- Israel grijpt naar psychologische oorlogsvoering om Palestijnse hongerstaking te breken (pp. 4-5).
- 40 dagen hongerstaken – 19 eisen ingewilligd (p. 6).
- Stephanie Latte: ‘Israel heeft een web van detentie over de Palestijnse Gebieden geweven’ (pp. 7-9).
- HAMAS’ oude en nieuwe handvest naast elkaar gelegd (pp. 10-11).
- Moskou – hoofdstad van het Midden-Oosten (pp. 12-14).
- Macrons boycot-hypocrisie (p. 15).
- Trump speelt ‘vrede in het Midden-Oosten’ (pp. 16-17).
- Een nieuw Palestijns nationalisme moet de geschiedenis doen kantelen – een interview met Balad-politicus Awad Abdel Fattah (pp. 18-20).
- Vrije Universiteit verbiedt SRP-bijeenkomst met Awad Abdel Fattah (p. 20).
- De Juni-Oorlog van 1967 was een aanvalsoorlog van Israel met als inzet militaire hegemonie in de regio en territoriale expansie (pp. 21-23).
- Al-Naksa (p. 24).
- De Juni-Oorlog van 1967: de derde ronde in een strijd die nog altijd niet is gestreden – een interview met historicus Henry Laurens (pp. 25-29).
- Reisverslag – Het is toch anders wanneer je het met eigen ogen ziet … (pp. 30-32)
- De talrijke verboden voor Palestijnen (p. 33).
- Israel zet 140.000 Palestijnen administratief Jeruzalem uit (p. 34).
- Al-Khalil (Hebron) (p. 35)
- Het morele kompas dat Israel vreest – interview met twee YAS-activisten uit Al-Khalil (Hebron) (pp. 36-38).
- Joodse kolonisten proberen de Palestijnse identiteit van Al-Khalil (Hebron) uit te wissen (pp. 39).
- Palestijnen in het vluchtelingenkamp Balata woedend over de ‘twee bezettingen’ – ingeklemd tussen Israel en de PNA (pp. 40-43).
Onlangs was het 50 jaar geleden dat de Juni-Oorlog uitbrak. In talloze beschouwingen is in de media bij dat feit stilgestaan. Afgezien van de kritiekloze pro-Israel-media is de toon in de berichtgeving enigszins bedrukt geweest. Niet zozeer vanwege de oorlog op zich. Het zou hier immers gegaan zijn om een ‘preventieve militaire slag’ die door Israel aan vijandige Arabische buurstaten is toegebracht.
Die enigszins bedrukte toon was vooral ingegeven door wat er op de oorlog is gevolgd: bezetting en onderdrukking van de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza. Deze is Israel internationaal op groeiende kritiek komen te staan. Om zijn positie in de wereld niet in gevaar te brengen en het land ‘niet naar apartheid te laten afglijden’, zou Israel tegen zichzelf beschermd moeten worden, zo meent men. ‘In ruil voor vrede’ zou Israel de bezetting moeten opgeven. Daarmee zou er letterlijk en figuurlijk ruimte vrijkomen voor de vorming van een ‘onafhankelijke, levensvatbare staat’ voor de Palestijnen.
Op het bovenstaande is heel veel af te dingen. Om te beginnen klopt de analyse niet over wat er in 1967 is gebeurd. Wie dieper naar de feiten kijkt, komt erachter dat het destijds is gegaan om een aanvalsoorlog van de kant van Israel – door Israelische leiders later openlijk toegegeven – met als inzet militaire hegemonie in de regio en territoriale expansie. Specifieke omstandigheden hebben daartoe een uitgelezen kans geboden (zie daarover het interview met de Franse historicus Henry Laurens en de bijdragen van Soemoed-redacteur Jochem van Oosten).
Met de zware nederlaag die de Israelische strijdkrachten hun Arabische tegenstanders hebben toegebracht – in een oorlog die slechts zes dagen heeft geduurd – wist Israel zijn militaire hegemonie in de regio te vestigen.
Dat de aanval evenzeer was ingegeven door een streven naar territoriale expansie, blijkt uit de systematische kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever (aanvankelijk ook van de Strook van Gaza) die op de bezetting is gevolgd: met ruimhartige financiële en logistieke steun van Tel Aviv hebben zich daar in de achterliggende 50 jaar rond 600.000 joodse kolonisten gevestigd – dat betekent zo’n 10 procent van het joodse bevolkingsdeel van Israel.
Om dezer dagen over ‘50 jaar bezetting’ te spreken, schiet als omschrijving dan ook schromelijk tekort. Bezetting wordt binnen de internationale rechtsorde geacht een tijdelijke situatie te zijn. Hier gaat het om méér – namelijk om 50 jaar kolonisatie.
De Palestijnen hebben de wrange vruchten geplukt van een oorlog die over hun hoofden is uitgevochten: 300.000 van hen werden vluchteling (bovenop de 750.000 van de oorlog van 1948-1949) en de resterende 22 procent van hun grondgebied kwam in handen van Israel. Veroverd Oost-Jeruzalem – waar zich heiligdommen van moslims en christenen bevinden – werd geannexeerd en verjoodst.
Annexatie en kolonisatie van Palestijns grondgebied zijn in strijd met het volkenrecht (wat betreft de vestiging van joodse staatsburgers van Israel in bezet gebied gaat het om een oorlogsmisdaad; zie de achterpagina van dit nummer van Soemoed). Die annexatie en kolonisatie zijn door ‘de internationale gemeenschap’ vele malen veroordeeld – onder meer binnen de Verenigde Naties.
Strafmaatregelen tegen Israel zijn echter achterwege gebleven. Daarmee is de internationale rechtsorde geweld aangedaan en naleving van internationale rechtsregels ondermijnd. Er wordt hier overduidelijk met twee maten gemeten: de bezetting van Koeweit in 1990 door het Irak van Saddam Hoessein is uiteindelijk teruggedraaid met een militaire campagne, die door de VN-Veiligheidsraad werd gesanctioneerd. Israel is tot heden zelfs een eerste aanzet tot VN-sanctiemaatregelen vanwege zijn kolonisatie van Palestijns grondgebied bespaard gebleven.
50 jaar kolonisatie heeft ernstig inbreuk gedaan op het bestaan en het welzijn van de Palestijnen in de Bezette Gebieden. Kolonisatie is hand in hand gegaan met de verwoesting van de Palestijnse samenleving en met economische marginalisering van de Palestijnen. Geconfronteerd met een ‘demografisch probleem’, is de politiek van Israel erop gericht geweest om het leven van Palestijnen uiterst moeilijk te maken, in de hoop zo vooral de jongere generatie tot emigratie aan te zetten (waarheen trouwens, in tijden van afnemende emigratiemogelijkheden, zeker voor mensen met een moslimachtergrond?).
50 jaar kolonisatie van de in 1967 bezette Palestijnse gebieden heeft tussen de Middellandse Zee en de rivier de Jordaan de facto een één-staat-constellatie onder joods-zionistische hegemonie voortgebracht. Aangezien er in het betreffende gebied ongeveer evenveel Palestijnen als joodse Israeli’s wonen en handhaving van joods-Israelische hegemonie gepaard gaat met Israelische apartheid, is de duurzaamheid van een dergelijke constellatie allerminst een uitgemaakte zaak – vanwege de tegenkrachten die apartheid van de kant van de Palestijnen en vanuit de wereld oproept.
Carl Stellweg
Vorige maand nam de Knesset tussen neus en lippen door een wetsvoorstel aan waarin Israel als ‘nationaal thuis voor het Joodse volk’ wordt gedefinieerd. Dat klinkt als meer van hetzelfde, maar is toch alarmerend. Met de wet, die nieuwe discriminerende bepalingen bevat, zet Israel een nieuwe stap in de richting van een agressief, religieus getint nationalisme dat zijn Palestijnse staatsburgers steeds verder in het nauw drijft.
Het maakt het betoog van Awad Abdel Fattah (60) des te urgenter. Deze prominente Palestijnse politicus uit Palestina’48 (Israel), die in mei op bezoek was in Nederland, ziet voor die almaar meer in de verdrukking rakende Israelische Palestijnen juist een cruciale rol weggelegd in een nationale beweging die moet leiden tot een werkelijk democratische staat voor Palestijnen én joden.
Het wordt een zaak van de lange adem: Fattah verwacht dat er zeker zo’n tien tot vijftien jaar mee zijn gemoeid. Tegelijk dringt de tijd. Want nu het Israelische bewind zo sterk inzet op ‘nationale zelfbeschikking voor het Joodse volk in de democratische staat Israel’, hebben de Palestijnen geen andere keus dan eveneens hun aanspraken als nationale groep te benadrukken. Geografische scheiding van beide bevolkingen is daarbij niet het einddoel, maar juist integratie, een grondige herijking van de staat die er al is.
‘Het tweestatendiscours heeft geleid tot versplintering van de Palestijnen. Er zijn scheidslijnen ontstaan tussen de bevolkingen in Israel, Oost-Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever, de Gaza-Strook en de diaspora,’ zegt Fattah, die al vele jaren actief is binnen de partij Nationale Democratische Assemblee (Balad). ’Het wordt hoog tijd dat we onszelf weer als één volk herontdekken, tot het hernieuwde besef komen dat we een gemeenschappelijk verhaal hebben, een verhaal dat op zijn minst teruggaat tot 1948. Onze nationale identiteit dient te worden hersteld. Let wel, het is niet uit chauvinisme dat ik hiervoor pleit, dit is een overlevingsstrategie. Pas wanneer we onze positie als nationale gemeenschap hebben versterkt en aldus onze collectieve rechten hebben veiliggesteld, kunnen we hopen op gelijkheid en individuele rechten. Niet andersom.’
Wie de anatomie van de Israelische onderdrukking goed wil doorgronden, moet niet zozeer naar de Westelijke Jordaanoever kijken, maar naar Israel zelf, zegt u.
‘Dat klopt. Het racistische karakter van de staat Israel wordt duidelijk als je de verhouding tussen staatsburgers onder de loep neemt. Palestijnse burgers in Israel hebben individuele rechten, zeker, maar die rechten zijn onderworpen aan de nationale rechten die alleen joden genieten, en worden er dus uiteindelijk door ontkend. Israel heeft zich altijd geafficheerd als de enige democratie in het Midden-Oosten, maar hoe is die democratie mogelijk gemaakt? Door de bevolking die er aanvankelijk de meerderheid vormde op gewelddadige wijze tot minderheid te reduceren. Door in 1948-1949, 750.000 van de 900.000 Palestijnen te verjagen, hen te verhinderen terug te keren, hun bezittingen te confisqueren, en joden waar ook ter wereld het recht te geven zich op Palestijnse grond te vestigen. Je kunt dus stellen dat Palestijnen evenzeer het slachtoffer zijn van het zionisme als van de Israelische democratie, en dat Israel de eerste apartheidsstaat was.’
Hoe kon Israel daarmee wegkomen?
‘De Israelische politiek werd aanvankelijk gedomineerd door de Arbeiderspartij (later met Arbeidspartij aangeduid), door de arbeidersbeweging, die goede banden onderhield met het Westen en het racistische karakter van Israel listig wist te verdonkeremanen met een zogenaamd progressief en democratisch secularisme. Westerse elites doorzagen dit wel, maar hechtten vooral waarde aan Israel als strategische partner in het Midden-Oosten. De publieke opinie werd ondertussen zand in de ogen gestrooid. Vaak hoor je nog de opvatting dat Israel vóór 1967 een gewoon land was – dat de veroveringen van de Juni-Oorlog en later de machtsgreep van conservatieve nationalisten het land pas hebben gecorrumpeerd. In werkelijkheid waren de Arbeiderspartij en de arbeidersbeweging de architecten van het zionisme en heeft Israel in zijn hele bestaan slechts een periode van zes maanden gekend dat geen enkele Palestijn onder militair bewind leefde. Tot in 1966 bestond een dergelijk bewind namelijk voor de Palestijnen in Israel. Dat werd afgeschaft maar vervolgens weer ingevoerd in de gebieden die na de Juni-Oorlog in Israelische handen kwamen.
Een andere reden dat Israel zijn ware aard verborgen wist te houden was de passiviteit van de Palestijnse burgers. Op enkele uitzonderingen kwamen de Palestijnen in Israel niet op het idee hun burgerschap als politiek wapen in te zetten, zoals mijn partij Balad dat halverwege de jaren negentig begon te doen en daarmee vooral zogenaamd progressieve zionisten, die democratie en gelijkheid propageerden zonder de consequenties van hun zionisme onder ogen te zien, flink in verlegenheid bracht. Dat burgerschap zei de Palestijnen niets, met de Nakba (de Catastrofe van 1948-1949) nog zo vers in het geheugen waren zij vooral gericht op overleven.
Tenslotte was het moeilijker het zionistische apartheidsbewind te bestrijden dan het apartheidsbewind in Zuid-Afrika omdat Israel niet zo openlijk racistisch was. De apartheid viel niet af te lezen van borden op openbare plekken, ze zat verborgen in de wetten, bestond vooral impliciet.’
Inmiddels waait er een andere wind. Het racisme is nu veel openlijker.
‘Inderdaad. Helaas betekent dit nog niet dat Israel net zo’n paria zal worden als destijds Zuid-Afrika, want de wereld is mee veranderd. Er waait niet alleen een rechtsere wind in Israel, maar in de hele wereld, zo lijkt het. Dat is verontrustend, maar laten we elkaar niet de put in praten. Het ligt in de rede dat deze verrechtsing een energieke linkse tegenbeweging op gang zal brengen. Bovendien is de Palestijnse gemeenschap er minder slecht aan toe dan eertijds. Het politieke bewustzijn is toegenomen, we hebben een middenklasse en een intelligentsia, op een bescheiden niveau weliswaar, maar we staan er in ieder geval beter voor dan de Palestijnse gemeenschap op de Westelijke Jordaanoever en in de Gaza-Strook. Dat komt omdat Israel na alle militaire overwinningen zo veel zelfvertrouwen had gekregen dat het zijn politiek jegens de Palestijnen in eigen land verzachtte en de onderdrukkende praktijken zich verplaatsten naar de bezette gebieden. Dit is een van de redenen dat ik zo’n belangrijke rol zie weggelegd voor de Israelische Palestijnen in de Palestijnse nationale beweging die ik wenselijk acht. Maar die beweging moet er nu wel snel komen, ook omdat het beleid jegens ons inmiddels weer is verhard, we net als vroeger weer tot vijfde colonne zijn verklaard en de joodse bevolking openlijk tegen ons wordt opgehitst. Wat dat betreft begint de positie van de Palestijnen in Israel steeds meer te lijken op die van de Palestijnen in de bezette gebieden.’
Spiegelt u zich nog aan de bevrijdingsbeweging in Zuid-Afrika?
‘De bevrijdingsbeweging in Zuid-Afrika heeft zich in een aantal opzichten positief onderscheiden van de Palestijnse. Ten eerste was ze consistenter. Ze heeft altijd dezelfde boodschap uitgedragen: ze streefde naar individuele rechten, niet naar collectieve rechten. De Palestijnse bevrijdingsbeweging wilde eerst Palestina voor Palestijnen, vervolgens een democratische eenheidsstaat voor alle bevolkingsgroepen, vervolgens een twee staten-oplossing. Dat gezwalk heeft haar positie steeds verder verzwakt.
Dit gezegd hebbende, is onze situatie fundamenteel anders. In de eerste plaats is het in ons geval niet de juiste strategie om de nadruk te leggen op individuele rechten. In Zuid-Afrika was dat wel verstandig omdat het apartheidsbewind juist collectieve rechten – de rechten van de blanken als minderheid – aanvoerde om zijn onderdrukkingspolitiek te rechtvaardigen. Streven naar individuele rechten ‘sec’ in Israel heeft geen zin, omdat we die individuele rechten nominaal al hebben. Alleen betekenen die rechten weinig, omdat het Israelische bestel uiteindelijk is afgestemd op joden als nationale groep en de joden geen minderheid maar een meerderheid zijn.
Wat wij dus moeten doen, is ons ook als nationale groep profileren, onze rechten als nationale groep op vreedzame wijze opeisen, en tegelijkertijd duidelijk maken dat wij bereid zijn met die andere nationale groep, de joden, samen te leven in één werkelijk democratische staat op basis van volledige gelijkheid en gelijkberechtiging. En als we dan de deksel op de neus krijgen, dan zeggen we: wacht even, Israel is toch een democratie waarin iedereen gelijke rechten heeft? Ook in dit klimaat van intimidatie en verrechtsing moeten wij een beroep blijven doen op het beweerde democratische karakter van Israel, in plaats van te doen wat zij veel liever zouden willen dat we deden: geweld gebruiken.’
Wat houdt die profilering concreet in?
‘Wij moeten het recht opeisen onze eigen zaken te regelen. Culturele autonomie heet dat. Op dit moment wordt alles voor ons bedisseld zonder dat wij worden gehoord. Neem het onderwijs. Waarom zouden we niet ons eigen Arabische curriculum mogen opstellen? Daarnaast hebben we economisch niets in te brengen en ook geen enkele invloed op stadsplanning. Al die zaken moeten veranderen, en dat door middel van een krachtig eigen leiderschap, gekozen door een eigen parlement.
‘Daarnaast is het van het grootste belang dat we de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever bij dit alles betrekken. Dat zal niet meevallen, want het leiderschap heeft er zich verbonden aan een twee staten-oplossing die geen oplossing is, die het apartheidskarakter van Israel alleen maar zal bekrachtigen. Het is een moreel uitgehold leiderschap bovendien, dat de een staat-oplossing alleen ter sprake brengt bij wijze van dreigement: een fundamenteel verkeerde benadering omdat de een staat-oplossing nu juist de redding is van de democratie waarop Israel pretendeert zo trots te zijn. En dan is er nog de breuk tussen FATAH en HAMAS, die voorlopig niet zal worden gelijmd. Als oplossing voor deze problemen stel ik mij voor dat er een soort derde kracht opstaat, voortkomend uit bewegingen aan de basis, grass roots, die wat mij betreft niet ten koste hoeft te gaan van de PLO. Maar van belang is wel dat het Palestijnse nationale reveil van onderaf komt, en niet van bovenaf wordt opgelegd.’
Is dit niet alles een utopie?
‘Zoals ik zei, het is een zaak van de lange adem. Maar ik haal graag mijn vriend Rolf Meyer aan die ik in Zuid-Afrika heb leren kennen en die ooit minister was in het apartheidsbewind, maar ook een sleutelfiguur in de onderhandelingen die leidden tot het einde van de apartheid. Toen ik hem vroeg of hij het einde van de apartheid had voorzien, zei hij: nee, helemaal niet. Waarmee ik maar wil zeggen: de geschiedenis kan kantelen. Zou een systeem met zoveel innerlijke tegenstrijdigheden als het Israelische het echt nog heel lang kunnen uithouden? Ik denk dat wanneer je de juiste druk uitoefent, de dam kan barsten. Zie Zuid-Afrika.’
Carl Stellweg is Midden-Oostenspecialist en journalist
In het Westen bestaat vrij algemeen het beeld dat Israel in juni 1967 door een aantal oorlogszuchtige Arabische buurstaten in zijn voortbestaan werd bedreigd. Israel zou niet hebben afgewacht en hun een ‘preventieve militaire slag’ hebben toegebracht.
Zoals zo vaak hebben wij hier te maken met een door Israel en zijn pleitbezorgers in omloop gebrachte mythe. Want in werkelijkheid ging het om een aanvalsoorlog van Israel met als inzet hegemonie in de regio en territoriale expansie.
In een recente publicatie wijst de Israelische historicus Ilan Pappé erop, dat Israelische leiders – zowel militairen als politici – het kort na de oorlog van 1948-1949 als een gemiste kans van historische dimensie zagen dat Israel toen niet ook de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza – kortom 100 procent van het voormalige Mandaatgebied Palestina – in bezit had genomen. Pappé baseert zich daarbij op door hem bestudeerde archiefstukken.
Een hinderpaal was destijds de geheime overeenkomst met koning Abdallah van Trans-Jordanië (later Jordanië) geweest. In ruil voor een terughoudende opstelling in de op handen zijnde confrontatie tussen zionistische strijdgroepen – nadien de Israelische Strijdkrachten – en enkele Arabische staten, zou Trans-Jordanië zich de Westelijke Jordaanoever, inclusief de Haram al-Sharif in Oost-Jeruzalem, kunnen toe-eigenen (waarna het woord ‘Trans’ uit de naam van het land geschrapt kon worden).
Na 1948-1949 moesten de voorstanders van volledige verovering van Palestina zich tevreden stellen met 78 procent van het grondgebied. Nadien is men echter blijven zoeken naar een kans en voorwendsel om de resterende 22 procent alsnog in bezit te nemen.
Bij twee gelegenheden – in 1958 en in 1960 – is door hen aangedrongen om tot militaire actie over te gaan. De toenmalige premier David Ben-Goerion wist dit evenwel tegen te houden – niet uit principe, maar omdat hij de internationaal politieke repercussies ervan vreesde. Ook werden door hem de demografische consequenties gevreesd. Ruim tien jaar eerder was door toedoen van een campagne van etnische zuivering de demografische balans sterk in het voordeel van de joodse bevolkingsgroep doorgeslagen.
Zie: Pappé, Ilan, Ten Myths about Israel; Londen: Verso, 2017; Hoofdstuk 6, ‘The June 1967 War Was a War of “No Choice” ’; pp. 68-81.
Voorts zal Ben Goerion niet vergeten zijn dat Israel onder grote Amerikaanse druk na de Suez-crisis van 1956 het veroverde Schiereiland Sinaï en de Strook van Gaza had moeten ontruimen.
Voor Israel deed zich in 1967 een kans voor om alsnog de volledige controle over het grondgebied van Palestina te verkrijgen.
In juni van dat jaar is een uit de hand gelopen verbale escalatie tussen Egypte, Syrië en Israel – de Palestijnen stonden buiten spel – kracht bijgezet met militaire schijnbewegingen langs de grenzen (zie onderstaande citaten van Israelische militairen en politici). Daarmee is een politieke en militaire constellatie ontstaan, die Israel de kans bood om alsnog het resterende deel van Palestina in bezit te nemen. Daartoe is door Israel een grootschalige militaire aanval in gang gezet (zie voor de achtergronden het interview met Henry Laurens, elders in dit nummer van Soemoed).
In de oorlog die zes dagen heeft geduurd – van 5 tot 10 juni – hebben Egypte, Syrië en Jordanië een zware militaire en politieke nederlaag moeten incasseren. Israel bezette de Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem) en de Strook van Gaza – plus de Sinaï (Egypte) en de Hoogvlakte van Golan (Syrië).
militaire hegemonie
Alain Gresh – Midden-Oostenspecialist, tot zijn pensionering redacteur van Le Monde Diplomatique (Parijs) en thans directeur van de Midden-Oosten-site Orient XXI (Parijs) – analyseert de gebeurtenissen in juni 1967 in termen van een aanvalsoorlog van Israel:
Op basis van archieven en uitspraken van Israelische generaals [zie onder] weten wij dat zij geen moment hebben gedacht dat zij met vernietiging werden bedreigd ! Het ging om een oorlog die Israel heel lang had voorbereid met als doel om [Oost-]Jeruzalem en de rest van historisch Palestina te veroveren.
bron: Pierre Barbancy, ‘“[Alain Gresh] Une agression planifiée depuis longtemps par Israël” – entretien’; in l’Humanité (Parijs) van 7 juni 2017
Over Israels offensieve militaire doctrine had zijn minister van Defensie, generaal Moshe Dayan, in april 1967 – twee maanden vóór het uitbreken van de Juni-Oorlog – verklaard:
The Israeli army is called a defensive force, but it is not a defensive army. The Sinai campaign [1956], the reprisal acts, and the raids across the border were purely offensive operations, and were of decisive value. Not only the actions which were actually carried out, but also the IDFs prevailing conception is offensive. To put it simply: the IDF is a characteristically offensive army as regards to theory, planning and execution, in body and spirit.’
geciteerd door Ami Gluska, The Israeli Military and the Origins of the 1967 War – Government, armed forces, and defence policy, 1963-1967; New York: Routledge, 2007; p. vi)
Ter illustratie nogmaals het woord aan generaal Moshe Dayan, die enkele jaren vóór zijn dood – op basis van geheimhouding – tegenover een Israelische journalist sprak over de stelselmatige provocaties van Israel richting Syrië vóór het uitbreken van de Juni-Oorlog (pas na Dayans dood in 1981 heeft hij deze openbaar gemaakt):
Moshe Dayan, the celebrated commander who, as Defense Minister in 1967, gave the order to conquer the Golan … [said] many of the firefights with the Syrians were deliberately provoked by Israel, and the kibbutz residents who pressed the Government to take the Golan Heights did so less for security than for the farmland … [Dayan stated] ‘They didn’t even try to hide their greed for the land … We would send a tractor to plow some area where it wasn’t possible to do anything, in the demilitarized area, and knew in advance that the Syrians would start to shoot. If they didn’t shoot, we would tell the tractor to advance further, until in the end the Syrians would get annoyed and shoot. And then we would use artillery and later the air force also, and that’s how it was …’
bron: The New York Times van 11 mei 1997
aanvalsoorlog openlijk toegegeven
Na de oorlog is door Israelische leiders toegegeven dat Egypte zich in het voorjaar van 1967 niet opmaakte voor een aanval op Israel. Zo verklaarde de toenmalige opperbevelhebber van de Israelische Strijdkrachten, generaal Yitzhak Rabin, een half jaar na de oorlog in een interview met het Franse dagblad Le Monde:
I do not think Nasser wanted war. The two divisions he sent to The Sinai would not have been sufficient to launch an offensive war. He knew it and we knew it.
bron: Le Monde (Parijs) van 28 februari 1968
Generaal Ezer Weitzman, in 1967 de commandant van de Luchtmacht, verklaarde vijf jaar na de oorlog:
[There was] no threat of destruction.
bron: Ha’aretz (Tel Aviv) van 29 maart 1972
En premier Menachem Begin stelde 15 jaar na dato in een toespraak:
In June 1967, we again had a choice. The Egyptian Army concentrations in the Sinai approaches do not prove that Nasser was really about to attack us. We must be honest with ourselves. We decided to attack him.
bron: Israel Ministry of Foreign Affairs: 55 Address by Prime Minister Begin at the National Defense College; August 8, 1982
Met de overwinning in de Juni-Oorlog wist Israel zijn militaire hegemonie in de regio te vestigen. ‘Afschrikking’ (deterrence) en ‘preventieve aanvallen’ (pre-emptive strikes) zijn daarbij de centrale elementen van zijn militaire doctrine (later aangevuld met hightech-oorlogvoering).
territoriale expansie
Israels ambities inzake territoriale expansie zijn spoedig vormgegeven. Zo presenteerde een lid van het Israelische kabinet, Yigal Allon, op 26 juli – anderhalve maand na beëindiging van de oorlogshandelingen – een plan dat op de Westelijke Jordaanoever betrekking had. Hoewel dit zogeheten Allon Plan door de Israelische regering nooit formeel is overgenomen, is het de blauwdruk gaan vormen voor de kolonisatie- & voldongen-feiten-politiek, die de daaropvolgende decennia – heimelijk door regeringen van sociaaldemocratische Arbeid(er)spartij, openlijk door regeringen van de rechts-radicale Likoed – is doorgevoerd.
Veroverd Oost-Jeruzalem – met zijn Haram al-Sharif waarop zich de Aqsa Moskee en de Rotskoepel Moskee bevinden – was al op 28 juni formeel door Israel geannexeerd. Aan de voet van de Klaagmuur – een buitenmuur van de Haram al-Sharif die door joden met de Tempelberg wordt aangeduid, waar de in 70 CE door de Romeinen verwoeste Tweede Tempel zou hebben gestaan – is direct na de verovering de 770 jaar oude Mughrabi (Marokkaanse) wijk met de grond gelijk gemaakt. Inclusief de Sheikh Eid Moskee die uit de dagen van veldheer en tegenstander van de Kruisvaarders Salahudin (Saladin) al-Ayubi dateerde. Met de sloop van de Mughrabi wijk – die de 650 Palestijnse bewoners dakloos maakte – is een groot plein gecreëerd, waar religieuze joden komen bidden en nationalistische festiviteiten plaatsvinden.
Zie voor het Allon Plan en de stand van zaken na 50 jaar Israelische kolonisatie bijgaande twee kaarten:
Jochem van Oosten – redacteur
In juni is het 50 jaar geleden dat Israel de resterende 22 procent van het voormalige Mandaatgebied Palestina in bezit nam – in 1948-1949 was dat militair en diplomatiek niet mogelijk geweest.
Op 5 juni 1967 lanceerde Israel – na weken van opgelopen politieke spanningen en militaire schijnbewegingen en enkele korte treffens tussen Israelische en Syrische gevechtsvliegtuigen (zie voor een schets van de context het interview met Henry Laurens, evenals de uitspraken diverse Israelische topfunctionarissen, elders in dit nummer van Soemoed) – een offensief tegen zijn buurlanden Egypte, Syrië en Jordanië. Nadat de luchtmacht van Egypte en Syrië op de grond was uitgeschakeld, veroverde Israel de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en de Gaza-Strook, plus de Hoogvlakte van Golan (Syrië) en het Schiereiland Sinaï (Egypte). Oost-Jeruzalem werd nog vóór het eind van de maand (28 juni) geannexeerd.
De Juni-Oorlog heeft zes dagen geduurd: van 5 tot 10 juni.
Aan Arabische zijde vielen rond 12.000 doden en 30.000 gewonden, aan Israelische zijde 779 doden en 2563 gewonden.
‘zuiverheid der wapenen’ (IDF-adagium)
Onder de Arabische doden waren Palestijnse en Egyptische krijgsgevangenen (onder hen ook civiele functionarissen), die standrechtelijk door de Israelische Strijdkrachten (IDF) zijn geëxecuteerd. De cijfers lopen uiteen van ‘honderden’ tot ‘1000’ (ongetwijfeld behoren dezen tot de – let op – 5000 ‘vermisten’ aan Egyptische zijde, in een oorlog die slechts zes dagen heeft geduurd).
De zaak kwam aan het rollen, nadat in 1995 in het door Israel ontruimde Schiereiland Sinai, bij de stad El-Arish, twee massagraven waren ontdekt (later zijn er elders andere gevonden):
Aryeh Yitzhaki, a mainstream historian, states that ‘in the Six Day [June 1967] War the IDF killed approximately 1,000 Egyptian soldiers who had ceased functioning as a fighting force’. Apparently, [Benjamin Ben-] Eliezer’s Shaked unit [verkenningseenheid] was responsible for one-third of those murders, which occurred during an operation called ‘Gazelle Hunt’ because the IDF slaughtered the soldiers as they retreated (Ha’aretz, August 17, 1995). [Benjamin Ben-Eliezer bekleedde nadien diverse ministersposten in regeringen met de Arbeid(er)spartij; zo was hij van 2001-2002 minister van Defensie; red.]
Bron: Katherine M. Metres, ‘As Evidence Mounts, Toll of Israeli Prisoner of War Massacres Grows’; in: Washington Report on Middle East Affairs, February-March 1996 (p. 17 & pp. 104-105)
Uit de mond van een dienstplichtige Israelische soldaat zijn de volgende uitspraken opgetekend:
Gabby Bron reports what he saw on 8 June 1967 while on reserve service at the airport in El-Arish in the Sinai.
That morning he witnessed Egyptian POWs [Prisoners Of War] being executed after a ‘court martial’. It was explained to them that those killed were Palestinian ‘Fedayin’ fighters from Gaza who had disguised themselves as soldiers in order to escape from the Israeli forces. He reports that about 150 POWs were being held in an open building serving as a cover for airplanes. They were densely crowed and sitting on the ground with their hands on the back of their necks.
Next to the prison compound and guarded by military police two uniformed Israeli soldiers sat at a table. Every few minutes the military police took one of the POWs from the prison compound and escorted him to the table. After a short conversation which he was unable to hear the POW was escorted to a place behind the building.
Bron followed to investigate. The POW was given a shovel and ordered to dig a pit. When he had finished the Israeli soldier had him throw out the shovel and then he shot the POW, à la Nazis. As other POWs arrived they were ordered into the pit then shot dead. Bron said he watched about 10 such murders before he was chased away by Colonel Eshel the commander of the communication battalion of the brigade.
Bron: Gabby Bron, ‘Egyptian POWs Ordered to Dig Graves, Then Shot by Israeli Army’; in: Yediot Ahronot, August 17, 1995 [uit het Hebreeuws vertaald door Israel Shahak en afgedrukt in From the Hebrew Press, October 1995]
Op basis van getuigenissen van Israelische militairen is daarvan eveneens in de oorlogen van 1948-1949 en 1956 sprake geweest.
verregaande gevolgen Juni-Oorlog
Palestijnen verwijzen naar de gebeurtenissen in juni 1967 met Al-Naksa – de Terugslag (niet te verwarren met Al-Nakba – de Catastrofe van 1948).
Israel heeft met succes in met name het Westen de aanduiding ‘Zesdaagse Oorlog’ ingang doen vinden. In die naam zitten twee boodschappen verborgen: het heeft Israels Arabische tegenstanders er nadien aan herinnerd, dat Israel minder dan een week nodig had om drie ‘gecombineerde’ Arabische strijdmachten te verslaan; daarnaast is het een flirt richting Bijbelvaste christenen – van oudsher belangrijke pleitbezorgers van Israel: zes dagen werken en de zevende dag rust.
Wij geven voorkeur aan de neutrale term ‘Juni-Oorlog’ (net als wij spreken over ‘de Oktober-Oorlog’ van 1973, in plaats van over de Jom Kippoer/Ramadan-Oorlog).
Het aantal Palestijnse vluchtelingen nam met rond 300.000 personen toe, bovenop de 750.000 uit de jaren 1948-1949. Velen kwamen terecht in vluchtelingenkampen – nadien uitgegroeid tot wat oogt als stadswijken – in en buiten Palestina, die door de in 1949 opgerichte United National Relief and Works Agency for Palestine Refugees (UNRWA) met financiële steun van vooral Arabische en Westerse staten worden gerund. Door natuurlijke aanwas is hun aantal Palestijnse vluchtelingen in de achterliggende driekwart eeuw toegenomen tot rond 6 miljoen personen – de helft van het totaal aantal Palestijnen.
Israel doet al enkele jaren verwoede pogingen om de UNRWA ontbonden te krijgen, waarna de Palestijnse vluchtelingen ondergebracht kunnen worden in het in 1950 opgerichte Office of the United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), ook wel aangeduid als de UN Refugee Agency. Zo hoopt Tel Aviv de aparte positie van de Palestijnse vluchtelingen te ondergraven en hen verder te marginaliseren. Echter, over ontbinding van een VN-instelling beslist de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Daarin is het Zuiden ruim vertegenwoordigd. Het is daarom niet waarschijnlijk dat deze daarmee zal instemmen.
Jochem van Oosten – redacteur