Jordaanoever [inclusief Oost-Jeruzalem] en de Strook van Gaza in 1967, maar zich zou uitspreken over de volledige Palestijnse ervaring.’
Toch lijkt de progressieve politiek in de Verenigde Staten haar grens te bereiken bij de zogeheten ‘Groene Lijn’ – de wapenstilstandslijn die Israels vestiging op Palestijns land markeert voordat Israel in 1967 de Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem), de Strook van Gaza en de Hoogvlakte van Golan bezette. In sommige liberale kringen is het misschien prima om de rechten te steunen van Palestijnen die in de bezette delen van de Westelijke Jordaanoever en Gaza wonen (tenminste totdat deze rechten botsen met de rechten van joodse kolonisten om Cherry Garcia te eten) of om op te roepen tot een twee staten-oplossing op basis van die grenzen (hoe noodlottig die oplossing ook moge zijn). Maar het ter discussie stellen van het fundament van de Staat Israel, die gebouwd is op etnische zuivering, voortdurende kolonisatie en ontkenning van democratische rechten, is zeker verboden terrein.
Discussie over hoe dat zo is gekomen en de historische wortels van ‘progressief behalve in het geval van Palestina,’ komt niet prominent aan de orde in het boek. De oorsprong van PEP ligt waarschijnlijk in de allang bestaande zwakte van Amerikaans-links in kwesties van buitenlands beleid en het afglijden binnen de arbeidersbeweging naar nationalisme sinds 1940. Leven in de buik van het imperiale beest brengt frustrerende politieke uitdagingen met zich mee, des te meer omdat de politieke visie van links vaak is beperkt door wat aanvaardbaar is voor de leiding van de Democratische Partij. De twee grootste partijen van de Verenigde Staten zijn het roerend eens over het doel van de imperiale hegemonie van de Verenigde Staten over de hele wereld, ook al verschillen zij soms van mening over de tactiek.
Het onderwerp Israel en Palestina in het bijzonder wordt dubbel vertroebeld door de verlammende erfenis van de Holocaust en de actieve manipulatie hiervan door de propaganda van de Staat Israel. In 1988 klaagde de overleden Palestijnse intellectueel Edward Said over de algemene houding van Amerikaans-links: ‘Een combinatie van onwetendheid, vroomheid tegenover de kanteling over Israel en het feit dat het een bastion van democratie is en een plaats voor het overblijfsel van de Holocaust, heeft de reactie van Amerikaans-links zowel politiek als intellectueel in verbazingwekkende mate beperkt.’
Vandaag de dag moeten de voortdurende escalatie van Israels geweld, de verschuivingen in de Amerikaanse publieke opinie en de groeiende kloof binnen de Democratische Partij, zoals Hill en Plitnick stellen, worden opgevat als tekenen ‘dat het huidige politieke moment rijp is om de grenzen te overschrijden van het orthodoxe politieke discours, dat lange tijd elke oproep tot steun aan Palestijnse rechten als een uitzondering op progressieve waarden heeft gezien’. Het is niet langer mogelijk om ‘progressief te zijn behalve in het geval van Palestina.’ In feite is dat nooit het geval geweest.
bron: Jacobin (Verenigde Staten), 27 juli, 2021
Hadas Thier is een activiste in New York en de auteur van A People’s Guide to Capitalism: An Introduction to Marxist Economy (Chicago: Haymarket Books, 2020; 300 pp.)
vertaling: José Mooren
Lena Obermaier
Extreemrechts in Europa kent een lange en beschamende geschiedenis van antisemitisme, maar het wil zijn imago oppoetsen en electorale winst boeken. Als onderdeel van dit project ondersteunt extreemrechts daarom nadrukkelijk het zionisme. Daarbij heeft het aan zijn bestaande jodenhaat nieuwe vormen van racisme en vreemdelingenhaat toegevoegd.
Vorig jaar werd Ya’ir Netanyahoe, de oudste zoon van de voormalige Israelische premier Benjamin Netanyahoe, de posterboy van de Duitse rechtse partij Alternative für Deutschland (AfD). Hij had discussies uitgelokt toen hij opriep om de ‘kwalijke’ Europese Unie af te schaffen, die volgens hem een vijand zou zijn van Israel en van ‘alle Europese christelijke landen’. Maar de AfD ontsnapte toen aan Netanyahoes kritiek, hoewel de partij toch regelmatig wordt beschuldigd van antisemitisme en door de voorzitter van het World Zionist Congress, Ronald Lauder, ‘een schande voor Duitsland’ is genoemd. (Tot zijn schande heeft Alexander Gauland, de voormalige leider van de AfD, de naziperiode ooit afgedaan als een ‘vogelpoepje’ in de Duitse geschiedenis).
De extreemrechtse steunbetuiging aan Israel komt niet alleen vanuit Duitsland, maar ontwikkelt zich in heel Europa. Naast Alice Weidel van de AfD hebben extreemrechtse leiders als Geert Wilders in Nederland, Marine Le Pen in Frankrijk, Nigel Farage in het Verenigd Koninkrijk en Viktor Orbán in Hongarije openlijk de kant van Israel gekozen. Voor de meeste van deze partijen is openlijk en enthousiast het zionisme steunen een ideologisch principe geworden – een scenario dat vijftig of zelfs dertig jaar geleden nog ondenkbaar was. Terwijl het oude extreemrechts van na de Tweede Wereldoorlog de vernietiging van de joden blijft scanderen, schaart zijn nieuwe versie zich achter de Netanyahoes. Hoe heeft het zover kunnen komen ?
salonfähig
Ook in eerdere periodes werd het zionisme al gesteund door antisemieten. Sinds het ontstaan van de joods-nationalistische beweging in Europa in de negentiende eeuw heeft een minderheid van Europese antisemieten gepleit voor joodse nederzettingen in Palestina. Zo was het jodenvrij maken van het Britse grondgebied voor de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Arthur Balfour, een reden om in de Balfour-Verklaring van 1917 aan te dringen op steun van de Britse regering aan de zionistische beweging.
Een eeuw later, na de verschrikkingen van de Holocaust, is steun betuigen aan Israel een middel geworden om het rechtspopulisme salonfähig te maken. De partij van Marine Le Pen, het Front National dat inmiddels is omgedoopt in Rassemblement National, blijkt daarvan een voorbeeld bij uitstek. Toen haar vader Jean-Marie Le Pen in 1972 het Front National oprichtte, was dit sterk antisemitisch: zó sterk dat hij de nazi-bezetting van Frankrijk ‘niet bijzonder onmenselijk’ kon noemen. Marine Le Pen heeft sindsdien geprobeerd zich van het slechte imago van haar vader te ontdoen door Israel en de joodse gemeenschap in Frankrijk de hand te reiken.
Terwijl de steun voor het Front National in Frankrijk toenam, verscheen in 2013 in Duitsland de AfD ten tonele: deze partij stelde zich op als een eurosceptische beweging die al snel naar uiterst rechts opschoof. Ook de AfD stond te popelen om de rechtse politiek salonfähig te maken. Tot dan toe had de Nationaldemokratische Partei Deutschlands (NPD) als overblijfsel uit de naziperiode uiterst rechts vertegenwoordigd. Nu beloofde de AfD die taak over te nemen, waartoe zij moest breken met het openlijke antisemitisme dat altijd de NPD had gekenmerkt. Voormalig AfD-leider Frauke Petry reisde begin 2016 naar Tel Aviv en gaf daar een exclusief interview aan het Israelische dagblad Yedioth Ahronoth. Hierin kon zij zich uitspreken tegen het antisemitisme en tegen elke kritiek op Israel, en tegelijkertijd haar geloofwaardigheid in Duitsland versterken.
Toenadering tot Israel is niet alleen een middel om de rechtse politiek in Europa nieuw leven in te blazen. Rechts in Europa schurkt ook tegen Israel aan omdat deze etno-nationalistische staat tot voorbeeld zou strekken aan Europa, dat intern blijft ruziën over hoe het met zijn eigen grenzen moet omgaan. Extreemrechts koestert bovendien vaak solidaire gevoelens voor Israel, omdat het denkt met Israel een ‘joods-christelijk erfgoed’ te delen dat het koste wat kost moet verdedigen. Daar herinnert een figuur als Nigel Farage ons graag aan. ‘Wij zijn slappelingen geweest. Mijn land is een joods-christelijk land’, vertrouwde Farage in 2014 aan talkshow-host Sean Hannity toe, ‘en daarom moeten wij nu echt eens voor onze waarden opkomen.’
Terwijl de rechtspopulistische partijen in Europa ermee worstelen om een divers electoraat aan te spreken, lijkt Israel hun volmaakte ideaal: één natie voor één volk van één geloof, met een eensgezinde en compromisloze houding tegenover zijn Palestijnse bevolking. Het Europese rechtse denken ontkent daarbij het feit dat er in Israel duizenden Ethiopische joden wonen, en dat Palestijnen met een christelijke geloofsovertuiging elke dag geconfronteerd worden met de gevolgen van het kolonialisme van Israel. In plaats daarvan ziet het joden in het algemeen en Israel in het bijzonder als eendimensionale entiteiten, wat natuurlijk een rechtse wensdroom is.
hersenschim
Onderdeel van dit idee is de zienswijze dat Israel fungeert als een sterk militair bolwerk tegen de islam. Geert Wilders van de Partij voor de Vrijheid (PVV) heeft Israel ooit de ‘kanarie in de kolenmijn’ genoemd en ‘de eerste verdedigingslinie van het Westen tegen de islam’, waarmee hij expliciet een verband legt tussen de islamofobie van rechts en zijn groeiende filosemitisme. Volgens de socioloog Rogers Brubaker zijn joden in dit verband ‘exemplarische slachtoffers van de dreiging van de islam’. Steun aan Israel wordt zo een voorwaarde voor de op het eerste gezicht gemeenschappelijke strijd tegen de oprukkende islam.
In de nasleep van de Europese vluchtelingencrisis hebben rechtse partijen bewust gebruik gemaakt van de politieke onzekerheid en van de economische onrust in eigen land om het vuurtje van hun islamofobe retoriek op te stoken. Europa staat net als Israel op het punt, zoals zij beweren, om te worden opgeslokt door een binnenvallende moslimmacht. En net als in Israel zijn er rechtse regeringen nodig om de joden te beschermen.
In 2014 vroeg Marine Le Pen de Franse joden dringend om te stemmen op het Front National, de partij die opgericht is door een notoire Holocaustontkenner. Zij beweerde dat haar partij ‘zonder twijfel het beste schild is om u te beschermen tegen de enige echte vijand, het islamitisch fundamentalisme’.
Dit nieuwe frame van het antisemitisme als een diepgeworteld probleem onder de moslims is de kern geworden van de pro-Israelische retoriek in Duitsland. Eerder dit jaar legde Beatrix von Storch, de plaatsvervangend leider van de AfD, de schuld voor de toegenomen antisemitische incidenten bij ‘geïmporteerde antisemieten’ en ‘antisemieten met een zichtbare migratieachtergrond’. Maar volgens een rapport van het International Centre for the Study of Radicalisation aan het King’s College in Londen blijkt uit geen enkele peiling dat antisemitisme méér voorkomt onder moslimpopulaties. Het rechtse frame van de moslimgemeenschap – als van een hechte, van nature antisemitische eenheid – is een hersenschim.
militarisme
Een laatste pijler voor de steun aan Israel is de verheerlijking van zijn geavanceerde militair-industriële complex. Het Israelische leger is altijd afhankelijk geweest van dienstplicht en het is wereldleider in de productie van wapens die het in zijn verkooppraatje omschrijft als ‘in de strijd beproefd’. Tegelijkertijd is het afhankelijk van enorme pakketten aan buitenlandse steun, voornamelijk afkomstig uit de Verenigde Staten, die regelmatig worden omschreven als hun ‘veiligheidsverplichting’.
Terwijl extreemrechts in Europa graag laat schieten op de vluchtelingen aan zijn grenzen, gebeurt dat in Israel al geruime tijd. De schietgrage missies van Israel worden internationaal zelden veroordeeld, vanaf het ‘vrij schieten’ op Palestijnse vluchtelingen in de jaren 1950 tot aan het verwonden van ruim 35.000 Palestijnse demonstranten in 2018-2019 in de Strook van Gaza, tijdens de zogeheten Grote Mars van de Terugkeer.
Onlangs interviewde het Israelische dagblad Israel Hayom Marcel Yaron Goldhammer, een Duitser die zich tot het jodendom heeft bekeerd en in het Israelische leger heeft gediend. Hij beschrijft zijn diensttijd als ‘de mooiste tijd van mijn leven’. In Duitsland is hij namens de AfD kandidaat voor de Duitse Bondsdag en hij levert kritiek op de aanwezigheid van moslims in Duitsland … omdat ‘het hier zal worden zoals in Israel. En wij zien wat daar nu gebeurt.’
Voor zijn huidige golf van steun aan Israel heeft extreemrechts in Europa vooral een strategisch motief. Deze steun leidt namelijk af van zijn eigen racisme en islamofobie, kanaliseert de aandacht naar de ultieme slachtoffers in Europa (de joden) en verdoezelt zijn lange staat van dienst als het gaat om antisemitische retoriek.
Tegen het duidelijk voor eigen gebruik inzetten van het zionisme door rechts komt er vanuit Israel onvoldoende tegengeluid. Sterker nog, het tegendeel is het geval. Ultranationalisten hebben zich onder de regering-Netanyahoe graag verenigd met openlijk antisemitische en aan de nazi’s gelieerde politici, zoals de voormalige vice-kanselier van Oostenrijk Heinz-Christian Strache. Helaas zal er weinig veranderen zolang de rechtse regering van Israel, nu geleid door Naftali Bennett, allianties blijft zoeken met haar tegenhangers in Europa.
Met zijn pro-Israelbeleid als vijgenblad, slaagt rechts in Europa erin de aandacht af te leiden van het gevaarlijke antisemitisme binnen de eigen gelederen. Volgens Josef Schuster, voorzitter van de Zentralrat der Juden in Deutschland, is politiek rechts in Duitsland grotendeels verantwoordelijk voor de recente piek in antisemitische aanvallen. Het nieuwe, filosemitische extreemrechts in Europa vraagt daarom, zoals altijd, om de waakzame kritiek van joden én van niet-joden.
bron: Jacobin (Verenigde Staten), 8 september 2021
Lena Obermaier werkt aan de Universiteit van Exeter aan een proefschrift over Midden-Oosterse politiek; eerder doceerde zij aan de School of Oriental and African Studies (SOAS) in Londen
vertaling: Ewout van der Hoog