- Trump sloeg elke hoop op Israelisch-Palestijnse vrede de bodem in – Biden kan die niet herstellen (pp. 4-6).
- Joe Biden en de desastreuze illusie van ‘het vredesproces’ (pp. 7-8).
- In de Amerikaanse media wordt veel over – maar zonder – de Palestijnen gesproken(pp. 9-11).
- Barack Obama doet in zijn memoires een boekje open over Israel en de Israel-lobby (p. 12).
- Israel & de Verenigde Arabische Emiraten – een strategische as in de maak (pp. 13-15).
- Samen tegen Iran: Israels nieuwe Arabische vrienden + Palestijnse verbittering (pp. 16-18).
- Spannen de Verenigde Arabische Emiraten en Israel samen tegen de Palestijnse vluchtelingen ? (pp. 19-22).
- In Saoedi-Arabië is de koninklijke familie verdeeld over normalisering van de betrekkingen met Israel (p. 23).
- Normalisering of geen normalisering ? (pp. 24-26).
- Hoe Israel met kolonistenwegen de apartheid verankert (pp. 27-29).
- Hoe rechts Israel – straat na straat – het Arabisch in Jeruzalem wegwist (pp. 30-33).
- Zwarte September 1970: Palestina inspireert een hele generatie (pp. 34-36).
- Herstelbetalingen waren nationale rehabilitatie – de langdurige en merkwaardige betrekkingen tussen West-Duitsland en Israel + een tweesnijdende doctrine (pp. 37-39).
Tegelijk met dit nummer van Soemoed is het dossier Israelische apartheid – drie basisteksten (60 pp.) gepubliceerd:
- Inleiding – Robert Soeterik (pp. 4-9).
- Israels praktijk jegens het Palestijnse volk en het vraagstuk van apartheid – UN-ESCWA (2017) – Richard Falk & Virginia Tilley (pp. 10-16).
- De waanvoorstelling van aparte regimes – over Israelische apartheid – Nathan Thrall (2021) (pp. 17-28).
- Een regime van joodse suprematie van de Jordaan tot aan de Middellandse Zee: dit is apartheid – B’Tselem (2021) (pp. 29-37).
- Bijlage 1 – The Declaration of the Establishment of the State of Israel (1948) (pp. 38-39).
- Bijlage 2 – International Convention on the Suppression and Punishment of the Crime of Apartheid (1976) & Rome Statute of the International Criminal Court (1998) (pp. 40-41).
- Bijlage 3 – Adalah – discriminatory laws in Israel [65+ laws] (1948-2016) (pp. 42-45).
- Bijlage 4 – The Law of Return (1950) (pp. 46-48).
- Bijlage 5 – Citizenship and Entry into Israel Law (2003) (p. 49).
- Bijlage 6 – The Jewish Nation-State Law (2018) (pp. 50-51).
- Bijlage 7 – B’Tselem – This is apartheid (summary) (2021) (pp. 52-53).
- Bijlage 8 – Brothers in arms: Israel’s secret pact with Apartheid South-Africa [and its anti-semites] – Chris McGreal (2006) (pp. 54-59).
Nu de euforie over het vertrek van de Donald Trump-gang uit het Witte Huis is weggeëbd, beginnen de contouren duidelijk te worden van onder meer het buitenlandbeleid van de nieuwe regering onder leiding van Joe Biden. Inzake kwesties die de Palestijnen raken, doemt er een niet bepaald vrolijk stemmend beeld op.
Zeker, Biden heeft aangekondigd Trumps confrontatiepolitiek met de Palestijnen te staken: de financiële steun aan het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) en aan de UNRWA zal hervat worden en het PLO-kantoor in Washington mag opnieuw zijn deuren openen.
Daar staat tegenover dat de regering-Biden het besluit van Trump om de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem te verplaatsen – sinds de annexatie door Israel van Palestijns Oost-Jeruzalem ‘de eeuwige, ongedeelde hoofdstad van de Staat Israel’ – niet zal terugdraaien.
Gevraagd hoe het zit met de aanspraken van de Palestijnen op Oost-Jeruzalem als hoofdstad van een te vormen Palestijnse staat, kwam de nieuwe Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Antony Blinken, niet verder dan te zeggen dat de beide partijen daar door middel van onderhandelingen uit moeten zien te komen.
Op de vraag of de erkenning door Trump van Israelische soevereiniteit over de geannexeerde Syrische Hoogvlakte van Golan zal worden teruggedraaid, zei Blinken: ‘De juridische aspecten van de kwestie daargelaten [sic], is de Golan voor de veiligheid van Israel van groot belang, zolang in Syrië [Bashar al-] Assad aan de macht is en Iran daar aanwezig is.’
Wat de recente ‘normaliseringsovereenkomsten’ tussen Israel en enkele Arabische staten betreft, herhaalde de woordvoerder van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ned Parker, de eerdere positieve woorden van Blinken over die overeenkomsten en zei ‘dat de Verenigde Staten er ook bij andere Arabische staten op zullen aandringen om hun relatie met Israel te normaliseren’ – met daarbij de nietszeggende kanttekening ‘dat deze niet in de plaats van vrede met de Palestijnen kunnen komen’.
Niet onverwacht heeft Blinken zich inmiddels krachtig tegen BDS (boycot, desinvesteren & sancties) uitgesproken – die door de Trump-gang op de valreep officieel nog als ‘antisemitisch’ was bestempeld. Wel is de minister van mening dat de BDS-campagne binnen de kaders van het grondwettelijk recht op vrije meningsuiting valt.
En ja, Blinken heeft zich ritueel uitgesproken vóór de – veelvuldig doodverklaarde – ‘twee staten-oplossing’.
Een ‘twee staten-oplossing’ – terwijl de ontwikkelingen op de grond meer en meer duidelijk maken dat er de facto sprake is van één gebied dat zich uitstrekt van de Middellandse Zee tot aan de rivier de Jordaan – bewoond door ongeveer evenveel joden als Palestijnen – waar op alle niveaus sprake is van suprematie van joden ten opzichte van de autochtone Palestijnen – kortom waar sprake is van Israelische apartheid.
Palestijnse en later West-Europese, Amerikaanse en Zuid-Afrikaanse wetenschappers hebben Israelische apartheid al sinds jaar en dag in kaart gebracht. Onlangs is ook de belangrijkste Israelische mensenrechtenorganisatie, B’Tselem, over deze kwestie ‘uit de kast gekomen’.
Mede door het van kracht worden in Israel van de Wet op de Joodse Natie-Staat (2018) en het door premier Benjamin Netanyahoe opgestelde ‘Trump-Plan’ (2020) met zijn grootschalige annexatieschema, lijkt de tijd rijp voor een discussie in bredere kring over Israelische apartheid (met het oog daarop verschijnt tegelijk met dit nummer van Soemoed het NPK-dossier Israelische Apartheid – drie basisteksten).
Israelische apartheid dient daarbij gezien te worden als een uitvloeisel van het zionistische koloniale project in Palestina. Op zijn beurt is dit direct verbonden met de grootschalige etnische zuivering van Palestijnen in de periode 1947-1949 (en bij latere gelegenheden) en daarmee met het ontstaan van de kwestie van de Palestijnse vluchtelingen (de helft van alle Palestijnen).
De strijd tegen Israelische apartheid is dan ook niet uitsluitend een strijd voor gelijkheid en gelijkberechtiging van de bewoners van het gebied dat zich uitstrekt van de Middellandse Zee tot aan de rivier de Jordaan. Rechtsherstel van de Palestijnse vluchtelingen is onverbrekelijk met die strijd verbonden.
Fundamentele kritiek op het zionistische koloniale project in Palestina is precies wat de beruchte International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) probeert te bestrijden door critici valselijk van antisemitisme te beschuldigen – met de bedoeling hen het zwijgen op te leggen. Een van de voorbeelden die in de IHRA-definitie van antisemitisme wordt gegeven, is de beschuldiging dat de Staat Israel op racistische uitgangspunten is gebaseerd. Dat is nu precies wat B’Tselem in haar rapport over Israelische apartheid stelt. Zal de IHRA op grond daarvan een joods-Israelische mensenrechtenorganisatie als antisemitisch, en critici die zich op de argumenten van B’Tselem beroepen als antisemieten bestempelen ? Dat kan nog interessant worden.
Waarschijnlijker is dat het B’Tselem-rapport door Israel en zijn pleitbezorgers vooral doodgezwegen zal worden in de hoop dat de bui overwaait – zoals eerder gebeurd is met het Advies van het Internationaal Gerechtshof over de Muur en de joodse nederzettingen, het Goldstone-Rapport over Gaza en wat dreigt te gebeuren met de aanklacht inzake een van de Gaza-oorlogen die nog bij het Internationaal Strafhof ligt.
Het is mede aan de wereldwijde Palestina-beweging om dit niet te laten gebeuren.
Jonathan Cook
De Verenigde Arabische Emiraten (VAE) lijken er op uit te zijn om tot opheffing van de UNRWA te komen. Die ontwikkeling dient uiterst serieus genomen te worden.
Een bericht in het Franse dagblad Le Monde dat de VAE en Israel samenspannen om de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA), dat de belangen van de Palestijnse vluchtelingen behartigt, op te heffen – een zet die zou kunnen verhinderen dat deze vluchtelingen ooit naar huis terugkeren – dient uiterst serieus genomen te worden.
Volgens Le Monde hebben functionarissen van de VAE en Israel ‘een actieplan’ opgesteld ‘met als doel UNRWA stapsgewijs te elimineren, zonder dat daar een VN-resolutie aan te pas komt’. De minister van Buitenlandse Zaken van de VAE wenste niet te reageren op een vraag hierover van Le Monde te reageren.
De UNRWA is eind 1949 opgericht om Palestijnse vluchtelingen – opgevangen in tentenkampen – bij te staan met voedsel, medische zorg, onderwijs en werk. Een jaar eerder waren rond 750.000 van hen door Israel etnisch weggezuiverd uit hun woonplaatsen en verspreid over de regio – om zo plaats te maken voor de zelf uitgeroepen Joodse Staat Israel.
De Israelische premier Benjamin Netanyahoe ziet in de UNRWA een bedreiging. Een diplomatieke oplossing van de kwestie van de vluchtelingen zou er in zijn ogen toe kunnen leiden dat zij kunnen terugkeren naar hun oorspronkelijke woongebieden die sinds 1948 binnen de landsgrenzen van Israel zijn komen te liggen. Netanyahoe heeft herhaaldelijk gesteld dat ‘de UNRWA moet verdwijnen’ en heeft de organisatie ervan beschuldigd dat deze ‘het narratief van het zogenaamde “recht op terugkeer” in stand helpt houden, dat als doel heeft de Staat Israel te vernietigen’.
de opheffing van een VN-organisatie
Israel heeft elke hoop om langs de weg van onderhandelingen een oplossing voor de kwestie van de Palestijnse vluchtelingen te vinden consequent grond ingeboord en is ervan overtuigd geraakt dat het bij zijn streven de UNRWA opgeheven te krijgen op steeds bredere steun kan rekenen.
Opheffing van de UNRWA zou de ruim vijf miljoen Palestijnse vluchtelingen – die sinds 1948 wegkwijnen in tientallen vluchtelingenkampen in Libanon, Syrië, Jordanië, op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza – het recht ontnemen – zoals is vastgelegd in VN-Resolutie 194 [december 1948] – om terug te keren naar hun oorspronkelijke woongebieden.
Israel heeft ook de door de leiders van het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) – de Palestijnse regering die het in delen van de Westelijke Jordaanoever formeel voor het zeggen heeft – voorgelegde compromissen afgewezen, waarbij het recht van de Palestijnse vluchtelingen beperkt zou worden tot terugkeer naar een te vormen Palestijnse staat in de sinds 1967 bezette Palestijnse Gebieden – in plaats van naar alle delen van Palestina waaruit Palestijnen in 1948 zijn verdreven. De reden is dat Israel helemaal niet van plan is om de vorming van een dergelijke staat toe te staan.
Hoge Israelische functionarissen hebben er herhaaldelijk op aangedrongen dat de UNRWA wordt opgeheven, waarbij de Palestijnse vluchtelingen vervolgens komen te vallen onder het wereldwijd opererende Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) [dat twee jaar na de UNRWA is opgericht]. Daarmee zouden de Palestijnse vluchtelingen verdwijnen in de steeds groter wordende stroom van vluchtelingen en ontheemden die het gevolg is van wereldwijde conflicten – met name in het Midden-Oosten.
Het waarschijnlijke resultaat van de afschaffing van de UNRWA zal zijn, dat de vluchtelingen – in plaats van naar huis te kunnen terugkeren – uiteindelijk gedwongen zullen worden te naturaliseren tot inwoners van de Arabische gastlanden [die daartoe dan wel bereid moeten zijn – wat in het verleden niet het geval is geweest; red.]
de plannen inzake Groot-Israel
Voor Israel is de kwestie van de Palestijnse vluchtelingen het laatste onopgeloste onderdeel van betekenis van de Palestijnse kwestie dat het nog in zijn voordeel moet zien te beslissen.
Israel heeft de illegale joodse nederzettingen gebruikt om straffeloos zijn grenzen te verleggen, waarbij het delen van het Palestijnse grondgebied heeft geconfisqueerd en al doende onderhandelingen met de Palestijnen over een eigen staat onmogelijk heeft gemaakt.
Westerse staten blijken zich niet geroepen te voelen om deze landroof aan te vechten. Een ‘vredesplan’ van de toenmalige Amerikaanse president Donald Trump dat bijna een jaar geleden is gelanceerd, wees op de bereidheid van Washington om Israel uiteindelijk toe te staan deze gebieden te annexeren. Met de verplaatsing van de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem in 2018 heeft de regering-Trump voorts Jeruzalem feitelijk tot ongedeelde hoofdstad van Israel verklaard.
Het naar zijn kant overhalen van de VAE (en andere Golfstaten) bij zijn inspanningen om de UNRWA opgeheven te krijgen – waardoor de meeste Palestijnse vluchtelingen permanent stranden in de zwakste, meest onstabiele staten in de Arabische Wereld – is voor Israel van cruciaal belang om zijn Groot-Israel-plannen te kunnen realiseren.
‘op de rand van de afgrond’
Er is voldoende indirect bewijs voorhanden dat het bericht in Le Monde over de medeplichtigheid van de VAE ondersteunt. De aanval op de toekomst van de UNRWA is in alle ernst al in 2018 begonnen, toen de regering-Trump duidelijk maakte dat zij de organisatie door dezelfde strategische lens zag als Israel. In de daaropvolgende maanden beëindigden de Verenigde Staten hun aandeel in de financiering van de UNRWA, dat het voorafgaande jaar op rond 360 miljoen dollar lag, waarmee de organisatie in een klap een derde van zijn budget zag wegvallen.
Rond die tijd voerde Trump zijn inspanningen op om Arabische staten – vooral die in de Golf – te winnen voor zijn ‘vredesplan’ [‘Deal of the Century’]. Dit behelsde onder meer de annexatie door Israel van grote delen van de Westelijke Jordaanoever, waarmee de vorming van een levensvatbare Palestijnse staat en implementatie van het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen definitief tot het verleden behoorden.
Eveneens vond in dezelfde periode een dramatische verschuiving plaats in de financiering van de UNRWA door de VAE en andere Golfstaten – net toen deze meer dan ooit om financiële steun zat te springen. De voorheen ruimhartige steun aan de UNRWA van de VAE van 52 miljoen dollar in 2019 werd teruggeschroefd tot een schamele 1 miljoen dollar in 2020. Saoedi-Arabië op zijn beurt verlaagde tussen 2018 en 2020 zijn aandeel in financiering van de UNRWA met rond 20 miljoen dollar, terwijl Qatar in diezelfde periode zijn bijdrage met ruim 30 miljoen dollar verlaagde.
Philippe Lazzarini – de commissaris-generaal van de UNRWA – waarschuwde in november dat zijn organisatie zich ‘op de rand van de afgrond’ bevond en voor het eerst in haar geschiedenis niet in staat was haar uitgaven te dekken. Daar bovenop zijn de medische- en onderwijsinstellingen van de UNRWA overbelast geraakt na het uitbreken van de corona-pandemie.
Het is veelzeggend dat de minister van Staat voor Buitenlandse Zaken van de VAE, Anwar Gargash, tegenover Le Monde niet heeft willen reageren op de beschuldigingen van heimelijke samenwerking tussen de Emiraten en Israel bij het ondermijnen van de UNRWA.
transactioneel akkoord
Er zijn belangrijkere redenen om aan te nemen dat de VAE met Israel samenspannen om de UNRWA – en de Palestijnse nationale zaak in bredere zin – te elimineren.
Het zou van grote naïviteit getuigen om te denken dat het besluit van de VAE om – samen met Bahrein – september jl. normaliseringsovereenkomsten met Israel te tekenen, niet zuiver van transactionele aard is geweest. Bij de meeste van dergelijke overeenkomsten tussen staten is het leidend beginsel: ‘Krab jij mijn rug krabt, dan krab ik de jouwe.’ Ofwel: beide partijen willen evenveel binnenhalen als weggeven.
Het is duidelijk wat de VAE met normaliseringsovereenkomst te winnen hebben. In de eerste plaats krijgen zij toegang tot geavanceerde wapens en inlichtingen van de Verenigde Straten en Israel die hun lange tijd zijn ontzegd in het kader van de zogeheten ‘Qualitative Military Edge’-doctrine [kwalitatieve militaire voorsprong], die Israel moet verzekeren van een militair overwicht in de regio.
Voor hun steun aan een gekoesterde bondgenoot van de Verenigde Staten zullen functionarissen van de VAE een welwillender gehoor in Washington vinden. Toekomstige Amerikaanse regeringen zullen meer nog dan voorheen een oogje dichtknijpen voor schendingen van de mensenrechten in de VAE en wellicht beweren dat de autocratische monarchieën in de Golf bakens van Arabische hervorming en vooruitgang zijn.
strategisch dividend
Maar als de voordelen duidelijk zijn, wat is de prijs die de VAE in ruil voor normalisering van de betrekkingen met Israel hebben betaald ? Anders gezegd: wat heeft Israel ermee gewonnen ? De meeste voordelen die in dit verband worden genoemd, zijn relatief bescheiden van aard. Achter gesloten deuren werkten Israel en de Golfstaten namelijk al lang samen in hun strijd tegen Iran. Kortom, op dat punt heeft Israel geen significant strategisch dividend binnengehaald
Verder zullen de VAE – waarop eerder al door de Britse internetsite Middle East Eye is gewezen – via een speciaal in het leven geroepen normaliseringsfonds helpen bij het witwassen van gelden om Israels architectuur van onderdrukking van de Palestijnen te financieren, met inbegrip van het upgraden van de vele checkpoints op de Westelijke Jordaanoever. Het zal de financiële last van de bezetting voor Israel enigszins verlichten. Maar ook dat is slechts een kleine vis.
De diverse overeenkomsten zullen nieuwe markten in de Arabische Wereld openen. Maar ook dat betekent voor Israel een betrekkelijk bescheiden vooruitgang in vergelijking met de veel grotere markten in Europa, India en China waar Israel in toenemende mate toegang toe krijgt. Daartegenover is van groot belang dat de normaliseringsovereenkomst met de VAE mogelijk voor Saoedi-Arabië de weg zal vrijmaken om zelf ook uit de kast te komen en de betrekkingen met Israel te normaliseren – voor Israel de hoofdprijs.
Maar het naar zijn kant overhalen van de Golfstaten is alleen van wezenlijk voordeel voor Israel wanneer deze rekrutering uiteindelijk leidt tot het elimineren van de Palestijnse zaak in de diverse Arabische hoofdsteden. Zo niet, dan zullen de normaliseringsovereenkomsten voor Israel weinig meer zijn dan een public relations stunt. Onze aandacht moet dan ook in de eerste plaats daarop gevestigd zijn.
onderaannemers in veiligheidszaken voor Israel
Israels onmiddellijke doel is de formele uitholling van de verbintenis van de Arabische staten met het zogeheten ‘Arabische Vredesinitiatief’ van Saoedi-Arabië van 2002. Dit stelt normalisering van de betrekkingen met Israel in het vooruitzicht in ruil voor instemming door Israel met de vorming van een levensvatbare Palestijnse staat in de in 1967 veroverde Palestijnse Gebieden – met Oost-Jeruzalem als hoofdstad – en een vage toezegging aan de Palestijnse vluchtelingen.
Normalisering op de met de VAE overeengekomen voorwaarden – geen verdere annexatie, zonder enige toezegging van Israel over de vorming van een Palestijnse staat – maakt degenen die onder dergelijke overeenkomsten hun handtekening hebben gezet expliciet medeplichtig aan de bezetting. In feite doet Israel met de Arabische Wereld hetzelfde wat het eerder via de Oslo-Akkoorden [1993 en later] met het Palestijnse leiderschap heeft gedaan.
Daarbij fungeert de op basis van ‘Oslo’ tot stand gekomen PNA eerst en vooral als onderaannemer in veiligheidszaken voor Israel. De ‘heilige’ opdracht van de Palestijnse veiligheidstroepen is om de veiligheid van Israel te waarborgen, gewone Palestijnen te dwingen zich aan de gemaakte afspraken te houden en hen te beletten zich tegen de voortgaande Israelische bezetting [en kolonisatie] te verzetten.
Elke Arabische staat die een normaliseringsovereenkomst met Israel ondertekent, zal op soortgelijke wijze moeten handelen – als een regionale onderaannemer in veiligheidszaken voor Israel. Die staten zullen hun invloed aanwenden om de PNA inschikkelijk te houden en deze te beletten om op het diplomatieke vlak verzet te plegen, want dat zou de normaliseringsovereenkomsten in gevaar kunnen brengen. Israel houdt intussen de vrije hand.
Aangezien de Palestijnse vluchtelingen een regionale kwestie zijn, verkeren de Golfstaten in een gunstige positie om deze in het voordeel van Israel te helpen beslechten en het recht op terugkeer definitief tot het verleden te laten horen.
recht op terugkeer
Een en ander zal niet noodzakelijk van een leien dakje gaan. Op dit moment bestaat er voor Jordanië, Libanon en Syrië geen enkele reden om de grote aantallen Palestijnse vluchtelingen die sinds 1948 binnen hun landsgrenzen zijn komen te wonen, te naturaliseren. Met name Beiroet en Damascus vrezen dat de etnische en sektarische spanningen verder zullen oplopen wanneer honderdduizenden Palestijnse vluchtelingen definitief in de bevolking worden opgenomen.
Terug naar de UNRWA: bezorgd over de positie van de UNRWA heeft de Arabische Liga onlangs een verklaring doen uitgaan waarin wordt gewaarschuwd dat de financiële crisis waarin de organisatie verkeert ‘een gevaarlijke wending’ heeft genomen. De donoren worden daarom opgeroepen om over de brug te komen.
Volgens recente cijfers leeft ongeveer 90 procent van de huishoudens van Palestijnse vluchtelingen in Syrië in absolute armoede en heeft een vergelijkbaar percentage in Libanon dringend behoefte aan aanhoudende humanitaire hulp.
De UNRWA heeft inmiddels Jordanië geprezen voor zijn inspanningen om geld voor de organisatie te verwerven. Andere Arabische staten lijken onderling echter steeds sterker verdeeld over de toekomst van de UNRWA, waarbij de eerdergenoemde drastische bezuinigingen van de Golfstaten er wellicht op wijzen dat ook zij op dit punt een andere weg willen inslaan – een weg die Israel maar al te graag ingeslagen ziet worden.
Begin januari dreigden UNRWA-medewerkers in Gaza met protesten, nadat de organisatie had aangegeven niet in staat te zijn om de salarissen van haar 28.000 lokale Palestijnse medewerkers – toch al verlaat – volledig uit te betalen. Abdul Aziz Abu Sweireh, een vakbondsleider uit Gaza, beschuldigde daarbij niet met name genoemde staten ervan de UNRWA ‘om zeep te willen brengen’.
uur van de waarheid
Anders dan de genoemde drie Arabische staten die veel vluchtelingen binnen hun landsgrenzen hebben, beschikken de Golfstaten over enorme olierijkdommen. Als het aan Israel ligt, moeten die echter deels worden aangewend om een nieuwe regionale en internationale consensus over de toekomst van de Palestijnse vluchtelingen tot stand te brengen.
Dat zou ertoe kunnen leiden dat de UNRWA langzaam maar zeker zal worden gewurgd door een structureel gebrek aan financiële middelen doordat donoren uit de Golfstaten niet langer geld ter beschikking stellen, waarbij zij op dit punt de rijen sluiten. Daarbij zullen de Verenigde Staten en Europa – die beide de economische terugslag van de corona-pandemie nog moeten verwerken – waarschijnlijk in afnemende mate bereid zijn om zich te blijven verbinden aan de schijnbaar eindeloze last van het financieren van de UNRWA.
Mocht Israel zijn zin krijgen, dan kan de verlenging van het mandaat van de UNRWA in 2023 een keerpunt worden. Maar de crisis kan ook eerder komen: tijdens de aanstaande bijeenkomst van de donoren waarbij de financiering voor de komende periode wordt besproken.
In een recent artikel in de Middle East Quarterly (Verenigde Staten) – het huisorgaan van pro-Israelisch-rechts in de Verenigde Staten dat aan Netanyahoe en de zijnen is gelieerd – stellen twee auteurs dat het ‘uur van de waarheid’ voor de UNRWA is aangebroken. Zij dringen er bij de donoren van de organisatie op aan om via audits na te gaan hoe hun geld wordt besteed om ‘de hervorming’ van het vluchtelingensysteem te bevorderen, waarbij zij tevens opmerken dat de Arabische staten ‘minder dan ooit geneigd lijken om hun nationale belangen afhankelijk te maken van de grillen van het Palestijnse leiderschap’.
Zij concluderen: ‘De UNRWA moet daadwerkelijk maatregelen nemen inzake permanente vestiging van vluchtelingen in de gastlanden … en om hen daarbij om te vormen van passieve uitkeringstrekkers tot productieve en ondernemende burgers in de respectieve samenlevingen.’
Evenzo heeft David Weinberg van het Jerusalem Institute for Strategy and Security er onlangs in het Israelische dagblad Israel Hayom – dat algemeen wordt gezien als een spreekbuis van Netanyahoe – er bij de leiders van de Golfstaten op aangedrongen hun invloed aan te wenden om het Palestijnse leiderschap in de richting van ‘gematigdheid en volwassenheid’ te pushen. In dit verband wees hij op ‘het vervangen van de UNRWA door andere humanitaire financieringsroutes’.
uit de geschiedenis gewist
Of het zover zal komen, zal voor een groot deel afhangen van de vraag of Israel in staat zal zijn druk uit te oefenen op de nieuwe Amerikaanse regering onder leiding van Joe Biden om verder te gaan op de eerder door Trump ingeslagen weg. Eind november riep Ron Prosor – voormalig Israelisch ambassadeur bij de VN en een doorgewinterde diplomaat – Biden op om de nieuwe, harde aanpak van de UNRWA voort te zetten.
Zoals het bericht in Le Monde suggereert, zal de steun van de Golfstaten van doorslaggevend belang zijn of Israel erin zal slagen de UNRWA en de rechten van de Palestijnse vluchtelingen teniet te doen.
Netanyahoe windt geen doekjes om zijn benadering van internationale betrekkingen. In een tweet uit 2018 stelde hij in dit verband: ‘De zwakken kwijnen weg, worden afgeslacht en worden uit de geschiedenis weggewist, terwijl de sterken – goedschiks of kwaadschiks – overleven. De sterken worden gerespecteerd en allianties worden tussen de sterken gesloten. En uiteindelijk wordt er vrede tussen de sterken gesloten.’
De enige troef die Palestijnse vluchtelingen hebben, is de UNRWA – een VN-organisatie – die al ruim zeven decennia voor hun rechten opkomt. Hef deze op en de weg komt vrij voor het uitwissen van de Palestijnse vluchtelingen uit de geschiedenis.
bron: Middle East Eye (Londen), 7 januari 2021
Jonathan Cook is een Brits auteur en freelance journalist te Nazareth; hij is auteur van Blood and Religion: The Unmasking of the Jewish State (2006); Israel and the Clash of Civilisations: Iraq, Iran and the Plan to Remake the Middle East (2008) en Disappearing Palestine: Israel’s Experiments in Human Despair (2008)
vertaling: Aleid Sevenster-Blink
Ahmad al-Bazz & Edo Konrad
De uitbreiding van doorgaande wegen exclusief voor joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever heeft een sleutelrol gespeeld bij de omvorming van de ‘tijdelijke bezetting’ door Israel in een blijvende apartheidsconstellatie.
Terwijl de wereld afgelopen maart nog aan het bijkomen was van de uitbraak van het corona-virus, waren de Israelische autoriteiten druk bezig met een reeks infrastructurele projecten op de bezette Westelijke Jordaanoever. Deze omvatten verdere uitbreiding van de Muur, de bouw van bruggen ten behoeve van joodse kolonisten, het boren van tunnels en het toewijzen van alleen-voor-Palestijnen bestemde wegen op verscheidene locaties ten oosten en zuidoosten van Jeruzalem. Met al deze initiatieven werkt Israel hard aan doorvoering van zijn geografische en demografische visie voor de Westelijke Jordaanoever – en weet zo wat vaak beschreven is als een ‘tijdelijke bezetting’ om te zetten in een permanente apartheidsconstellatie.
Een van deze projecten is de uitbreiding van Route 60 – doorgaans aangeduid met de Tunnelweg – de hoofdweg van Jeruzalem naar het zuiden – naar de joodse nederzettingen tussen Bethlehem en Al-Khalil/Hebron. Het traject Beit Jala-Bethlehem zit daarbij ingeklemd tussen twee gigantische betonnen muren en is alleen bestemd voor voertuigen met gele Israelische kentekenplaten.
De uitbreiding waarmee men een jaar geleden is begonnen en naar verwachting in 2025 gereed is, omvat het toevoegen van twee rijstroken en de bouw van twee nieuwe tunnels, naast de al bestaande. Het doel is om de capaciteit van het autoverkeer te verdubbelen ten behoeve van joodse kolonisten die vanuit het Gush Etzion-blok – even ten zuiden van Bethlehem – naar Jeruzalem reizen. Om de weg te verbreden, legde de Civil Administration – de afdeling van de Israelische bezettingsmacht die het bewind voert over de 2,8 miljoen Palestijnen op de bezette Westelijke Jordaanoever – beslag op ongeveer drie hectare grond van het Palestijnse dorp al-Khader en de stad Beit Jala.
De Tunnelweg is een van de tientallen zogeheten bypass roads die de afgelopen decennia op de Westelijke Jordaanoever zijn aangelegd om ervoor te zorgen dat het kolonistenverkeer Palestijnse steden en dorpen omzeilt. Maar Palestijnen vermijden is niet het enige doel. Cruciaal is dat deze ‘omleidingswegen’ joodse kolonisten in staat stellen efficiënter te pendelen van en naar stedelijke centra zoals Jeruzalem en Tel Aviv, waardoor de joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever nauwer verweven worden met het dagelijkse leven in de Staat Israel. De enorme toename van aanlegde kolonistenwegen –na de ondertekening van de Oslo-Akkoorden [1993] – heeft de groei van de joodse kolonistenpopulatie een sterke impuls gegeven. Omvatte die medio jaren negentig nog iets meer dan 100.000 personen, inmiddels zijn zij met rond 440.000.
De uitbreiding van de Route 60 – onderdeel van het plan van de Israelische regering om de infrastructuur voor het verkeer van joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever te verbeteren en uit te breiden – voltrekt zich in het gebied dat langs de oostelijke rand van de wijk Gilo aan Jeruzalem is toegevoegd. Verder worden er op de Westelijke Jordaanoever in zogeheten C-Gebied – gebied dat zowel onder militaire als administratieve controle van Israel staat – aan de rand van Beit Jala ook wegwerkzaamheden uitgevoerd.
Nu de formele annexatie ‘tijdelijk’ van tafel is, hopen de rechtse joodse kolonisten sluipende annexatie door te zetten en de kolonistenbevolking tot een miljoen uit te breiden. Zoals Daniel Seidemann – een Israelische advocaat die gespecialiseerd is in de geopolitiek van Jeruzalem – uitlegt, zijn de infrastructurele projecten ‘erop gericht om de Groene Lijn [tussen 1948 en 1967 de ‘grens’ tussen Israel en de Westelijke Jordaanoever; red.] uit te wissen en de joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever bij Israel te voegen’.
Volgens de Moriah Jerusalem Development Corporation – een organisatie die door de gemeente Jeruzalem is opgericht om infrastructuur in de stad te ontwikkelen – is de verwachting dat het project waarvan de kosten rond 250 miljoen euro bedragen, het autoverkeer van Israelische staatsburgers tussen Jeruzalem en de joodse nederzettingen op de zuidelijke Westelijke Jordaanoever, zoals Gush Etzion, Efrat, Kiryat Arba en andere zal bevorderen.
De gesimuleerde promotievideo van Moriah toont uitsluitend Israelische voertuigen die over de zojuist verbrede weg rijden, zonder dat er iets te zien is van de aangrenzende Palestijnse steden die aan het oog onttrokken zijn door muren aan weerzijde van de weg. Hoewel de Tunnelweg in de jaren negentig is aangelegd op van Palestijnen in beslag genomen grond, is de weg verboden voor Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, met uitzondering van Palestijnse inwoners van geannexeerd Oost-Jeruzalem, die in voertuigen met gele kentekenplaten –dat wil zeggen dat deze in Israel geregistreerd staan – mogen rijden
Volgens het Applied Research Institute (ARIJ) – een Palestijnse NGO die rapporteert over joodse nederzettingenactiviteiten op de Westelijke Jordaanoever – is het belangrijkste doel van de weg om Beit Jala en Bethlehem te mijden. Daarmee is joodse kolonisten van Gush Etzion en het gebied rond Al-Khalil/Hebron vanuit het zuidwesten een toegang tot Jeruzalem verschaft zonder Palestijnen tegen te hoeven komen. In het verleden konden Palestijnen vrijelijk reizen tussen Bethlehem en Jeruzalem. Inmiddels is Bethlehem grotendeels door de Muur omsloten.
bannelingen verbannen
Het verhaal van de weg gaat terug tot juli 1948, toen Israelische troepen ongeveer 45 Palestijnse dorpen in het gebied rond Jeruzalem veroverden. Duizenden Palestijnen werden verdreven, anderen vluchtten naar het gebied dat de Westelijke Jordaanoever zou worden.
Ongeveer 15.000 van deze vluchtelingen vestigden zich in het Dheisheh vluchtelingenkamp, gebouwd in 1949 net ten zuiden van Bethlehem, direct naast de weg die Jeruzalem, Bethlehem en Al-Khalil/Hebron met elkaar verbindt. Toen Israel in 1967 met de bezetting van de Westelijke Jordaanoever zijn koloniale project in Palestina uitbreidde, zijn de Israelische autoriteiten plannen gaan opstellen om joodse kolonisten een veilige doortocht te bieden naar hun nederzettingen in de Al-Khalil/Hebron-regio en het zuiden van Bethlehem. In het verleden zijn Israeli’s die van Route 60 gebruik maakten vaak bekogeld met stenen en molotovcocktails. Die werden naar hen gegooid door de Palestijnse vluchtelingen die Israel het recht op terugkeer had ontzegd.
‘Het Israelische leger belemmerde ons de toegang tot de hoofdweg door op één na alle uitgangen [met betonblokken of zandhopen] af te sluiten,’ zegt Haitham Abu Ajameya (49), een inwoner van Dheisheh wiens familie tijdens de Nakba [de Catastrofe van 1948; red.] uit Mighallis, een dorp ten westen van Jeruzalem, is verdreven.
Abu Ajameya herinnert zich hoe het Israelische leger een hek rond Dheisheh plaatste en tussen 1986 en 1995 verhinderde dat vluchtelingen uit het kamp van de weg gebruik konden maken. ‘Alleen UNRWA-personeel mocht in- en uitrijden. Vluchtelingen moesten te voet het kamp ingaan of verlaten, nadat bij de tourniquets door soldaten hun identiteit was gecontroleerd,’ herinnert hij zich.
Bewoners van het kamp herinneren zich voorts dat de Israelische bezettingsmacht van plan was om enkele woonblokken in Dheisheh te slopen om zo een bufferzone van 30 meter tussen het kamp en de autoweg te creëren die Israelische passanten zou beschermen. Dat plan is echter nooit van de grond gekomen, omdat de Israelische autoriteiten nadien voor een andere aanpak hebben gekozen.
Eind jaren tachtig informeerde het Israelische leger Palestijnen die aan de westelijke rand van Beit Jala woonden dat hun huizen zouden worden afgebroken, ook al waren die gebouwd met toestemming van de militaire autoriteiten. De reden was dat Israel had besloten de weg Jeruzalem-Bethlehem-Al-Khalil/Hebron te verleggen, zodat Israelische burgers niet langer langs het Dheisheh-kamp hoefden te rijden.
‘Men vertelde ons dat er op onze grond een nieuwe weg zou worden aangelegd,’ zegt Nasim Duqmaq, een van de bewoners van de huizen die op de nominatie stonden om te worden gesloopt. Hoewel de advocaat van Duqmaq erin slaagde dat te voorkomen, is het project als zodanig nadien niet afgeblazen.
Tegenwoordig loopt zuidelijk van de weg een tunnel pal onder het huis van Duqmaq door. Zo kunnen Israelische voertuigen van en naar Jeruzalem Bethlehem mijden. Na het verlaten van de tunnel komt men op een ommuurde brug hoog boven Beit Jala en Bir-Onah, waarvan de bewoners zelf geen gebruik mogen maken. De brug geeft Israelische voertuigen vervolgens toegang tot de noordelijke tunnel, op de weg naar Jeruzalem.
Tijdens de Tweede Intifada [vanaf 2000] bouwde het Israelische leger een controlepost bij de toegang tot de weg, zodat de Palestijnen deze niet konden gebruiken om naar Jeruzalem te reizen. De controlepost staat er nog steeds, ondanks het feit dat het stenengooien naar Israelische auto’s allang tot het verleden behoort. Zelfs Palestijnen met een reisvergunning kunnen alleen te voet naar Jeruzalem afreizen via speciaal voor hen opgerichte controleposten.
Nadien is de praktijk om wegen ten behoeve van joodse kolonisten om te leiden steeds vaker toegepast. Inmiddels zijn er tientallen van dergelijke wegen aangelegd die zo het verkeer van joodse kolonisten over de Westelijke Jordaanoever vergemakkelijken.
de levensaders van de joodse nederzettingen
De Tunnelweg is slechts één voorbeeld van de vele manieren waarop Israel de apartheidsstatus op de Westelijke Jordaanoever verankert. Hoewel het ‘vredesplan’ van Trump – dat annexatie door Israel van grote delen van de Westelijke Jordaanoever mogelijk zou maken – vooralsnog niet van de grond is gekomen, is door de Israelische regering in achterliggende decennia naar een reeks methoden gegrepen om steeds meer Palestijnse grond te annexeren.
Zoals door mensenrechtenorganisaties – onder meer in een recent rapport van [het Israelische] Breaking the Silence en het Israeli Center for Public Affairs – is aangetoond, heeft de aanleg van autowegen – vooral de bypass roads – een centrale rol gespeeld bij de kolonisatie van Palestijns grondgebied door Israel.
In de jaren zeventig besefte Israel dat het aanleggen van speciale wegen ten behoeve van joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever de sleutel was om hen in verbinding te brengen met de grootstedelijke gebieden van Israel. Toen de Oslo-Akkoorden Palestijnse stedelijke gebieden – zoals Bethlehem en het Dheisheh vluchtelingenkamp – bestempelden als A-Gebied dat nominaal onder controle van het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) staat – besloot de Israelische regering krachtiger te gaan investeren in bypass roads, om er zo voor te zorgen dat joodse kolonisten in C-Gebied onbelemmerd de Westelijke Jordaanoever kunnen doorkruisen.
De bypass roads maakten ook een snelle suburbanisatie van de joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever mogelijk – vooral rond Jeruzalem – door middel van een ‘volledig gescheiden infrastructuur’, zoals Breaking the Silence het noemt. Volgens berichten die in december in de media circuleerden, werkt Israel momenteel aan verscheidene nieuwe bypass roads, waaronder een die het vluchtelingenkamp Al-Aroub – halverwege tussen Bethlehem en Al-Khalil/Hebron – moet mijden. Voorts nog aan een autoweg die het Palestijnse stadje Huwwara vlakbij Nabloes moet vermijden.
Ondanks de jarenlange investering van Israel in de infrastructuur van de Westelijke Jordaanoever, vinden de kolonistenleiders dat de regering niet genoeg geld investeert in het daadwerkelijk vergroten van de kolonistenpopulatie in het gebied. De macht van de joodse kolonisten is de afgelopen vijf jaar sterk gegroeid, mede dankzij de regering-Trump die Israels expansiedrift heeft aangewakkerd. Dit heeft hen ertoe aangezet – en krachtig gesteund door protesten en zelfs een hongerstaking op de stoep van de residentie van de premier in Tel Aviv – om meer geld voor infrastructuur te eisen. De protesten hadden hun uitwerking en het leiderschap van de kolonisten kreeg in één kalenderjaar rond 50 miljoen euro toegewezen.
Die investeringen bereikten dit jaar een hoogtepunt, toen minister van Transport Miri Regev een grootschalig infrastructureel project aankondigde dat tegen 2045 voltooid moet zijn en dat moet resulteren in een uitgebreid netwerk van wegen door Palestina-Israel, exclusief voor Israelische staatsburgers. Het geeft chauffeurs de mogelijkheid om te reizen zonder een Palestijns woonoord van nabij te passeren of zelfs maar te zien.
Regev sprak bij de lancering van het project over ‘een opwindende dag voor zowel de nederzettingen als voor de Staat Israel, die bouwt en bouwt in alle delen van het thuisland’. De minister zei voorts dat het plan een ‘holistische visie’ geeft op ‘een toekomstig ontwikkelingsplan voor de regio’.
Hoewel niet duidelijk is of het project in zijn geheel zal worden uitgevoerd, vinden er nu al grootschalige bouwactiviteiten plaats rond Jeruzalem, bedoeld om het autoverkeer van joodse kolonisten te vergemakkelijken. Daaronder een project in de nabij gelegen joodse nederzetting Ma’ale Adumim, waar Israel van plan is 19.000 nieuwe wooneenheden te bouwen, het gebied af te sluiten voor Palestijns autoverkeer en het voor joodse kolonisten mogelijk te maken om naar Jeruzalem te reizen zonder ook maar een enkele controlepost te hoeven passeren.
bron: +972 Magazine (Tel Aviv), 31 december 2020
Ahmad al-Bazz is journalist en documentairemaker, gevestigd in Nabloes op de Westelijke Jordaanoever; Edo Konrad is hoofdredacteur van +972 Magazine en woont in Tel Aviv
vertaling: Marijke Kruyt