2 % 1917
7 % 1947
54 % 1947
78 % 1948
100 % 1967
100 % 1967
Wij weten niet hoe het conflict tussen Israel en de Palestijnen zal eindigen – wèl wanneer het begonnen is.
1897 Tijdens het Congres van Bazel (Zwitserland) besluit de Zionistische Beweging van Theodor Herzl zijn zinnen te zetten op de vestiging van een Joodse Staat in Palestina. Het gebied maakt – met andere regio’s van het Midden-Oosten – dan al enkele eeuwen deel uit van het Turks-Osmaanse Rijk.
1917 In een schrijven – de zogeheten Balfour Declaration – van de Britse minister van Buitenlandse Zaken Lord Arthur James Balfour aan Lord Lionel Walter Rothschild van de Zionist Federation, verklaart de Britse regering: His Majesty’s Government view with favour the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people, and will use their best endeavours to facilitate the achievement of this object, it being clearly understood that nothing shall be done which may prejudice the civil and religious rights of existing non-Jewish communities in Palestine [sic], or the rights and political status enjoyed by Jews in any other country.
De bevolking van Palestina bestaat dan in overgrote mate uit Palestijnen (of Palestijnse Arabieren).
1918 Na de ondergang van het Turks-Osmaanse Rijk krijgt Groot-Brittannië het Mandaatgebied Palestina in handen en staat immigratie toe van joden uit onder meer Europa en de Verenigde Staten. De joodse kolonisten bouwen in Palestina een parallelle samenleving op, die de grondslag voor een te vormen Joodse Staat moet vormen. Niet onverwacht stuit de instroom van joodse kolonisten (uit het wereldwijd koloniserende Westen) en hun activiteiten op verzet van de autochtone Palestijnse bevolking. Dit verzet – waaronder de algemene staking van 1936-1939 – wordt door de Britse bezettingsmacht met grof geweld beantwoord (daarbij veelal gesteund door – door de Britten opgeleide – joods-zionistische milities).
1947 Na een reeks terroristische aanslagen door rechts-extremistische zionistische milities tegen de Britse bezettingsmacht, besluit het verzwakt uit de Tweede Wereldoorlog gekomen Groot-Brittannië zich uit Palestina terug te trekken. De regering in Londen draagt daarbij de zaken over aan de Verenigde Naties. Deze stellen vervolgens een zogeheten Verdelingsplan op (1947), waarbij Palestina opgedeeld wordt in een Joodse en een ‘Arabische’ staat. Hoewel joodse kolonisten in dat jaar slechts één derde van het totaal aantal inwoners van Palestina vormen en 7 procent van de grond bezit hebben, krijgt de te vormen Joodse Staat op basis van het Verdelingsplan 54 procent van het grondgebied van Palestina toegewezen. De resterende 46 procent valt toe aan de te vormen ‘Arabische’ staat. Jeruzalem zal onder internationaal bestuur komen. Dit plan dat over de hoofden van de Palestijnen is opgesteld, wordt door hen resoluut afgewezen – waarbij zij zich gesteund weten door een overweldigende steun vanuit de Arabische wereld.
1948 Unilaterale proclamatie van de Staat Israel.
1947-1949 Escalatie van het geweld tussen joodse kolonisten en Palestijnen. Daarbij vinden vele duizenden Palestijnen de dood. In het kader van een campagne van etnische zuivering door joods-zionistische strijdgroepen – op basis van het zogeheten Plan Dalet – en als gevolg van oorlogsgeweld worden 750.000 Palestijnen uit hun woonoorden verdreven. Palestijnen spreken over Al-Nakba (de Catastrofe). Israel slaagt er in de loop van de oorlog – waarin zich ook een aantal Arabische staten mengen – in om 78 procent van het grondgebied van het voormalige Mandaatgebied Palestina in handen te krijgen (24 procent méér dan op basis van het Verdelingsplan toegewezen is). Vluchtelingen en hun nakomelingen – anno 2017 rond de helft van het totaal aantal Palestijnen – leven sindsdien verspreid in of buiten een zestigtal vluchtelingenkampen op de Westelijke Jordaanoever, in de Strook van Gaza, in Jordanië, Libanon en in Syrië – of zijn elders in de wereld terecht gekomen. Om de terugkeer van de vluchtelingen te bemoeilijken, gaat Israel er onmiddellijk toe over om rond 500 ontvolkte Palestijnse dorpen en woonwijken met de grond gelijk te maken. Op de puinhopen van veel van de dorpen worden bossen geplant. In VN-resolutie 194 (1948) wordt Israel opgeroepen om de vluchtelingen naar hun woonoorden te laten terugkeren (dit is tevens een voorwaarde die aan Israel wordt gesteld om lid van de Verenigde Naties te kunnen worden). Israel geeft aan VN-resolutie 194 geen uitvoering.
1956 In samenwerking met Groot-Brittannië en Frankrijk voeren de Israelische strijdkrachten een aanval uit op buurland Egypte en veroveren daarbij de Strook van Gaza (evenals het Schiereiland Sinaï). Onder Amerikaanse druk moet de Israelische bezettingsmacht zich enkele maanden later uit beide gebieden terugtrekken.
1964 Oprichting door Arabische staten van de overkoepelende Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO), in een poging om eerder opgekomen Palestijnse verzetsorganisaties in het gareel te houden.
1967 Israel bezet tijdens de Juni-Oorlog de Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem) en de Strook van Gaza – en krijgt daarmee het grondgebied van het voormalige Mandaatgebied Palestina in zijn geheel in handen (ook het Egyptische Schiereiland Sinaï en de Syrische Hoogvlakte van Golan worden door Israel veroverd). In VN-resolutie 242 (1967) wordt Israel opgeroepen zich – in ruil voor vrede – uit het veroverde gebied terug te trekken. Israel doet dat niet en maakt een aanvang met de kolonisatie van genoemde gebieden. Oost-Jeruzalem wordt enkele jaren later formeel geannexeerd (dat geldt eveneens voor de Hoogvlakte van Golan; het Schiereiland Sinaï zal in 1979, in het kader van een vredesregeling met Egypte, door Israel worden ontruimd). De Palestijnen in bezette gebieden komen aan een wreed bezettingsregime bloot te staan. Door de systematische kolonisatie zet zich een proces van onttakeling van de Palestijnse leefomgeving en samenleving in gang. De Palestijnen in Palestina’48 (Israel) zijn inmiddels sinds 1948 onderdrukte, derderangs burgers in eigen land geworden (na de ashkenazim en de sefardim/mizrahim). Ontevreden over de opstelling en de onmacht van de Arabische regimes nemen Palestijnse verzetsorganisaties een jaar later de PLO van binnenuit over. FATAH-leider Yasser Arafat wordt de nieuwe PLO-voorzitter.
1976 Eerste uiting van massaal volksverzet in Palestina’48 (Israel) tegen de voortgaande Israelische politiek van landonteigening: Yom al-Ard (Dag van het Land). Daarbij vallen doden en gewonden. Sindsdien wordt deze gebeurtenis jaarlijks door Palestijnen wereldwijd herdacht.
1982 In een bloedig en verwoestend militair offensief weet Israel de PLO-infrastructuur in Libanon te vernietigen en de PLO-leiding uit Libanon te verdrijven (waarheen zij na de burgeroorlog in Jordanië in 1970 is uitgeweken). Het PLO-hoofdkwartier wordt naar Tunis (Tunesië) verplaatst. In de (nu onbeschermde) Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila (nabij Beiroet) worden rond 2000 Palestijnse burgers – met medewerking en onder het toeziend oog van de Israelische bezettingsmacht – door een christelijke militie afgeslacht.
1987 De Palestijnen in de in 1967 bezette gebieden komen in opstand. Deze wordt aangeduid met (de Eerste) Intifada (Volksopstand) – geweldloos volksverzet met als inzet een eind aan de bezetting en de vorming van een onafhankelijke Palestijnse staat in de in 1967 bezette gebieden, met Oost-Jeruzalem als hoofdstad. Een jaar later wordt vanuit Algiers (Algerije) de Staat Palestina door de PLO-leiding formeel geproclameerd.
1993 Start van het zogeheten Oslo-proces. Op basis van een serie akkoorden tussen Israel en de PLO zal een gefaseerde terugtrekking van de Israelische bezettingsmacht uit een deel van in 1967 bezet gebied doorgevoerd worden. Israel zal in het kader van ‘Oslo’ vooralsnog de directe controle over 60 procent van het grondgebied behouden. In de resterende 40 procent komt het bestuur formeel in handen te liggen van het Palestijns Nationaal Gezag (PNA). FATAH-leider Arafat wordt de president van de PNA. In de praktijk gaat het hier eerder om een hergroepering van de Israelische bezettingsmacht, dan om stappen in de richting van Palestijnse zelfbeschikking en onafhankelijkheid. Temeer omdat Israel na 1993 de kolonisatie – joodse nederzettingen, ‘buitenposten’ (outposts), wegen, tunnels – in verhoogd tempo doorzet in het gebied dat onder zijn directe controle blijft. Het van start gaan van Oslo-proces wordt door Jordanië aangegrepen om – na Egypte in 1979 – met Israel een vredesverdrag af te sluiten (1994).
2000 Omdat de positie van de Palestijnen sinds ‘Oslo’ eerder is verslechterd dan verbeterd en nadat hun verzet daartegen steeds met harde hand door de Israelische bezettingsmacht – daarbij geassisteerd door de veiligheidsdienst van de PNA – is neergeslagen, breekt als reactie daarop opnieuw een volksopstand uit (de Tweede Intifada). Daarop bezet het Israelische leger Israel alle Palestijnse steden die in het kader van de Oslo-akkoorden ontruimd zijn. In confrontaties met het goed uitgeruste Israelische leger zijn aan Palestijnse zijde veel doden en gewonden gevallen.
2002 Op voorstel van Saoedi-Arabië verklaren de Arabische staten zich bereid volledige diplomatieke betrekkingen met Israel aan te knopen, in ruil voor beëindiging van de bezetting van 1967, de vestiging van een Palestijnse staat met Oost-Jeruzalem als hoofdstad, evenals ‘een regeling’ van de kwestie van de Palestijnse vluchtelingen.
2005 Israel evacueert 8000 joodse kolonisten uit de Strook van Gaza (in het gebied wonen dan 1,4 miljoen Palestijnen). Omdat het hier om een unilaterale actie gaat en er geen bevoegdheden worden overgedragen, blijft Israel volkenrechtelijk de bezettende mogendheid. Temeer omdat Israel vervolgens het gebied aan een algehele blokkade onderwerpt, die tot heden van kracht is). Het Internationaal Gerechtshof in Den Haag publiceert een zogeheten Opinie waarin wordt gesteld dat de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza bezet gebied is, waarop bijgevolg de Vierde Conventie van Genève van toepassing is. De joodse nederzettingen daar en ook de Muur waarvan het traject grotendeels over het grondgebied van de Westelijke Jordaanoever loopt, zijn daarmee volkenrechtelijk illegaal (kortom: een schending van de Vierde Conventie van Genève en daarmee een oorlogsmisdaad).
2006 Bij algemene – eerlijk verlopen – verkiezingen op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza komt HAMAS als grootste partij uit de bus. De Verenigde Staten en de Europese Unie kondigen direct sancties tegen de door HAMAS geleide regering af.
2007 De militie van FATAH – de partij van PNA-president Mahmoud Abbas, de opvolger van Arafat na diens dood in 2004 – doet een mislukte poging om met geweld de wettig gekozen HAMAS-regering ten val te brengen. Daarop wordt FATAH door de militie van HAMAS uit de Strook van Gaza verdreven. HAMAS krijgt het daar nadien alleen voor het zeggen. De Westelijke Jordaanoever komt onder de strikte controle van FATAH/PNA te staan.
2008-2009 Eind 2008, begin 2009 ontketenen de Israelische strijdkrachten een bloedig en verwoestend militair offensief tegen de Strook van Gaza.
2012 In dit jaar volgt een tweede grootschalig militair offensief van Israel tegen Gaza.
2014 Voor de derde maal in vijf jaar staat de Strook van Gaza bloot aan een grootschalig militair offensief van Israel. De verliezen aan Palestijnse zijde zijn groter dan ooit en de schaal van de verwoesting is ongekend.