de Juni-Oorlog van 1967

De Juni-Oorlog van 1967 was een aanvalsoorlog van Israel met als inzet territoriale expansie en militaire hegemonie in de regio.

Op 5 juni 1967 lanceerde Israel – na weken van opgelopen politieke spanningen en militaire schijnbewegingen en voorts enkele korte treffens tussen Israelische en Syrische gevechtsvliegtuigen – een offensief tegen zijn buurlanden Egypte, Syrië en Jordanië. In een korte oorlog – van 5 tot 10 juni (zes dagen) – heeft Israel hen een zware militaire nederlaag weten toe te brengen.

Ondanks de korte duur van de oorlog waren de verliescijfers hoog: aan Arabische zijde vielen rond 12.000 doden en 30.000 gewonden; Israel telde 779 doden en 2563 gewonden.

Net als in 1948 resulteerde de oorlog in een groot aantal Palestijnse vluchtelingen: rond 300.000 personen (bovenop de 750.000 uit de jaren 1948-1949).

Velen van hen kwamen terecht in vluchtelingenkampen – die in veel gevallen uitgegroeid zijn tot wat oogt als stadswijken – in en buiten Palestina. Die worden gerund door de in 1949 opgerichte United National Relief and Works Agency for Palestine Refugees (UNRWA), met financiële steun van vooral Arabische en Westerse staten. Door natuurlijke aanwas is het aantal Palestijnse vluchtelingen in de achterliggende driekwart eeuw toegenomen tot rond 6 miljoen personen – de helft van het totaal aantal Palestijnen.

Al-Naksa
De Palestijnen duiden de Juni-Oorlog – die letterlijk en figuurlijk over hun hoofden is uitgevochten – aan met Al-Naksa (de Terugslag; niet te verwarren met Al-Nakba, de Catastrofe van 1948).

In de Juni-Oorlog schaarden Europese staten zich in meerdere (Nederland) of mindere mate achter Israel. Uitzondering was Frankrijk, dat Israels ‘preventieve aanval’  (zie onder) sterk bekritiseerde. Dat leidde ertoe dat Parijs zijn tot dan toe nauwe betrekkingen met Israel, onder meer op het gebied van wapenleveranties, verbrak. Tegelijk is door Parijs een diplomatieke opening naar Arabische staten gemaakt.

territoriale expansie-agenda
In het Westen bestaat vrij algemeen het beeld dat Israel in juni 1967 door een aantal oorlogszuchtige Arabische buurstaten in zijn voortbestaan werd bedreigd. Israel zou niet hebben afgewacht en hun een ‘preventieve militaire slag’ hebben toegebracht.

Zoals zo vaak hebben wij hier te maken met een door Israel en zijn pleitbezorgers in omloop gebrachte mythe. Want in werkelijkheid ging het om een aanvalsoorlog van Israel met als inzet territoriale expansie en militaire hegemonie in de regio.

In een recente publicatie wijst de Israelische historicus Ilan Pappé erop, dat Israelische leiders – zowel militairen als politici – het kort na de oorlog van 1948-1949 als een gemiste kans van historische dimensie zagen dat Israel toen niet ook de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza – kortom 100 procent van het voormalige Mandaatgebied Palestina – in bezit had genomen. Pappé baseert zich daarbij op door hem bestudeerde archiefstukken.

Een hinderpaal was destijds de geheime overeenkomst met koning Abdallah van Trans-Jordanië (later Jordanië) geweest. In ruil voor een terughoudende opstelling in de op handen zijnde confrontatie tussen zionistische strijdgroepen – nadien de Israelische Strijdkrachten – en enkele Arabische staten, zou Trans-Jordanië zich de Westelijke Jordaanoever, inclusief de Haram al-Sharif in Oost-Jeruzalem, kunnen toe-eigenen (waarna het woord ‘Trans’ uit de naam van het land geschrapt kon worden).

Na 1948-1949 moesten de voorstanders van volledige verovering van Palestina zich tevreden stellen met 78 procent van het grondgebied. Nadien is men echter blijven zoeken naar een kans en voorwendsel om de resterende 22 procent alsnog in bezit te nemen.

Bij twee gelegenheden – in 1958 en in 1960 – is door hen erop aangedrongen om tot militaire actie over te gaan. De toenmalige premier David Ben-Goerion wist dit evenwel tegen te houden – niet uit principe, maar omdat hij de internationaal politieke repercussies ervan vreesde. Ook werden door hem de demografische consequenties gevreesd. Ruim tien jaar eerder was door toedoen van een campagne van etnische zuivering de demografische balans sterk in het voordeel van de joodse bevolkingsgroep doorgeslagen. (zie: Pappé, Ilan, Ten Myths about Israel; Londen: Verso, 2017; Hoofdstuk 6, ‘The June 1967 War Was a War of “No Choice” ’; pp. 68-81)

Voorts zal Ben Goerion niet vergeten zijn dat Israel onder grote Amerikaanse druk na de Suez-Oorlog van 1956 – waarbij Israel samen met Groot-Brittannië en Frankrijk een grootschalig militaire offensief tegen Egypte ontketende – het veroverde Schiereiland Sinaï en de Strook van Gaza moest ontruimen.

aanvalsoorlog
Voor Israel deed zich in 1967 de kans voor om alsnog de volledige controle over het grondgebied van Palestina te verkrijgen.

In juni van dat jaar is een uit de hand gelopen verbale escalatie tussen Egypte, Syrië en Israel – de Palestijnen stonden buiten spel – kracht bijgezet met militaire schijnbewegingen langs de grenzen (zie onderstaande citaten van Israelische militairen en politici). Daarmee is een politieke en militaire constellatie ontstaan, die Israel de kans bood om alsnog het resterende deel van Palestina in bezit te nemen. Daartoe is door Israel een grootschalige militaire aanval in gang gezet.

Alain Gresh – Midden-Oostenspecialist, tot zijn pensionering redacteur van Le Monde Diplomatique (Parijs) en thans directeur van de Midden-Oosten-site Orient XXI (Parijs) – analyseert de gebeurtenissen in juni 1967 in termen van een aanvalsoorlog van Israel:

Op basis van archieven en uitspraken van Israelische generaals [zie onder] weten wij dat zij geen moment hebben gedacht dat zij met vernietiging werden bedreigd ! Het ging om een oorlog die Israel heel lang had voorbereid met als doel om [Oost-]Jeruzalem en de rest van historisch Palestina te veroveren. (bron: Pierre Barbancy, ‘“[Alain Gresh] Une agression planifiée depuis longtemps par Israël” – entretien’; in l’Humanité (Parijs) van 7 juni 2017)

Over Israels offensieve militaire doctrine verklaarde zijn minister van Defensie, generaal Moshe Dayan, in april 1967 – twee maanden vóór het uitbreken van de Juni-Oorlog:

The Israeli army is called a defensive force, but it is not a defensive army. The Sinai campaign [1956], the reprisal acts, and the raids across the border were purely offensive operations, and were of decisive value. Not only the actions which were actually carried out, but also the IDFs prevailing conception is offensive. To put it simply: the IDF is  a characteristically offensive army as regards to theory, planning and execution, in body and spirit.’ (geciteerd door Ami Gluska, The Israeli Military and the Origins of the 1967 War – Government, armed forces, and defence policy, 1963-1967; New York: Routledge, 2007; p. vi)

Ter illustratie nogmaals het woord aan generaal Moshe Dayan, die enkele jaren vóór zijn dood – op basis van geheimhouding – tegenover een Israelische journalist sprak over de stelselmatige provocaties van Israel richting Syrië vóór het uitbreken van de Juni-Oorlog (pas na Dayans dood in 1981 heeft hij deze openbaar gemaakt):

Moshe Dayan, the celebrated commander who, as Defense Minister in 1967, gave the order to conquer the Golan … [said] many of the firefights with the Syrians were deliberately provoked by Israel, and the kibbutz residents who pressed the Government to take the Golan Heights did so less for security than for the farmland … [Dayan stated] ‘They didn’t even try to hide their greed for the land … We would send a tractor to plow some area where it wasn’t possible to do anything, in the demilitarized area, and knew in advance that the Syrians would start to shoot. If they didn’t shoot, we would tell the tractor to advance further, until in the end the Syrians would get annoyed and shoot. And then we would use artillery and later the air force also, and that’s how it was …’. (bron: The New York Times van 11 mei 1997)

aanvalsoorlog openlijk toegegeven
Na de oorlog is door Israelische leiders toegegeven dat Egypte zich in het voorjaar van 1967 niet opmaakte voor een aanval op Israel. Zo verklaarde de toenmalige opperbevelhebber van de Israelische Strijdkrachten, generaal Yitzhak Rabin, een half jaar na de oorlog in een interview met het Franse dagblad Le Monde:

I do not think Nasser wanted war. The two divisions he sent to The Sinai would not have been sufficient to launch an offensive war. He knew it and we knew it. (bron: Le Monde (Parijs) van 28 februari 1968)

Generaal Ezer Weitzman, in 1967 de commandant van de Luchtmacht, verklaarde vijf jaar na de oorlog:

[There was] no threat of destruction. (bron: Ha’aretz (Tel Aviv) van 29 maart 1972)

En premier Menachem Begin stelde 15 jaar na dato in een toespraak:

In June 1967, we again had a choice. The Egyptian Army concentrations in the Sinai approaches do not prove that Nasser was really about to attack us. We must be honest with ourselves. We decided to attack him. (bron: Israel Ministry of Foreign Affairs: 55 Address by Prime Minister Begin at the National Defense College; August 8, 1982)

‘zuiverheid der wapenen’ (IDF-adagium)
Onder de Arabische doden waren Palestijnse en Egyptische krijgsgevangenen (onder hen ook civiele functionarissen), die standrechtelijk door de Israelische Strijdkrachten (IDF) zijn geëxecuteerd. De cijfers lopen uiteen van ‘honderden’ tot ‘1000’ (ongetwijfeld behoren dezen tot de – let op – 5000 ‘vermisten’ aan Egyptische zijde, in een oorlog die slechts zes dagen heeft geduurd).

De zaak kwam aan het rollen, nadat in 1995 in het door Israel ontruimde Schiereiland Sinai, bij de stad El-Arish, twee massagraven waren ontdekt (later zijn er elders andere gevonden):

Aryeh Yitzhaki, a mainstream historian, states that ‘in the Six Day [June 1967] War the IDF killed approximately 1,000 Egyptian soldiers who had ceased functioning as a fighting force’. Apparently, [Benjamin Ben-] Eliezer’s Shaked unit [verkenningseenheid] was responsible for one-third of those murders, which occurred during an operation called ‘Gazelle Hunt’ because the IDF slaughtered the soldiers as they retreated (Ha’aretz, August 17, 1995). [Benjamin Ben-Eliezer bekleedde nadien diverse ministersposten in regeringen met de Arbeid(er)spartij; zo was hij van 2001-2002 minister van Defensie; red.] Bron: Katherine M. Metres, ‘As Evidence Mounts, Toll of Israeli Prisoner of War Massacres Grows’; in: Washington Report on Middle East Affairs, February-March 1996 (p. 17 & pp. 104-105)

Uit de mond van een dienstplichtige Israelische soldaat zijn de volgende uitspraken opgetekend:

Gabby Bron reports what he saw on 8 June 1967 while on reserve service at the airport in El-Arish in the Sinai.

That morning he witnessed Egyptian POWs [Prisoners Of War] being executed after a ‘court martial’. It was explained to them that those killed were Palestinian ‘Fedayin’ fighters from Gaza who had disguised themselves as soldiers in order to escape from the Israeli forces. He reports that about 150 POWs were being held in an open building serving as a cover for airplanes. They were densely crowded and sitting on the ground with their hands on the back of their necks.

Next to the prison compound and guarded by military police two uniformed Israeli soldiers sat at a table. Every few minutes the military police took one of the POWs from the prison compound and escorted him to the table. After a short conversation which he was unable to hear the POW was escorted to a place behind the building.

Bron followed to investigate. The POW was given a shovel and ordered to dig a pit. When he had finished the Israeli soldier had him throw out the shovel and then he shot the POW, à la Nazis. As other POWs arrived they were ordered into the pit then shot dead. Bron said he watched about 10 such murders before he was chased away by Colonel Eshel the commander of the communication battalion of the brigade.

bron: Gabby Bron, ‘Egyptian POWs Ordered to Dig Graves, Then Shot by Israeli Army’; in: Yediot Ahronot, August 17, 1995 [uit het Hebreeuws vertaald door Israel Shahak en afgedrukt in From the Hebrew Press, October 1995]

Op basis van getuigenissen van Israelische militairen is daarvan eveneens in de oorlogen van 1948-1949 en 1956 (Suez-Oorlog) sprake geweest.

beeldvorming
Na 1967 heeft Israel met succes in met name het Westen de aanduiding ‘Zesdaagse Oorlog’ ingang doen vinden. In die naam zitten twee boodschappen verborgen: het heeft Israels Arabische tegenstanders er nadien aan herinnerd, dat Israel minder dan een week nodig had om drie ‘gecombineerde’ Arabische strijdmachten te verslaan; daarnaast is het een flirt richting Bijbelvaste christenen – van oudsher belangrijke pleitbezorgers van Israel: zes dagen werken en de zevende dag rust. Daarom verdient de neutrale term ‘Juni-Oorlog’ de voorkeur (en voor de Arabisch-Israelische oorlog van 1973 de term ‘Oktober-Oorlog’ en niet ‘Jom Kippoer/Ramadan-Oorlog’).

territoriale expansie
In de Juni-Oorlog van 1967 veroverde Israel de resterende 22 procent van het voormalige Mandaatgebied Palestina – de Westelijke Jordaanoever waaronder Oost-Jeruzalem, dat vanaf 1948 in handen van Jordanië was geweest, en de Strook van Gaza die sinds 1948 onder militair bestuur van Egypte had gestaan. Met die verovering verkreeg de Zionistische Beweging/de Staat Israel alsnog de controle over 100 procent van het grondgebied van historisch Palestina.

Veroverd Oost-Jeruzalem – met zijn Haram al-Sharif waarop zich de Aqsa Moskee en de Rotskoepel Moskee bevinden – is twee weken na beëindiging van de oorlogshandelingen de facto geannexeerd (28 juni), door daar de Israelische wetgeving door te voeren (in 1980 is Oost-Jeruzalem formeel geannexeerd).

Aan de voet van de Klaagmuur – een buitenmuur van de Haram al-Sharif die door joden met de Tempelberg wordt aangeduid, waar de in 70 CE door de Romeinen verwoeste Tweede Tempel zou hebben gestaan – is direct na de verovering de 770 jaar oude Mughrabi (Marokkaanse) wijk met de grond gelijk gemaakt. Inclusief de Sheikh Eid Moskee die uit de dagen van veldheer en tegenstander van de Kruisvaarders Salahudin (Saladin) al-Ayubi dateerde. Met de sloop van de Mughrabi wijk – die de 650 Palestijnse bewoners dakloos maakte – is een groot plein gecreëerd, waar religieuze joden komen bidden en nationalistische festiviteiten plaatsvinden.

Behalve de Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem) en de Strook van Gaza bezette Israel ook nog het Schiereiland de Sinaï (Egypte) en de Hoogvlakte van Golan (Syrië). Deze laatste is in 1980 door Israel formeel geannexeerd.

méér dan bezetting: kolonisatie !
Israels ambities inzake territoriale expansie zijn spoedig vormgegeven. Zo presenteerde een lid van het Israelische kabinet, oud-generaal Yigal Allon, op 26 juli – anderhalve maand na beëindiging van de oorlogshandelingen – een plan voor de toekomstige status van de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza. Hoewel dit zogeheten Allon Plan door de Israelische regering nooit formeel is overgenomen, is het de blauwdruk gaan vormen voor de kolonisatie- & voldongen-feiten-politiek, die de daaropvolgende decennia – heimelijk door regeringen van de sociaaldemocratische Arbeid(er)spartij, openlijk door regeringen van de rechts-radicale Likoed – is doorgevoerd

In grote lijnen kwam dit plan erop neer dat Israel een strook van 10-15 km breed langs de Rivier de Jordaan evenals het gebied ten zuiden daarvan, tot aan Jeruzalem, annexeerde. Datzelfde gold voor het zuidelijke deel van de Strook van Gaza. In de geannexeerde gebieden zouden joodse nederzettingen gebouwd moeten worden om de aanspraken daarop permanent te maken, vooral rond Oost-Jeruzalem dat kort na de oorlog de facto door Israel is geannexeerd (in 1980 is dat formeel gebeurd). Op basis van dit plan zou uiteindelijk een derde van het grondgebied van de Westelijke Jordaanoever en ruim de helft van de Strook van Gaza door Israel worden geannexeerd. Ter rechtvaardiging werden aanvankelijk naar de buitenwereld toe vooral militair-strategische argumenten aangevoerd (‘Israels wespentaille’, de noodzaak van strategische diepte, enzovoort), nadien zijn religieus-ideologische (bijbelse) aanspraken gaan domineren.

Op basis van het Allon-Plan vestigden zich na 1967 joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza. Daarmee schond Israel de Vierde Conventie van Genève, die het een bezettende mogendheid verbiedt om de eigen bevolking in bezet gebied te vestigen. Schending van de Vierde Conventie van Genève is een oorlogsmisdaad. Binnen 10 jaar ging het daarbij al om rond 50.000 joodse kolonisten, verspreid levend in 46 joodse nederzettingen; in 1987 bedroegen de cijfers respectievelijk 170.000 en 123 en in 1997 respectievelijk 320.000 en 141. De helft van hen woont in een gordel van joodse nederzettingen rond Oost-Jeruzalem. In 2017 is hun aantal opgelopen tot rond 600.000 – ofwel 10 procent van het joodse bevolkingsdeel van Israel.

Ondanks een reeks veroordelende resoluties door de jaren heen door de VN-Veiligheidsraad en door het overgrote deel van de lidstaten van de VN, heeft het tot 9 juli 2004 moeten duren, voordat het hoogste rechtsorgaan in de wereld – het Internationaal Gerechtshof in Den Haag dat onderdeel is van de Verenigde Naties – het van toepassing zijn van de Vierde Conventie van Genève met betrekking tot de joodse nederzettingen in de vorm van een Advies heeft bevestigd. Maar ook nadien heeft de internationale gemeenschap, waaronder de diverse  Europese staten, nagelaten om op basis hiervan in VN-verband stappen tegen Israel te zetten. Dat heeft niet alleen ernstig voor de Palestijnen uitgepakt, ook de internationale rechtsorde is daarmee een zware slag toegediend.

Ook de (Syrische) Hoogvlakte van Golan wordt sinds 1967 intensief gekoloniseerd: verspreid over zo’n 30 joodse nederzettingen hebben zich daar inmiddels hebben rond 20.000 joodse kolonisten gevestigd.

militaire hegemonie: Fort Israel
Met de overwinning in de Juni-Oorlog wist Israel zijn militaire hegemonie in de regio te vestigen. ‘Afschrikking’ (deterrence) en ‘preventieve aanvallen’ (pre-emptive strikes) zijn daarbij de centrale elementen van zijn militaire doctrine (later aangevuld met hightech-oorlogvoering).

diplomatie
Op 22 november, enkele maanden na beëindiging van de oorlogshandelingen, nam de Veiligheidsraad van de VN Resolutie 242 aan, die sedertdien op het diplomatieke niveau uitgangspunt vormt voor de opstelling van Europese staten in de Kwestie Palestina. De resolutie is in de ogen van Palestijnen en veel andere Arabieren omstreden. Want bij het opstellen van de tekst slaagden Israelische diplomaten er achter de schermen in de bewoordingen zodanig te laten zijn, dat Israel er de ruimte in vond zijn lang gekoesterde territoriale ambities te verwezenlijken (tot dan toe slechts openlijk uitgesproken door  revisionistische zionisten).

Zo luidt Artikel 1, lid a van de resolutie, dat voor het bereiken van ‘een rechtvaardige en duurzame vrede in het Midden-Oosten’ voldaan moet worden aan het volgende beginsel: ‘Terugtrekking van de Israelische strijdkrachten uit de gebieden die tijdens het jongste conflict zijn bezet’. Daarbij staat in de Engelse versie van de tekst het bepalend lidwoord ‘de’ niet, in de Franse versie wèl: ‘withdrawal of Israeli armed forces from territories occupied in the recent conflict’, respectievelijk ‘retrait des forces armées israéliënnes des territoires oc­cupés lors du récent conflit’ . Kortom, terugtrekking uit bezet gebied (Engelse versie) of terugtrekking uit al het bezette gebied (Franse versie). Israel is vanzelfsprekend steeds van de Engelse versie uitgegaan. Omdat echter in de preambule van de resolutie – in lijn met het VN-Handvest – gesproken wordt over ‘de ontoelaatbaarheid van het verwerven van gebied door middel van het voeren van oorlog’, is alleen de Franse versie van toepassing. Door de resolutie onder Hoofdstuk 6, en niet onder Hoofdstuk 7 van het VN-Handvest te laten vallen, heeft de internationale gemeenschap – waaronder de permanente leden van de Veiligheidsraad, Groot-Brittannië en Frankrijk – er bovendien welbewust gekozen om niet de volledige terugtrekking van Israel via de VN af te dwingen (een resolutie onder Hoofdstuk 7 geeft de Veiligheidsraad een mandaat in handen om in laatste instantie gewapenderhand in te grijpen).

Het bereiken van een duurzame regeling beperkte zich kennelijk tot Israel en de Arabische staten. Want de Palestijnen worden in de resolutie niet genoemd. Er wordt slechts gesproken over het vinden van ‘een rechtvaardige oplossing’ van ‘het vluchtelingenvraagstuk’.

De Verenigde Staten, onder de indruk van de snelle en overweldigende nederlaag die de Israelische strijdkrachten hun Arabische tegenstanders wisten toe te brengen, zijn Israel gaandeweg gaan zien als een belangrijke militair-strategische factor in de regio. Toegenomen militaire samenwerking mondde in november 1981 uit in de Amerikaans-Israelische Overeenkomst inzake Strategische Samenwerking. Ook op het diplomatieke vlak trokken de Verenigde Staten na 1967 de zaken naar zich toe ten koste van de VN en de diverse Europese staten.

zie ook de sub-dossiers ‘Diplomatie’ en ‘Oslo’